Bassam Tibi is in 1943 in Damascus geboren en beschouwt zichzelf als ‘a devout Muslim’. In de inleiding van zijn boek vertelt hij hoe hij en andere jonge Arabische intellectuelen in de periode na de vernederende zesdaagse oorlog (juni 1967) gingen nadenken over een betere toekomst voor de Arabische wereld. Ze hoopten op een periode van verlichting, min of meer naar westers model. Maar na een lezing (‘Islam and Secularization’) die hij als gevorderde student gaf op een congres in Caïro, kreeg hij vernietigende kritiek van andere congresgangers. Zij vonden zijn ideeën on-islamitisch. Zijn bijdrage werd gepubliceerd maar leidde tot nog veel meer en erg felle kritiek. Uiteindelijk is hij naar Europa gevlucht. In Frankfurt studeerde hij bij Max Horkheimer en Theodor Adorno. Tibi is jarenlang hoogleraar geweest in Göttingen en heeft ook in de VS gedoceerd. O.m. werkte hij 6 jaar aan het Center for Advanced Holocaust Studies in het Holocaust Museum van Washington. Hij schreef Islamism and Islam tijdens de zgn. Arabische lente in het voorjaar van 2011.

Islamisme

Tibi maakt een principieel onderscheid tussen islam en islamisme. Moslims zijn het erover eens dat iemand moslim is als hij of zij zich houdt aan de bekende 5 principes of ‘zuilen’. Het islamisme is een politieke ideologie gebaseerd op een heel bepaalde (en recente!) interpretatie van de islam. Islamisten denken zeer negatief over de westerse cultuur en de westerse samenleving. Het Westen met zijn natiestaten, democratisch pluralisme en burgerlijke vrijheden is in hun ogen verdeeld en ziek. Het Westen zou de wereld van de islam binnengedrongen zijn met de bedoeling islamitische waarden te vervangen door zijn seculiere waarden. Het doel dat islamisten beogen is een fundamentele herordening van de wereld. In die nieuwe wereldorde is geen plaats voor democratie maar wordt de wil van God uitgevoerd zoals vastgelegd in de sharia (Tibi onderstreept dat ook de sharia zoals islamisten die zien, een twintigste eeuws bedenksel is). Er zullen geen natiestaten meer zijn maar één umma, een wereldgemeenschap die zowel politiek als godsdienstig één is. Tibi stelt met nadruk dat het islamisme een totalitaire beweging is die goed vergeleken kan worden met het fascisme en het Sovjet- communisme. Hij maakt daarbij gebruik van Hannah Ahrendt’s The Origins of Totalitarianism.

Oorsprong

De stichting van de Moslimbroederschap door Hassan al-Banna (Cairo 1928) geldt als het begin van het islamisme als politieke stroming. Het is in oorsprong een soennitische beweging maar heeft met name het martelaarsideaal uit de sji’ïtische islam overgenomen. Dit speelt een rol bij het zelfmoord-terrorisme. In de pamfletten en boeken van al-Banna wordt een geheel nieuwe inhoud gegeven aan het begrip jihad. In de Koran komt die term één keer voor en betekent het zoiets als ‘persoonlijke inspanning’ (om naar de wil van Allah te leven). Al-Banna roept ‘de zonen van de islam’ op hun leven en hun bloed te geven voor de islam “totdat dit de hele wereld omvat”. Niet-moslims moeten bestreden worden “zelfs al vechten ze niet tegen ons”.

Maar de grote inspirator van het islamisme (waarschijnlijk nog meer dan al-Banna) is Sayyid Qutb (Said Koetb). In de jaren ’60 schreef hij een hele reeks geschriften waarin hij oproept tot een “kosmische oorlog tegen de joden en de kruisvaders”. Zijn werk, dat vele malen herdrukt is en overal ter wereld in het Arabisch te krijgen is, zit vol antisemitische uitlatingen. Hoewel hij niets moest hebben van westerse bronnen maakte hij gebruik van “De protocollen van de wijzen van Sion”, een westerse falsificatie. (Een 41-delige TV-serie gebaseerd op de Protocollen, “Ruiter zonder paard”, is in 2000 door de Egyptische staatszender en door 16 andere Arabische zenders uitgezonden. Onze toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Jaap de Hoop Scheffer, heeft hiertegen geprotesteerd bij de Egyptische ambassadeur.) Qutb is in 1966 door Nasser veroordeeld tot openbare ophanging. Hij werd ervan verdacht overheidsfunctionarissen te willen doden. Een jaar later vond de zesdaagse oorlog plaats. Die nederlaag werd als het echec van de nationalistische Arabische heersers gezien. Zij waren overal in Noord-Afrika en het Midden Oosten aan de macht gekomen na de koloniale tijd en in het zadel gehouden door het Westen. In die situatie werd Qutbs oproep om in opstand te komen tegen de westerse wereld (geen Arabisch nationalisme maar mondiaal islamisme) actueel.

De ‘islamitische oplossing’ wordt nu o.a. verkondigd door de TV-moefti en ideoloog van de Moslimbroederschap, Yusuf al Qaradawi (geboren in 1926). Een moefti is een hoge wetsgeleerde, geen rechter want zijn fatwa’s zijn in principe niet bindend). Al-Qaradawi was en is te zien en te horen op verschillende Arabische zenders. Zijn antisemitisme valt min of meer samen met anti-Amerikanisme, want joden zouden vanuit New York en Washington de gehele westerse wereld beheersen. Op YouTube kan men een video zien, getiteld “Al-Qaradawi praising Hitler’s anti-Semitism”. Al-Qaradawi zegt daar onder meer: “Door de hele geschiedenis heen zijn er volkeren geweest die de Joden straften voor hun corruptie. De laatste die dit deed was Hitler door alles wat hij hen heeft aangedaan, ook al wordt dit overdreven. Hij is erin geslaagd hen op hun plaats te zetten. Dat was een goddelijke straf voor hen. De volgende keer zullen wij, de gelovigen, het zijn. (…) Nu mijn leven zijn einde nadert, hoop ik dat Allah mij de kans geeft naar het land van de jihad te gaan en weerstand te bieden, al is het in een rolstoel. Ik zal naar Allahs vijanden, de Joden, schieten. Dan zullen ze een bom naar mij gooien en zal ik mijn leven bezegelen met het martelaarschap. Mogen Allahs genade en zegen op jullie rusten.”

Abdullah Azzam (1941-1989) doceerde aan de universiteit van Djedda in Saoedi Arabië. Hij verdedigde de wereldwijde jihad tegen het ongelovige en islam-vijandige Westen en gaf praktische aanwijzingen voor de werving en training van moslimmilitanten tijdens de oorlog in Afghanistan tegen de Sovjet-bezetters. Achteraf bezien is dit de bakermat van al-Qaida geweest. Azzam legde ook de fundering voor Hamas en zijn strijd tegen Israël. Twee van zijn leerlingen zijn Osama bin Laden (1957 – 2 mei 2011) en Ayman al-Zawahiri (* 1951), waarschijnlijk de huidige leider van al-Qaida.

In de twintigste eeuw heeft er een geleidelijke overgang plaats gevonden van Arabisch nationalisme naar het in principe wereldwijde islamisme. In het begin van die eeuw vochten Arabieren tegen de Ottomaanse Turken. Na de ineenstorting van het Ottomaanse rijk in de Eerste Wereldoorlog, hoopten Arabieren op een Arabisch rijk. In plaats daarvan werden het Midden Oosten en Noord-Afrika gekoloniseerd, vooral door Groot-Brittannië en Frankrijk. Al vóór de Tweede Wereldoorlog lag daardoor de sympathie van de Arabieren bij Duitsland. Als gevolg van het Zionisme waren Arabieren ook gevoelig voor Hitlers antisemitisme. Op het internet zijn foto’s te zien van ontmoetingen van de groot-moefti van Jeruzalem, Amin al-Hoeseini met Hitler (1941) en Himmler (1943).

Verslagen van deze ontmoetingen zijn te vinden (en op internet te lezen) in de Nazi-archieven. Al-Hoesseini en Hitler zijn het erover eens dat de strijd van Duitsland tegen het kapitalistische Groot-Brittannië en de communistische Sovjetunie “weltanschaulich” een strijd is tussen Duitsland en het Jodendom omdat Joden in beide landen machtsposities innemen. Het uit Europa geïmporteerde antisemitisme is door Said Qutb c.s. uitgebuit. De vernederende nederlaag in de zesdaagse oorlog van 1967 werd in Arabische landen gezien als het echec van de autoritaire, door het Westen in het zadel gehouden heersers (van Kadaffi tot Saddam Hoessein).

Het islamisme is volgens Tibi dus een reactie op de postkoloniale crisis in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Tibi vergelijkt het met de opkomst van het Duitse nationaal-socialisme in de crisis van de Weimar-republiek. Daarbij komt de frustratie over de economische, wetenschappelijk-technologische en culturele suprematie van het Westen. Het islamisme is ook aantrekkelijk voor gemarginaliseerde jonge moslims in de VS en vooral Europa. Het leven van jonge moslims zou moeten worden verbeterd. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.

Definities

Tibi maakt een onderscheid niet alleen tussen islam en islamisme maar ook tussen institutioneel en gewelddadig islamisme (jihadisme). Maar hij is van mening dat dit laatste onderscheid relatief is: institutionele islamisten (zoals de Moslimbroeders in Egypte en de AKP van de Turkse premier Erdogan) hebben hetzelfde doel als de jihadisten en het is niet denkbeeldig dat ook zij overgaan tot geweld als hun dat uitkomt. Tibi maakt bezwaar tegen de veel gebruikte aanduiding “radicale moslims” voor jihadisten (zijn kruisvaders en inquisiteurs radicale christenen?) en tegen de aanduiding “gematigde moslims” voor institutionele islamisten (hoe moet je liberale moslims als Tibi zelf dan noemen?). Ook kritiseert hij de Obama-regering, wanneer die jihadisten behandelt als individuele criminelen (“a crazy gang” volgens Edward Said), die – al dan niet met gebruik van drones – uitgeschakeld kunnen worden. De voedingsbodem van het islamisme zal weggenomen moeten worden. Maar ook dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.

Islamofoben als Wilders (en Admiraal in diens vorige leven) hebben met islamisten gemeen dat zij het onderscheid tussen islam en islamisme niet maken, terwijl politiek-correcte westerlingen geneigd zijn de bedreiging van het islamisme als een xenofobische mythe te beschouwen en te vinden dat islamisten als aanhangers van een religie recht hebben op respect.

Aan de hand van het begrip ‘Invented Tradition’ (Eric Hobsbawm) laat Tibi zien dat wat islamisten verstaan onder umma (een gemeenschap die zowel politiek als religieus één is), sharia en jihad recente constructies zijn en dat het islamisme niet als een terugkeer tot de oorspronkelijke islam kan worden gezien, zoals de aanhangers claimen.

Mustafa Akyol

Ook de Turkse journalist Mustafa Akyol noemt het islamisme een twintigste eeuwse ‘anomalie’ in de geschiedenis van de islam. Zijn boek Islam without Extremes, a Muslim Case for Liberty (New York 2011), heeft een andere opzet en gedeeltelijk ook een ander thema, maar de visie van Akyol (en vermoedelijk van veel moslims) sluit volledig aan bij die van Bassam Tibi. In de inleiding van zijn boek vertelt hij dat een ervaring uit zijn jeugd hem een instinctieve afkeer van geweld heeft bezorgd: op 8-jarige leeftijd heeft hij met zijn moeder zijn vader, eveneens journalist en schrijver, bezocht in de gevangenis annex martelkamers van het seculiere (!) Turkse leger. Hij vraagt zich af waar het geweld in de islam vandaan komt en concludeert dat het voortkomt uit diep gewortelde en eeuwenoude sociale en politieke structuren in dat deel van de wereld (voor rondtrekkende woestijnbewoners waren lijfstraffen praktischer dan opsluiting in een gevangenis).

Akyol schrijft dat hij dit ‘Aha-moment’ kreeg toen hij als 17-jarige de Koran las. In de Koran is inderdaad niets te vinden over het doden van afvalligen, het geselen of stenigen van overspelplegers, etc. Terwijl in de middeleeuwse tribale samenleving de waarde van een individu bepaald werd door zijn/haar positie in de stam (waardoor vrouwen en uiteraard slaven minder waard waren dan vrije mannen), wordt in de Koran het individu verantwoordelijk gesteld voor zijn daden. Volgens de Koran is een slaaf die de wil van God doet een beter mens dan een stamhoofd die dat niet doet, heeft een echtgenote recht op eigen bezit en kan een vrouw getuigen in een geschil.

De Koran kent weinig concrete regels voor gedrag. Spoedig kwam de vraag op wat de algemene aanwijzingen betekenen voor de praktijk. Volgens een tot in de dertiende eeuw belangrijke stroming (rationalisme) zijn er twee bronnen: de Koran en het verstand. Deze stroming heeft tot grote bloei geleid van de zevende tot de dertiende eeuw. In die periode was de islam de hoogst ontwikkelde cultuur met geleerden als Avicenna (Ibn Sina), Averroes (Ibn Rush) en de wiskundige al-Khworizmi ( “algoritme”). Zij hebben de impuls gegeven tot de Renaissance in het Westen.

Maar een andere stroming, het traditionalisme, zag in tradities over Mohammed (de hadith) een tweede bron naast de Koran. In de loop van de tijd zijn allerlei in de Arabische wereld gangbare normen en waarden in het leven van de profeet geprojecteerd. De grotendeels op de hadith gebaseerde sharia is daardoor volgens Akyol een mengsel van Koranteksten, enkele min of meer authentieke uitspraken van Mohammed en een enorm corpus van ten onrechte aan hem toegeschreven conservatieve tradities. Uiteraard betreurt  Akyol het feit dat de traditionalisten vanaf de dertiende eeuw de rationalistische stroming praktisch volledig verdrongen hebben. Alles wat hij afwijst in de islam (geweld, cultureel conservatisme, fatalisme) verklaart hij vanuit de vele ten onrechte aan Mohammed toegeschreven middeleeuwse tradities.

Een paar Korancitaten:

Houding tegenover armen, slaven e.d.

Soera 2,177: Vroom is wie zijn bezit, hoe lief hem dat ook is, geeft aan verwanten, aan wezen, behoeftigen, zwervers en bedelaars en voor de vrijkoop van slaven.

93,9-10: Verdruk de wees niet en verjaag de bedelaar niet.

Oorlogvoering en dwang:

2,190: bestrijd op Gods weg degenen die jullie aanvallen, maar begin geen vijandelijkheden. God houdt niet van agressoren.

2,256: in de godsdienst is geen dwang

Houding t.o. joden en christenen

3,84: Wij geloven in God en in wat op ons is neer gezonden en op Abraham, Ismael, Izaak en Jacob en wat aan Mozes (Moesa) en Jezus (Isa) is gegeven van de kant van de Heer. Wij maken geen enkel verschil tussen hen.

5, 48: Wij hebben het boek met de waarheid naar jou gezonden ter bevestiging van de voorgaande boeken.

5,69 : zij die geloven, zij die het jodendom aanhangen, de Sabiërs en de christenen die in God geloven(…) zij hebben niets te vrezen (van God) noch zullen zij bedroefd zijn.

22,38-40: aan hen die bestreden worden is het toegestaan te strijden, omdat hun onrecht wordt aangedaan. (…) Als God de mensen niet had tegengehouden dan waren kluizenaarsverblijven, kerken, synagogen en moskeeën waarin Gods naam wordt genoemd, verwoest.

Tot slot en ter overdenking een uitspraak van Abdelfatah Mourou, tweede man van de Ennahda-partij, Tunesië, opgetekend in Trouw: “dat we werken vanuit de islam merk je vooral aan het feit dat we islamitische waarden als vrijheid en gelijkheid willen garanderen.”

Gerard Luttikhuizen

hoogleraar, schilder

Gerard Luttikhuizen was tot 2005 hoogleraar vroegchristelijke letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.