Op de vraag van uitgever Jaap Rosing wat ik wil drinken, ligt het antwoord ‘bitterzoete thee’ net iets te veel voor de hand. Dus antwoord ik gewoon met thee. De woonkamer annex ontvangstruimte ademt boeken. Ik geef graag gevolg aan de belofte van nieuwe avonturen en ontmoetingen tussen de letters. Even later komt Zahed Nurin (1967) binnen en geeft me een korte, krachtige handdruk. Zijn vriendelijke stem in combinatie met iets van verlegenheid vertaal ik als respect bij een eerste kennismaking. Dat blijkt ook zo te zijn. Hij glimlacht wanneer ik hem begroet met ‘Zahed jan’, een vertrouwelijke toevoeging in zijn moedertaal.

Manuscript

Zijn boek Bitterzoete thee verschijnt in de zomer. “Beter goed en laat, dan slordig en snel” refereren beide heren aan de oorspronkelijke planning van eind 2013. Voorafgaand aan ons gesprek heeft Nurin me de eerste zes hoofdstukken van zijn premature roman toegestuurd, zodat ik een representatieve indruk van het verhaal krijg. Vrijheid en identiteit, daar gaat dit verhaal over: de vrijheid om te kiezen en de ruimte om jezelf te zijn.

Hoofdpersonen zijn tweelingbroers, de gevoelige Jamiel en de stoere Jalil. Wanneer ze zeven jaar oud zijn, neemt hun vader, die het hoofd van het bergdorp Golrontscha is, een besluit dat hun leven en dat van de generaties na hen zal veranderen. Tegen de dorpstraditie in stuurt hij beide zoons naar de hoofdstad Kabul om hun toekomst veilig te stellen met een goede opleiding. Op dagen lopen afstand van hun geïsoleerde dorp komen de jongens in aanraking met een andere wereld, maar vinden steun bij elkaar. Ook wanneer ze een opleiding tot piloot in Rusland volgen, zijn ze onafscheidelijk. De inval van de Russen in 1979 heeft een grote impact op de Afghaanse bevolking. Maar vooral door de burgeroorlog en het schrikbewind van de Taliban (1992-1996) komen zowel het land Afghanistan als de tweelingbroers in een vrije val terecht. Ze staan voor onmogelijke keuzes. Slechts één van hen overleeft het regime en vindt uiteindelijk met familieleden een veilige haven in Nederland.

Ik moest direct denken aan De vliegeraar van Khaled Hosseini, stoort dat je?

“Nee, natuurlijk zijn er overeenkomsten. Ik herkende ook zoveel in dat verhaal. De voorzitter van een leesclub, een pleegouder die ik vanuit mijn werk begeleidde, raadde me juist aan dat boek te lezen. Elk verhaal is echter uniek, omdat het andere mensen betreft. Ook mijn familie moest uit puur lijfsbehoud Afghanistan ontvluchten. Vluchten betekent risico nemen en niet weten hoe je leven daarna zal gaan. Of je überhaupt in leven blijft. Voor ons was werd oorlog een jarenlange beproeving: na de Russen kwam de heerschappij van de Taliban. Toen moesten we weg! Je laat dan alles achter: huis, haard, familie, taal en geografische omgeving. Je hele referentiekader valt weg. Behalve dat, voel je je ook schuldig, want je laat je verscheurde, zieke land en zijn kwetsbare inwoners in de steek. Toen ik de Afghaanse grens overstak dacht ik: het land zal mij nooit vergeven!
In Nederland werd ik – in tegenstelling tot sommige anderen – warm ontvangen. Met een restje vertrouwen in de medemens en een goede afloop, begon ik mijn leven weer op te bouwen. Het toeval wilde dat ik mocht studeren en maatschappelijk werker werd. In dat werk begeleidde ik pleeggezinnen. Als vrijwilliger heb ik daarnaast ouders, partners en kinderen van militairen, die in Uruzghan dienden, kunnen vertellen over Afghanistan. Dat is toch geweldig, zo kon ik wat terugdoen! Het is als het ware een omgekeerde inburgering. Gaandeweg begon ik me veiliger te voelen. Ik mocht mezelf zijn en kon wortelen. Het is een gelijksoortig proces als een pleegkind dat aan zijn pleegouders hecht. Nederland is mijn pleegland geworden. Een land waar ik voldoende vrijheid ervaar om óók loyaal te blijven aan mijn geboorteland.”

Waarom ben je gaan schrijven?

“Als kind al droomde ik van een carrière als schrijver. Ik wilde graag literatuur studeren. Op school schreef ik al korte verhaaltjes en gedichten. In Nederland werd ik lid van een leeskring en heb ik kennis gemaakt met Nederlandse en Vlaamse auteurs. De interesse in literatuur werd opnieuw tot leven gewekt. Ik begon korte stukjes over mijn leven op papier te zetten en bouwde zo als het ware mijn verleden weer op. Toen ik de roman ‘De engelenmaker’ van Stefan Brijs las, moest ik heel erg aan het verhaal van mijn vader en oom denken. Ik herkende de personages van opeenvolgende generaties uit het boek vanuit mijn eigen context.

Ik ging in gesprek met familieleden en bezocht in 2008 het geboortedorp van mijn vader, Golrontscha. Ook daar heb ik met veel mensen gesproken, want ik was nieuwsgierig naar mijn achtergrond. De geschiedenis daar, zowel die van mijn familie als van Afghanistan, heeft me tenslotte ook gevormd. Ik ben op zoek gegaan naar mijn wortels en vertrouwde alles aan het papier toe. Mijn verlangen om een roman te schrijven groeide. Een medevrijwilliger en later vriend bij het asielzoekerscentrum bracht me in contact met Kontrast in Oosterbeek. Deze uitgever vond mijn verhaal en motivatie interessant genoeg om het in boekvorm uit te geven. Er werden ook contacten gelegd via het netwerk van de Afghaanse Vereniging om het boek op een interculturele ontmoeting te presenteren. Dat gaat gebeuren tijdens de Gentse feesten in België dit jaar. Daar ben ik trots op.”

Ben je Afghaan en moslim? Een verondersteld zwart-wit causaal verband, maar ik stel je die vraag zo, omdat je dit vaker zal meemaken.

“Ja, ik ben moslim, maar een vredelievende. Dat ik islamitisch ben is voor mij evident. Het is een geschenk dat me tegelijk met het leven gegeven is. Wat ik er mee doe, is aan mij. De dichter Rumi verwoordt het mooi: ‘Elk mens heeft zijn eigen ladder.’ Toen ik in Nederland kwam, ging mijn tulband af, maar die werd als het ware vervangen door de angst om teruggestuurd te worden. Ik voelde me vreemdeling en vluchteling. Toen we later in een opvangcentrum terechtkwamen, begon ik me langzaam weer veilig te voelen. ‘’Niemand komt zonder op de deur te kloppen naar binnen’’ zei mijn vader met een gevoel van opluchting. Toen ik de verblijfstatus kreeg, gaf dat me meer zekerheid. Ik wilde alles zo snel mogelijk vergeten. Ik wierp me op de Nederlandse taal en ging vrijwilligerswerk doen. Daarna mocht ik een opleiding tot sociaal-pedagogisch hulpverlener volgen. Tijdens die opleiding begeleidde ik pleeggezinnen. Mijn leven kreeg weer zin en ik kon iets terugdoen. Dat was een heerlijk gevoel. Ik ben weer stevig genoeg geworteld in mijn eigen geloof en traditie, om open te kunnen staan voor de achtergrond en levensbeschouwing van anderen. Dat heb ik van thuis uit ook meegekregen. In Kabul hadden we een Indische buren aan de ene kant en een Duitse aan de andere.”

Een land bestaat uit mensen

“Ik ontdekte ook dat voor veel Nederlanders Afghanistan synoniem is voor boerka en fundamentalisme. Van de mensen of het land zelf weten ze nagenoeg niets. Ik ben opgegroeid in Kabul, ooit een moderne stad. Afghanistan had een centrale overheid. We groeiden als kinderen op met meer dan één cultuur. Behalve de islamitische meerderheid, waren er ook Hindoes, Joden en Christenen in Afghanistan. Dat is één kant van het verhaal. De andere kant is dat Afghanistan een groot strijdtoneel werd. De Russen vielen het land in 1979 binnen en er veranderde veel. Toen zij weg waren, lag de macht verspreid in handen van regionale leiders. Het was een periode vol geweld, waar de gewone burger geen invloed op had. Vooral tijdens de Taliban periode (1992-1996) is er veel verwoest en vielen er grote aantallen slachtoffers te betreuren. Maar daarin is het land niet uniek. Kijk bijvoorbeeld naar Syrië nu, al kan je die situatie niet 1-op-1 vergelijken. De oorlog heeft een arm land nog armer en bijna kapot gemaakt. En toch overleven de mensen daar, hoe ellendig hun situatie ook. De Afghanen zijn een trots, taai volk.”

‘We zijn in een donker gat gevallen, dacht Jamiel. Een donker gat in niemandsland. Een donker gat in de geschiedenis.’ Was het echt zo donker en onheilspellend?

“In bepaalde perioden wel, maar achteraf denk ik dat het zwarte gat ook als metafoor gezien kan worden voor de ontwikkeling die ikzelf heb doorgemaakt. Van een angstige vluchteling die het onbekende Nederland binnenkwam, tot de goed ingeburgerde en ruimdenkende zoon, echtgenoot en vader die ik nu ben. Ik voel me rijk door in drie culturen gegroeid te zijn in denken, voelen en dromen. Die mooie ervaring kende ik thuis al: de familie van mijn moeder was stads en modern en die van mijn vader dorps en traditioneel. Daardoor kreeg ik de goede dingen van twee kanten mee. Bovendien heb ik na mijn Gymnasium opleiding in Kabul rechten in Rusland (Wolgograd) gestudeerd. Een mix van culturen en inzichten.
Eenmaal veilig en geaard in Nederland, ging ik met mezelf in dialoog hoe ik als kind was geweest en besprak met mijn vader hoe hij zijn kinderjaren had beleefd. De man opende zich steeds meer voor mij en wij konden het over onze gevoelens hebben. Ik maakte in Nederland kennis met het werk van de joodse filosofen Martin Buber en Emmanuel Levinas. Ik begon de poëzie van de Perzische dichters en mystici Rumi en Hafez weer te lezen en kon die poëzie ook beter begrijpen. Ik wist hoe het was en zag hoe het kon zijn: dat een samenleving zowel het algemeen welzijn kan dienen en toch ruimte biedt aan de individuele ontplooiing. Niet dat het in Nederland allemaal perfect is, maar als je hier geboren en getogen bent, neem je de mogelijkheden en keuzes die er zijn misschien wel te snel als vanzelfsprekend aan. Door onze ervaringen is dat voor mij en mijn familie niet het geval.”

Wat wil je bereiken met je boek?

Ik wil iets terug doen. Voor mijn ouders, van wie ik veel liefde en warmte heb ontvangen. Het is prachtig dat ik in 2008 samen met mijn vader terug ging naar zijn geboortedorp in Afghanistan. De tijd leek geen grip op het dorp gehad te hebben, er was nauwelijks iets veranderd. We hebben toen een actie gehouden om basis lesmateriaal voor de school in het dorp te kunnen kopen. Dat is gelukt. Al kregen de kinderen les in de buitenlucht onder de bomen, er was na heel veel jaren weer gerichte aandacht en onderricht. Inmiddels is de school de basis voor 250 jongens en 150 meisjes uit het dorp en de omgeving. Daar ben ik geweldig blij mee.

Ik wil ook mijn pleegland, Nederland, een geschenk geven. In de stugge tijd na 9/11 wil ik bijdragen aan de genezing van de verborgen ziekte ‘wantrouwen’. Dat houdt mensen bij elkaar weg. Ik wil de verschillende kanten van de gewone mensen in Afghanistan laten zien. Hoe hun harten kloppen, hoe ze ademen, hoe ze lachen en van elkaar houden. Wat ze doen uit liefde en uit haat, het gevoel van schuld bij het noodgedwongen verlaten van het eigen land. Over dromen en nachtmerries, oorlog en vrede. Ik laat mensen bitterzoete thee proeven. Ik wil laten zien hoe pijnlijk onrecht is. Maar ik wil naast stoffige landschappen en ruige bergen, ook bloemenvelden laten ruiken. Het zoete van de mooie herinneringen en het leven in een vrij land is voor een vluchteling altijd gemengd met de angst uit het verleden en de nog steeds voortdurende onstabiliteit en tribale strijd in mijn geboorteland.”

Bitterzoete thee van A. Zaed Nurin verschijnt in juni/juli 2014 bij uitgeverij Kontrast. Klik hier voor meer informatie.

marianne

Marianne van Waterschoot

Communicatiecoördinator

Marianne van Waterschoot werkt momenteel als communicatiecoördinator voor twee parochies. Ze doet daarnaast redactie & vertaalwerk en …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.