In een interview dat afgelopen week, ik meen in de Groene Amsterdammer, verscheen, zegt Hans Boutellier: “Religieus zijn lukt mij niet meer – het is een gepasseerd station”.
Daarin verschillen wij van elkaar. Mij lukt dat nog wel – misschien juist omdat ik niet in een verzuild Nederland ben opgegroeid, waar je je uit alle macht tegen de alomtegenwoordigheid van religie moest verzetten. De heftigheid en haast irrationele wijze waarmee veel 50+ Nederlanders op religie reageren, lijkt eerder op een post-traumatisch stresssyndroom, dan op de voor Nederland zo bekende pragmatische omgang met vragen en problemen die zich voordoen in het publieke domein. Wat religieuze thema’s betreft is er geen sprake van pragmacratie. Integendeel, in het verzet ertegen zit zelfs een vorm van bezieling.
Goed beschouwd is het seculiere experiment gebaseerd op een wetenschappelijke vergissing, namelijk dat met toenemende welvaart niet alleen Nederland, maar de hele wereld seculier zou worden. De al eerder genoemde secularisatietheorie. Maar niets is minder waar. De seculiere landen in Europa zijn kleine eilandjes omgeven door een oceaan aan religies. Op kop liggen het christendom en de islam. Nu staat het christendom nog aan de top met 2,1 miljard aanhangers, gevolgd door de islam met 1,6 miljard. Maar in 2050, zo luidt de voorspelling, zullen die twee religies qua aantallen dichter bij elkaar liggen met 2,9 miljard christenen en 2,7 miljard moslims. Met hindoes, boeddhisten, joden en nog vele andere kleinere religies erbij zal zo’n 87% van de wereldbevolking religieus zijn. De wereld is booming religieus. De secularisatietheorie was een eurocentrische mythe, die van de veronderstelling uitging dat Europa het centrum van de wereld was. Zo blind kon wetenschap zijn.
En hoe blind is de Schnabel-adviescommissie PlatformOnderwijs2032, die aan staatssecretaris Dekker van onderwijs een voorstel overhandigt over het toekomstig onderwijs in Nederland, waarin religie als vak op school niet voorkomt. Gezien de wereldwijde situatie voeden wij op deze manier wereldvreemde kinderen op. Hoe denk je in een geglobaliseerde wereld te kunnen functioneren, een post op buitenlandse zaken te bekleden, zonder iets af te weten van de religie in dat land?
Nog afgezien van de gevolgen in eigen land: hoe wil je je culturele erfgoed begrijpen, hoe de diverse religieuze achtergronden van kinderen op school, als je geen idee hebt wat een koran en een bijbel zijn, welke praktijken mensen op grond van hun recht op godsdienstvrijheid erop na houden? Als in het toekomstig onderwijs in Nederland geen aandacht is voor religie en levensbeschouwing, heeft het seculiere experiment wat mij betreft gefaald. Dan heeft het namelijk datgene gedaan, wat het de godsdienst heeft verweten: het creëert een systeem dat de eigen visie verabsoluteert en aan de rest van de samenleving oplegt. In plaats van recht te doen aan de verscheidenheid tussen mensen, schept het een nieuw groot verhaal, een eenheidsconcept, waaraan iedereen zich zou moeten onderwerpen: de seculiere samenleving waarin geen ruimte is voor verschil in levensovertuiging, in ieder geval geen ruimte voor religie.
Hopelijk begrijpt u mij niet verkeerd: Ik wil niet terug achter de verworvenheden van het seculiere experiment. Zonder de emancipatiebewegingen die bij dit experiment horen, de tweede feministische golf bijvoorbeeld, had ik hier vanavond waarschijnlijk niet gestaan. Waarmee ik overigens niet wil zeggen dat de emancipatie is voltooid – het seculiere experiment heeft het ‘old boys netwerk’ in stand gehouden – ‘white male privilege’ voert nog steeds de boventoon, het was afgelopen week nog op het journaal: er zijn schrikbarend weinig vrouwen aan de top – en dat verandert maar mondjesmaat: heeft het seculiere experiment op dit punt niet gefaald?
En dat ik hier als theologe sta, heeft alles te maken met de scheuren die vanaf de jaren 60 in de traditionele Westerse theologie kwamen, eveneens door wereldwijde emancipatiebewegingen die tot gevolg hadden dat bevrijdingstheologieën ontstonden, in Latijns-Amerika, Afrika, zwarte theologie in de VS en in Zuid-Afrika, feministische theologie in Noord-Amerika en Europa. Ook de theologie in Nederland heeft afscheid genomen van een christelijke godsdienst, die de modernisering tegenhield. Ik denk dat veel Nederlanders – laag- en hooggeleerd – niet beseffen dat ook religie en theologie zich in de afgelopen 50 jaar in een seculiere context hebben ontwikkeld. Ze zijn niet stil blijven staan. Ook theologie is bij de tijd – ook al probeert zij zich niet te laten gijzelen door de waan van de dag.
Ik kan mijn gelovig-zijn heel goed verbinden met de seculiere verworvenheden en denk juist dat een eigentijdse verbinding tussen die twee ook heel vruchtbaar kan zijn voor de discussie over de toekomst van Nederland. En daarmee kom ik bij het kernstuk van het boek van Hans Boutellier, Het is geen zooitje geworden, maar de bezieling ontbreekt!
Een belangrijke oorzaak voor het ontbreken van die bezieling heeft volgens mij ermee te maken, dat wij samen met de religie, ook de discussie over levensbeschouwelijke waarden achter de voordeur hebben opgesloten. In naam van de scheiding tussen kerk en staat, werd de publieke ruimte gezuiverd van religieuze uitingen. Seculier werd tegenover religieus geplaatst. Hierdoor zijn waarden zoals naastenliefde, de omgang met de ander en met elkaar, compassie, gerechtigheid, de rechten van elk individu, los gezongen van de religieuze tradities waar zijn uit voortkomen.
We hebben inderdaad ‘het seculiere experiment’ pragmatisch vorm gegeven, zonder erbij stil te staan dat deze waarden niet alleen maar een praktisch nut beogen in de wereld zoals ze is, maar ook inspiratie willen bieden voor hoe de wereld zou kunnen en moeten zijn. Het gaat om “deze wereld anders”, om het overstijgende, omwille van een visioen van het goede leven voor allen.
We hebben een seculiere ethiek, zeker: Het is geen zooitje geworden, maar we hebben de waarden die daarbij horen losgesneden van hun wortels, van de verhalen die ze voeden. We zijn de bezieling vergeten. En daar zijn mensen nu vaak individueel naar op zoek, denk aan die 3,1 miljoen Nederlanders die elementen uit verschillende levensbeschouwingen en religies gebruiken om zo hun levensoriëntatie vorm te geven.
Religie is in Nederland niet verdwenen, maar getransformeerd. Ook al hebben mensen het religieuze instituut massaal de rug toegekeerd, er zijn nog steeds veel bloeiende kerkelijke gemeenschappen, protestants, katholiek, oecumenisch – binnen en buiten de officiële kerken. Er zijn nieuwe spirituelen, ietsisten, multireligieuze gelovigen, En er zijn moslims, hindoes, boeddhisten, joden, sikhs enzovoort. Deze diversiteit aan seculiere, spirituele, religieuze en godsdienstige levensoriëntaties is een feit en zal met de migratie in de toekomst naar verwachting alleen maar toenemen. Amsterdam is met zijn 180 nationaliteiten inmiddels al superdivers – er is geen groep meer die de meerderheid heeft. Hoe vinden we nu op een nieuwe manier verbinding, sociale cohesie?
Ik denk dat, als wij sociale cohesie en meer bezieling in onze samenleving willen vinden, we het seculiere en het religieuze meer met elkaar moeten verbinden. Het betekent: ons meer in het en/en-denken oefenen dan in of/of. Diversiteit vraagt om ruimte voor verschillen, die je vervolgens vruchtbaar moet proberen te verbinden. Voorbij het uitsluitingsdenken in wij en zij. Burgemeester Aboutaleb zei het laatst nog bij de herdenking van de Kristallnacht: We hebben een wij nodig waarin alle mensen in Nederland een plaats kunnen krijgen. Volgens mij betekent dat: Voorbij autochtoon of allochtoon, seculier of gelovig en wij tegenover zij. Het zich van religie bevrijde Nederlandse subject heeft zich in een kooi van spirituele armoede opgesloten, door de banden met wijsheidstradities die je bij je levensoriëntatie kunnen inspireren uit het publieke domein te verbannen.
Uit welke bronnen putten we voor onze levensoriëntatie? Kan een seculiere ethiek in de toekomst voldoende bieden, als er geen kennis meer is van de verhalen en religieuze tradities, waar zij uit voortkomen? Welke verhalen vertellen wij aan elkaar om ethische richtlijnen te vinden bij vaak moeilijke beslissingen? Bijvoorbeeld in de politiek. Ik denk aan de omgang met het vluchtelingenvraagstuk, en het duidelijke verschil in aanpak van de pragmatische Rutte en een bezieling uitstralende Angela Merkel, die zich niet sec op wetten beroept maar ook op niet opgeefbare waarden die Europa juist als waardengemeenschap hebben gevormd.
De vraag die na het lezen van het boek bij mij bleef hangen: Heeft ‘het seculiere experiment’ in Nederland met zijn radicale afkeer van alles wat met religie te maken heeft, niet het kind met het badwater weggegooid?
Zou de politiek niet de voorwaarden moeten scheppen om in de publieke ruimte meer aandacht voor ethische vragen te bieden. Ruimte geven aan de religieuze en levensbeschouwelijke diversiteit die Nederland rijk is. Niet uitsluiten maar juist verbinden. Hoe vind je anders sociale cohesie en gemeenschapszin te midden van een superdiverse stad als Amsterdam?
Ik ben bang dat als het ons nu niet lukt om religie en levensbeschouwing weer een betekenis gevende plaats te geven in onze samenleving, in de publieke ruimte en vooral ook in het onderwijs, dat wij over 10 of 15 jaar alsnog moeten concluderen: Het is een zooitje geworden, want de bezieling ontbrak!
Helder en ‘ja’ , dat kind en het badwater…zo (zonde;) Jammer!
Dit is een uitstekend artikel. Niet alleen is de kritiek op het secularisatieproces in Nederland precies raak (het laat zien hoe het bron en doel is kwijtgeraakt), ook is de constructieve poging die laat zien dat religie nog lang niet is uitgespeeld en juist een positieve bijdrage kan (en moet) leveren, een belangrijke bijdrage aan de discussie over dit onderwerp. Ik ben zelf Ph.D. kandidaat systematische theologie en hou me intens met dit onderwerp bezig. Mijn manier om vorm te geven aan een positieve bijdrage van theologie en christelijk geloof aan een seculaire samenleving ontleen ik aan Bonhoeffer en noem ik dialectisch christocentrisme. Het probleem zit niet alleen aan de kant van het secularisme maar ook aan de kant van de Kerk. De Kerk moet zien dat de Christus die zij als haar centrum belijdt ook het centrum is van een radicaal plurale seculaire samenleving. Luisteren en bijdragen is de taak van de Kerk en actief meedoen aan de zoektocht naar zingeving, betekenis en ethiek. Nogmaals: een erg goed artikel. Dank!
Een reactie van een ATHEÏSTISCH BOEDDHIST op het artikel van een SECULIERE THEOLOOG (waarom seculierE en niet seculier ?)
Zeker een goed discussiestuk voor een gesprek tussen in God gelovigen en anderen .(seculieren, atheïsten, niet-religieuze humanisten, agnosten als ze al behoefte hebben zichzelf een etiket te geven)
‘Seculier’ heeft m.i. twee betekenissen:
(1) het principe van de scheiding van kerk en staat’; en
(2) een eufemisme vooral gebruikt door Christenen om een atheïst aan te duiden
Wat ik in de eerste plaats niet begrijp, is waarom die ‘anderen’ zoals ik hierboven aanduidde, niet met wat meer ‘NieuwWij’-gevoel worden benaderd in dit artikel.
Het is toch onzin om die zogenaamd experimenterende geseculariseerden de schuld te geven omdat er “schrikbarend weinig vrouwen aan de top” zijn?
Ik proef onnodige vijandschap richting niet in God gelovigen, waarom toch, we zijn toch allemaal tobbers?
“In naam van de scheiding tussen kerk en staat, werd de publieke ruimte gezuiverd van religieuze uitingen”, zegt Kalsky.
Toch niet helemaal, nog steeds staat bv ‘God zij met ons’ op een Nederlands Twee Euro munt.
“Seculier werd tegenover religieus geplaatst”, vervolgt ze. Door wie dan? Ik herken dit niet.
“… radicale afkeer van alles wat met religie te maken heeft”: die afkeer speelt m.i. nauwelijks meer een rol.
“…in de publieke ruimte meer aandacht voor ethische vragen”, is de wens van Manuela Kalsky. Heel goed, maar hoe? En waar bevindt die ruimte zich eigenlijk? In de scholen begrijp ik want de Commissie Schnabel is kennelijk een probleem.
In de (gemeente)raadszalen of in het 2eKamergebouw? Daar is die aandacht er toch wel?
Tot slot: de secularisering van velen de afgelopen decennia is geen experiment geweest, ook geen keus (al denken sommige ongelovigen van wel) maar iets dat ze overkomen is.
Om het persoonlijk te maken: een geloof is iets dat je moet geloven, maar als dat geloof nu verdwenen is en er ook niet meer komt (of ik nu wil of niet), dan houdt het toch op?
Dan is er toch geen badwater meer?
Het artikel van Manuela is mij het het hart gegrepen
Boutellier heeft ‘Het Seculiere Experiment’ geschreven. Daarin komt hij tot de bekentenis: “Religieus zijn lukt mij niet meer – het is een gepasseerd station”. Daarover merkt seculier-theologe Kalsky op: ‘Goed beschouwd is het seculiere experiment gebaseerd op een wetenschappelijke vergissing, namelijk dat met toenemende welvaart niet alleen Nederland, maar de hele wereld seculier zou worden’ wat er niet van is gekomen. Kijk maar – leg ik haar in de mond – om je heen. Het bulkt hier en in de hele wereld meer dan ooit van religie, en de theorie van het Seculiere Experiment heeft uiteindelijk gefaald.
Toch vindt zij het ‘geen zooitje geworden’ – bepaalde seculiere verworvenheden weet zij te appreciëren – ‘maar de bezieling ontbreekt’. Wat K. betreurt.
In dit tekort van de huidige Religie, wil K. dan voorzien door voor ‘bezieling’ andere bronnen aan te boren. Ze noemt er een. ‘Bijvoorbeeld in de politiek. Ik denk aan de omgang met het vluchtelingenvraagstuk, en het duidelijke verschil in aanpak van de pragmatische Rutte en een bezieling uitstralende Angela Merkel’,… Met welk antwoord K. een raadsel voor mij oplost, het volgende.
Meer dan ooit overstromen ‘spontaan’ immigrantengolven onze kusten. Wie ze samenstellen worden meestal ‘vluchtelingen’ genoemd, of ‘asielzoekers’. Dit zijn de geluiden die mensen in onze Christelijke cultuur koortsachtig tot hulpverlening aanzetten, spontaan, pavlovitisch-dwangmatig, zonder navraag. Welnu, dan zal je toch met recht mogen beweren dat we van ‘Vluchtelingen’ zijn bezeten alias ‘bezield, en ‘bezieling’ is waar Kalsky behoefte aan heeft. Ter redding van haar seculiere Religie. Als dat Schillebeeckxiaans kan, wat natuurlijk wel zal moeten.
Welnu, dacht ik vroeger dat immigranten-vluchtelingen per definitie op óns waren aangewezen, nu begrijp ik dat wij het zijn die door hén (moeten) worden bijgestaan. Met welk inzicht zich het libidineuze karakter van het begrip ‘vluchteling’ zoals dat bij ons functioneert, laat verklaren
Apart nog dit. ‘Religie’ bevat altijd het goddelijke, god, en een synoniem van bezieling is enthousiasme, wat ‘in god zijn’ betekent. De vraag is dan wat Kalsky zit te kletsen? Iets in de trant van ‘de nieuwe kleren van de keizer’ speelt mij door het hoofd. Ik vond het buitengewoon moeilijk uit Kalsky’s voordracht de kern van de (haar) zaak te destilleren, maar ga steeds beter begrijpen hoe dat komt. Ze moest het niets verstoppen.
Laat ik als 50-plusser zonder post-traumatisch stresssyndroom eens reageren met op te merken dat ik Kalsky’s redenering een schoolvoorbeeld van ideologisch redeneren vind. Ze begint ermee een probleem te formuleren dat helemaal niet bestaat. Religieuze mensen krijgen alle gelegenheid om deel te nemen aan het maatschappelijk debat. Ze kunnen dit zelfs doen als hoogleraar en vanuit een universiteit die nauwelijks nog christenen onderwijst of aanstelt, maar die zich wel christelijk mag blijven noemen.
Natuurlijk is het wel zo dat de mening van al dan niet seculiere gelovigen niet per definitie meer gewicht in de schaal legt dan dat van mensen die, zoals ik, na zorgvuldig nadenken tot de conclusie zijn gekomen dat ze geen enkele reden zien om aan te nemen dat er een ‘hogere macht’ bestaat. Ik mag dat gelukkig ook menen zonder te hoeven vrezen voor mijn maatschappelijke positie of mijn leven. Dit is een immens belangrijke verworvenheid van de seculiere publieke moraal en de omstandigheid en van de grondige scheiding tussen kerk (of moskee, synagoge of tempel) en staat.
Deze scheiding heeft haar oorsprong in de Verlichting en die is inderdaad ontstaan in een religieuze omgeving. Ik acht het echter een gelukkig omstandigheid dat de verdere ontwikkeling van de idealen van de Verlichting ertoe heeft geleid dat er steeds grotere afstand is ontstaan tot die christelijke wortels. Er is, uit die van haar wortels losgeraakte stek namelijk een prachtige nieuwe plant ontstaan, waaronder atheïsten, hindoes, moslims, aanhangers van Krishna, vereerders van Zeus (heus, het bestaat), feministen, homo’s en lesbiennes, nu ja, de lijst is eindeloos, een plekje kunnen vinden. Ik neem aan dat Kalsky dit net als ik als een verworvenheid ziet.
Of religie ’transformeert’ weet ik niet: het hangt er geloof ik erg van af wat je allemaal in het containerbegrip religie kwijt wil. Laten we in ieder geval vaststellen dat het christendom niet zo erg bloeit. Persoonlijk vind ik dat een goede zaak, maar dat zal wel komen omdat ik de romanfiguur die Jezus van Nazareth heet er nogal verwarde opvattingen op na vindt houden en verder sprookjes zie verkopen. Ik voeg er nog aan toe dat een samenleving die ook maar in de verte zou lijken op het door hem gepredikte rijk Gods mij niet alleen onmogelijk lijkt, maar ook in hoge mate onwenselijk.
Wat ik wel weet is dat een beroep op een religieuze overtuiging als argument in het maatschappelijk debat maar weinig effect sorteert. Een mooi voorbeeld hiervan is de wijze waarop de christelijke partijen tegen de openstelling van winkels op zondag ageren: ze wijzen er niet op dat we de Dag des Heren moeten eerbiedigen, maar werpen zich in de strijd als kampioen van de kleine middenstander en een gelukkig gezinsleven. Niemand ontzegt hun het recht dat te doen. Of je het met hun argumenten eens bent, is natuurlijk een heel ander verhaal. Datzelfde geldt voor de padvindersmoraal waarmee de onder de artiestennaam Fransiscus optredende bisschop van Rome armoede en oorlog te lijf gaat. Ik wil best met gelovigen in debat, maar hoor ze zelden iets zeggen dat de moeite waard is om erop te reageren.
Tenslotte betwijfel ik of ik Kalsky’s behoefte aan ‘bezieling’ deel. Er zijn nogal wat voorbeelden van bezieling, en dan met name van religieuze, die ik toch met enige scepsis tegemoet treedt. De bezieling voor vrijheid en de westerse ‘way of life’ is, dunkt me, toch ook zeer groot.