Islamofobie is een belangrijk onderwerp net als radicalisering onder moslims. Waar islamofobie gaat om veiligheid en gelijkwaardigheid van een minderheid in de samenleving, gaat het bij radicalisering om nationale veiligheid die in gevaar gebracht zou worden door een deel van die minderheid.

In mijn bijdrage van vandaag zal ik op hoofdlijnen de relatie tussen islamofobie en radicalisering verkennen: het moge duidelijk worden dat beide verschijnselen nauw met elkaar samenhangen, maar ook dat het niet mogelijk is om een causaal verband tussen beide verschijnselen aan te tonen. Islamofobie is alomtegenwoordig in debat, beleid en in het alledaagse leven, maar radicale groepen vormen slechts een minderheid onder moslims.

Vooraleer we ingaan op de relatie tussen beide verschijnselen laat ik eerst een definitie geven. Zoals op alle onderzoeksterreinen is het goed gebruik onder wetenschappers om de nodige discussies te voeren over definities en er is dan ook geen eensluidende definitie op deze gebieden. Met alle slagen om de arm denk ik dat we de volgende definitie van islamofobie als een redelijke afspiegeling kunnen zien van de meeste discussies:

Islamofobie is het construeren van een negatieve, generaliserende en essentialistische definitie van islam die leidt tot het maken van een hiërarchisch onderscheid tussen niet-moslims en moslims. Dit gebeurt om de moslims als groep te problematiseren op basis van hun religie.

Deze definitie kan van toepassing zijn op specifieke incidenten, debatten, maar ook op meer structurele zaken zoals recht en beleid en neemt in ogenschouw dat het ook gaat om de definitiemacht: wie bepaalt welke definitie van islam geldig is en wat de consequenties ervan zijn.

Wanneer het gaat om radicalisering wordt meestal de dreiging van geweld als uitgangspunt genomen in relatie tot democratie, sociale cohesie en integratie oftewel in relatie tot nationale veiligheid. Dat is een definitie die ik verwerp omdat het te eenzijdig vanuit het belang van de staat is gedacht en niet de verschillen in macht die er in de samenleving zijn meeneemt. In mijn eigen werk hanteer ik een definitie die ik samen met mijn collega Roel Meijer heb opgesteld in navolging van de Britse socioloog Beach in zijn werk over radicalisering van sociale bewegingen:

Radicalisering is een proces waarbij groepen en/of individuen zich in woord en/of handelingen verwijderen van en keren tegen de bestaande waarden, arrangementen en instituties zoals die door de politieke elites worden beschermd.

Dit betekent overigens dat bepaalde handelingen en woorden van individuen constant kunnen blijven en op een gegeven moment toch als radicaal kunnen worden aangemerkt als de maatschappelijke opvattingen erover verschuiven. Denk bijvoorbeeld aan opvattingen over homoseksualiteit: als mensen nu vinden dat dit een afwijking of ziekte is zal dit (althans in het geval van moslims) snel als radicaal worden aangemerkt, maar 40 jaar terug of nog recenter zou dit minder het geval zijn.

Omgekeerd kan het ook: waar de uitspraken van Janmaat, bijvoorbeeld ‘we schaffen de multiculturele samenleving af’ nog strafbaar waren in de jaren negentig, is het tegenwoordig bon ton om het failliet van de multiculturele samenleving te bezingen. We moeten dan ook eerst een kijkje in de recente geschiedenis nemen om de relatie tussen islamofobie en radicalisering goed te snappen, vervolgens zal ik enkele observaties met betrekking tot radicalisering en islamofobie bespreken en daarna ingaan op drie soorten relaties.

Islam en moslims als probleem

We kunnen door de hele geschiedenis van Europa zien dat islam en moslims als een probleem zijn gekenmerkt en als dreiging. Waren de Joden lange tijd de interne vijand van de Europese natie-staten, Arabieren en moslims golden lange tijd als externe vijand ondanks dat er veel perioden waren van samenwerking, kruisbestuiving en het feit dat islam al eeuwen een plekje heeft in Europa.

Veel motieven en patronen die we in hedendaagse manifestaties van islamofobie aantreffen gaan dan ook al eeuwen terug. In de meer recente geschiedenis dienen we eigenlijk te kijken naar het jaar 1989 met de Rushdie-affaire en het einde van de Koude Oorlog. De Rushdie-affaire waarbij in Nederland enkele demonstraties plaatsvonden waar ‘Dood aan Rushdie’ werd geroepen, zorgde ervoor dat moslims en islam als probleem op de kaart werden gezet en dat moslims en islam als probleem werden gezien bijvoorbeeld in een lezing van toenmalig leider van de VVD Bolkestein enkele jaren later.

Het problematiseren van islam en moslims, het daarbij behorende generaliseren en eenzijdig focussen op zogenaamde culturele verschillen, paste in een breder patroon van culturalisering: in de jaren negentig werden over gehele politieke spectrum heen vragen gesteld over sociale cohesie in relatie tot etnische diversiteit. De sociale cohesie zou aangetast worden door een teveel aan culturele diversiteit en de cultuur van migranten van werd gezien als hindernis bij integratie.

Religie, ic. islam, is dan nog niet specifiek het mikpunt zoals dat nu is, maar we zien in de jaren negentig wel langzaam het idee opkomen dat Nederland een seculiere samenleving is en dat religie in Nederland geen rol meer speelt en ook niet zou moeten spelen. Na en door het artikel Het multiculturele drama van Paul Scheffer in 2000, de uitspraken over homoseksualiteit door imam El Moumni en diverse gewelddadige acties zoals 9/11 en de moord op Van Gogh, is langzaam maar zeker de aandacht daarbij steeds meer uitgegaan naar de islam en naar islam als bedreiging voor de veiligheid. Deze zogenaamde securitisering van de islam zorgde ervoor dat islam steeds meer een positie kreeg als uitzondering in vergelijking met andere religies en dat moslims als uitzondering werden gezien in vergelijking met andere burgers in Nederland. Momenteel is er vrijwel geen enkele politieke partij die islam (in abstracte en generaliserende zin) niet als probleem ziet.

Natuurlijk zijn er daarbij allerlei variaties in bestuurlijke en politieke islamofobie, maar een patroon is toch wel dat vrij consequent door de meeste partijen, politici en opinieleiders een onderscheid gemaakt wordt tussen een gewenste islam en een ongewenste islam: de radicale islam en gematigde/liberale islam. Het is een onderscheid dat al dateert uit de koloniale tijd toen de Nederlandse staat de volksislam in Nederlands-Indië steunde tegenover de islam uit het Midden-Oosten die veel agressiever (lees ook anti-koloniaal) zou zijn.

Het idee momenteel is dat de ‘gewenste islam’ zich houdt aan de grenzen die voor haar gesteld zijn in de publieke ruimte, maar wanneer de islam die publieke ruimte binnentreedt in een assertieve of zelfs agressieve manier, kan het gelabeld worden als ‘ongewenste islam’ die de moslimgemeenschap verdeelt en tolerante en liberale moslims in een kwaad daglicht stelt.

In beleid en debatten worden moslims daarbij gereduceerd tot moslims en geproblematiseerd. Dit gebeurt op basis van een eenzijdige stigmatiserende definitie van islam die allerlei reële en minder reële verschillen tussen islam en een ideaalbeeld van de Nederlandse cultuur uitvergroot en de laatste superieur acht. Overigens leidt dat niet meteen tot een aantasting van de godsdienstvrijheid voor moslims: allerlei plannen om deze in te perken (geen islamitische scholen, geen openbare gebedsoproep, verbod op de gezichtssluier, verbod op onverdoofd slachten) zijn gesneuveld.

Aan de andere kant leidt het wel aantasting van het gelijkheidsbeginsel (artikel 1 van de Grondwet) doordat moslims voortdurend aangesproken worden als moslim in beleid en debat en meestal op een negatieve manier: gebrek aan integratie en het moeten accepteren van zogenaamde kernwaarden (die nooit ingevuld worden) van Nederland en moeten afleggen van verantwoording over daden van anderen. Al met al wordt in beleid en debat de aanwezigheid van moslims en islam geproblematiseerd en worden hun burgerschap en loyaliteit voortdurend in twijfel getrokken.

Radicalisering

Samenvattend kunnen we stellen dat er sprake is van structurele islamofobie in de samenleving en dat is dan ook een deel van de context waarin radicalisering plaatsvindt. Het betreft zaken die overigens ook doordringen tot op de werkvloer, sportclubs en scholen; in die zin is er geen ontsnappen aan voor moslims als het gaat om het islamdebat, maar hebben velen ook allerlei copingmechanismen ontwikkeld om ermee om te gaan en de invloed ervan niet al te negatief te laten worden en/of zich er tegen te verweren. Voor sommigen is dit echter niet voldoende: zij willen een politieke stem tegen islamofobie.

In ons onderzoek naar islamitische militante activisten in België, Nederland en Duitsland hebben we laten zien hoe deze groepen met hun optredens in de publieke ruimte en de daaropvolgende reacties van met name de overheid spanningen bloot legden die breder leven in de verschillende samenlevingen waaronder ook islamofobie.

Daarbij verwijten deze activisten andere moslims dat die zich al te gemakkelijk schikken in de lijn van de overheid en niet opkomen voor moslims. Dit is weliswaar een te zwart-witte voorstelling van zaken (dat islamofobie nu op de agenda staat is niet te danken aan radicale groepen, maar toch vooral door druk vanuit gevestigde mainstream islamitische platforms), maar het is wel zo dat radicale groepen zoals Behind Bars en Sharia4Belgium zich vaak luidruchtig en bijzonder snel opstelden als verdedigers van de moslims en daarbij de gevestigde organisaties in de schaduw stelden mede door een uitgekiende strategie via social media. De ideologieën en praktijken van militant-activistische groepen blijken aantrekkelijk te zijn voor jongeren die zich voortdurend belaagd voelen in het islamdebat in media, politiek en de alledaagse omgeving en hebben eveneens de potentie in zich om legitieme grieven van moslims te vertalen in allerlei vormen van gewelddadig en geweldloos islamitisch activisme.

Tegelijkertijd dienen we ons ook te realiseren dat een geradicaliseerd wereldbeeld, gekenmerkt door een sterke wij-zij indeling, ook gevolgen heeft voor hoe men naar de samenleving kijkt. Het idee dat er een continue strijd tegen islam aan de gang is, wat we veelvuldig aantreffen onder radicale netwerken, zorgt er ook voor dat allerlei zaken als anti-islam worden aangemerkt die dat niet per se hoeven te zijn. Tegelijkertijd voeden de acties van militante groepen ook de islamofobe tendensen in de samenleving en maken ze deel uit van de islamofobe propaganda van politici, opinieleiders, commerciële websites en radicaal-rechtse activisten.

Een ander aspect dat naar voren komt wanneer we kijken naar de motieven van Syriëgangers om te vertrekken is vervreemding. Iets dat we ook vinden bij motieven van jongeren van Turks-Nederlandse afkomst om naar Turkije te gaan of van Nederlandse moslims om naar Engeland te gaan en daar te leven en te werken. Het islamofobe klimaat is niet zozeer een reden om te vertrekken (en bepaalt zeker niet waar men dan heen gaat), maar het speelt wel mee in de afweging om niet blijven. Men ziet, zo blijkt uit hun verhalen, geen meerwaarde om te blijven in een land dat hen toch eeuwig ziet als ‘allochtonen’, dat moslims voortdurend aanspreekt op daden van anderen en dat, zo vreest men steeds openlijker, moslims niet zal beschermen wanneer er echt grootschalig geweld zal plaatsvinden. Dit terwijl ze elders meer dan voldoende kansen zien om wel geaccepteerd te worden, wel een volwaardig burger te zijn en een goed leven op te bouwen.

Opvallend is verder dat, wanneer we kijken naar de levensverhalen van militante activisten, ze bijna allemaal soortgelijke specifieke ervaringen van ‘anders’ zijn benoemen in het bijzonder de 9/11 context. Het lijken niet zozeer de plagerijen en pesterijen te zijn van medescholieren of het islamdebat an sich te zijn die hen de ervaring oplevert dat het feit dat ze moslim zijn een probleem is. Het zijn bijna altijd ervaringen met leerkrachten en sportleiders, die ze vertrouwden en gezag toekenden, die ervaringen van vervreemding opleveren bijvoorbeeld in de nasleep van de Golfoorlog in de jaren negentig en later 9/11 en de moord op Van Gogh wanneer ze moesten verantwoorden waar ze stonden. Dat leidt lang niet altijd tot radicalisering, maar komt wel bijna altijd terug in de levensverhalen van de mensen met wie we onderzoek hebben gedaan.

Drie typen relaties

Gebaseerd op deze observaties kunnen we enkele met elkaar samenhangende relaties tussen islamofobie en radicalisering vaststellen:

  1. Context
    1. Het verschijnsel radicalisering komt op in een socio-politieke context waar islamofobie één van de tendensen is. Tegelijkertijd krijgt islamofobie haar hedendaagse legitimering en vindt het plaats binnen dezelfde socio-politieke context waar radicalisering deel van uitmaakt.
    2. Wat radicaal is en wat niet wordt mede bepaald door een verschuiving in de socio-politieke context waarbij cultuur en islam steeds meer werd gezien als een hindernis voor integratie en in een later stadium als veiligheidsprobleem.
  2. Macht en zingeving
    1. Islamofobie schept ruimte voor militante stemmen in het debat die, terecht of onterecht, kunnen claimen op te komen voor moslims waar islamitische organisaties en de politiek dat niet zouden doen.
    2. Islamitisch militant gedachtegoed geeft een antwoord op de vraag waarom islamofobie bestaat, en islamofoob gedachtegoed geeft een verklaring voor radicalisering.
    3. Islamofobe tendensen en incidenten voeden de propaganda van militante activisten terwijl met name de acties van militanten ook voeding geven aan islamofobe propaganda die vervolgens de impact van militante groepen ook weer vergroot.
    4. Islamofobie draagt bij aan de ervaring van vervreemding onder moslims die er niet direct toe leidt dat men zich aansluit bij militante bewegingen en/of tot geweld over gaat, maar er wel toe bijdraagt dat men minder binding heeft met de samenleving en aan het idee dat men weinig te verliezen heeft als men vertrekt.
  3. Spiraalwerking
    1. De reacties op de aanslagen in Parijs en op de aanwezigheid van Nederlanders bij IS beweging in Syrië en Irak, laten zien dat islamofobie en radicalisering elkaar kunnen versterken. Onder veel moslims vraagt men zich af waarom wel verontwaardiging over het geweld in Parijs, maar niet over de Westerse militaire interventies in bijvoorbeeld Irak die in het verleden tientallen duizenden zo niet honderdduizenden levens hebben gekost. Voor veel anderen komen met deze acties het islamitische of jihadistische geweld wel heel dichtbij. De reacties in die context, bijvoorbeeld het toejuichen van het afbranden van moskeeën voedt het sentiment dat moslims kwetsbaar zijn, niet beschermd worden, dat de brede laag in de bevolking helemaal niet tegen extremisten is, maar tegen islam en moslims in het algemeen. Zo belanden we snel in een vicieuze cirkel.
    2. Er treedt een verharding van het politieke midden op. In reactie op geluiden over toenemende radicalisering, komen politieke partijen met kreten en maatregelen zoals het intrekken van iemands nationaliteit, eerder al het instellen van de terroristenafdelingen in de gevangenis en worden steeds meer specifieke kenmerken van moslims benoemd als tekenen van radicalisering. Doordat al deze maatregelen vooral gebruikt worden tegen groepen moslims dragen ze bij aan het idee dat men tweederangs burger is en dat islam en moslims een exceptionele status hebben als veiligheidsissue; een belangrijk kenmerk van islamofobie en securitisering. Omgekeerd leidt dit ook weer tot reacties onder moslims die niet veel op hebben met radicale netwerken: de politieke stem is net wat ‘we’ nodig hebben zo werd bij Sharia4Belgium wel gezegd in het begin.

Tot slot: de politieke stem

Ik wil graag afsluiten met twee observaties die beide betrekking hebben op de stem van moslims in dit geheel. Eén van de belangrijkste aspecten van de radicale groepen is de politieke stem die zij claimen. Wanneer radicalisering een hype is, zoals nu, ontstaat het risico dat de enige reden dat we nog geïnteresseerd zijn in moslims in Nederland bepaald wordt door de vraag hoe radicaal iets of iemand is.

Dat is niet alleen een enorme reductie van het leven van een groep burgers, maar bemoeilijkt ook allerlei vormen van activisme die wel binnen een democratisch en juridisch kader passen zoals benefietacties voor hulpbehoevenden. Dat wil niet zeggen dat daar geen legitieme bezwaren tegen kunnen bestaan, maar zolang men zich aan de wet houdt zou er geen reden moeten zijn om deze acties te bemoeilijken en al helemaal niet vooraf zoals de Nederlandse overheid recent deed met een benefiet in Rijswijk of met een debat met de voorman van Hizb ut-Tahrir in JC Argan.

Net als in andere landen maken islamofobie en het anti-radicaliseringsbeleid legitieme vormen van activisme, ook al zijn ze militant en omstreden, moeilijker. De vraag is hoe wenselijk dat dat is in een democratische samenleving en of dit niet vooral bijdraagt aan de retoriek van militante groepen die, terecht, kunnen claimen dat er met twee maten gemeten wordt.

Een tweede observatie is dat wanneer het gaat om islamofobie, discriminatie, het meten met twee maten, de ervaringen van moslims vaak geridiculiseerd of gebagatelliseerd worden en dat manifestaties van islamofobie ook vergoelijkt worden. Het ontkennen van islamofobie en het negeren van signalen van moslims als het gaat om radicalisering in eigen kring, zijn in feite een ontkenning van de stem en ervaring van moslims zelf.

In die zin is het zorgwekkend en te betreuren dat er vandaag geen moslims op het podium staan om te spreken. Er zijn genoeg moslims die vanuit eigen ervaring en bijvoorbeeld vanuit hun kennis van islamofobie kunnen spreken, denk bijvoorbeeld aan de vrouwenorganisatie Al Nisa en de mensen achter Meld Islamofobie op Facebook.

Ik stel dan ook voor dat dit echt de allerlaatste bijeenkomst is waar moslims niet als deskundigen op het podium staan en alleen als publiek aanwezig zijn om te horen hoe enkele niet-islamitische witte mannen en één vrouw over problemen van moslims praten.*

* Uiteindelijk was Sandra Doevendans van Al Nisa aanwezig om te praten over de documentaire over islamofobie waar Al Nisa aan werkt.

Martijn de Koning

Martijn de Koning

Cultureel antropoloog en universitair hoofddocent

Martijn de Koning is cultureel antropoloog en is universitair hoofddocent bij Islam, Politiek en Samenleving aan de Radboud Universiteit …
Profiel-pagina
Al 7 reacties — praat mee.