Meer dan tachtig mensen waren aanwezig bij de lezing van Job Cohen op 8 november 2015, georganiseerd door de Stichting Leerhuis Limburg en de Stichting Synagoge Meerssen, in de synagoge van Meerssen (Limburg). Joden vestigden zich in Meerssen en andere dorpen om Maastricht heen omdat in de achttiende eeuw een streng beperkend vestigingsbeleid gold voor deze (handels)stad. Nu is het gebouw in Meerssen niet langer in gebruik als synagoge maar worden er lezingen en concerten gegeven.
Job Cohen was rector magnificus van de Universiteit van Maastricht voordat hij staatssecretaris werd, en later burgemeester van Amsterdam. In de twee laatste functies had hij uiteenlopende ervaringen met de problematiek van vluchtelingen en nieuwkomers.
Strengere regeling
Als staatssecretaris van Justitie had hij te maken met een vreemdelingenwet die slecht functioneerde. Het Verdrag van Genève regelt het asielrecht van vluchtelingen. In Nederland konden asielzoekers eindeloos procederen tot ze zo lang in Nederland waren dat hun alsnog de vergunning werd verleend. Omdat het Verdrag daar niet voor bedoeld was, werkte Job Cohen aan een strengere regeling. Asiel werd alleen verleend als mensen echt hadden moeten vluchten. Dat besluit, of iemand erkend werd als vluchteling, werd zo spoedig mogelijk genomen en er was slechts één keer de mogelijkheid om er bezwaar tegen te maken. Mensen die niet erkend waren, konden geen beroep doen op de rechten van de Nederlandse verzorgingsstaat, met uitzondering van onderwijs en medische zorg.
In het protest van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten tegen deze regeling werd het woord ‘zorgplicht’ geboren. De wetgeving is niet goed verenigbaar met de praktijk. Ook nu zien we bij de bed-bad-broodregeling dat het dilemma ingewikkeld blijft en steeds harder op ons bord terechtkomt. We zijn in Nederland zo ongelooflijk rijk in vergelijking met Afrika en het Midden-Oosten dat mensen het risico blijven nemen. Hoe we ook stimuleren om terug te gaan, toch zullen er steeds mensen zijn die door hun lange verblijf in Nederland geen toekomst meer hebben in hun eigen land. Eens in de zoveel tijd komt er een generaal pardon.
De andere kant
Tijdens zijn opleiding als jurist leerde hij de grondregel: audi et alteri parti. Luister ook naar de andere kant, probeer te begrijpen wat iemand anders vindt. Volgens Cohen is die zin evenzeer van toepassing voor de bestuurder als voor de jurist: begrijp beide kanten en kies vervolgens je eigen standpunt. Als burgemeester heeft hij veel verschillende groepen leren kennen. Migranten ontwikkelen vaak een dubbele solidariteit: twee zielen in hun inborst, maar Cohen vraagt met name aandacht voor degenen die de wereld om zich heen zagen veranderen, ‘mensen die verhuisd zijn zonder voor een verhuizing te kiezen, juist zij hebben er het meeste mee te maken’, en voor wie hard gewerkt hebben en zich zorgen maken over hun toekomst: ‘ik moet nog tien jaar en wat doen ze straks voor mij?’
Het mooiste wat hij als burgemeester heeft meegemaakt, is de lintjesregen. Het hoorde bij zijn taak om toespraakjes te houden tot de gelukkigen, maar hij keek er elk jaar naar uit. ‘Dat iemand van een ander zegt: jij bent belangrijk voor de samenleving. Die vijftig tot zestig verhaaltjes op zo’n dag geven een beeld van een stad waaraan mensen bijdragen op hun eigen manier.’
Kleine opvangcentra
Nederland heeft in het verleden te veel geïnvesteerd in de eigen taal en cultuur van nieuwkomers en te weinig in mogelijkheden om zich thuis te voelen. Van Cohen mag de huisvesting van vluchtelingen soberder zijn dan regelingen voor staatsburgers. Belangrijk is dat mensen de taal leren en kennismaken met Nederlandse waarden en gewoonten zoals de vrijheid van godsdienst. Nederland is een ingewikkeld land voor vreemdelingen; onze opvatting over homoseksualiteit is bijvoorbeeld van recente datum. Ook kan ons idee dat we verdraagzaam en open zijn, in de weg staan.
Het is niet alleen een Nederlands probleem. Libanon vangt met 4 miljoen inwoners 1 miljoen Syrische vluchtelingen op, Turkije en Jordanië regelen opvang voor miljoenen mensen zonder perspectief. Er is een Europese regeling nodig want ‘grenzen dicht’ gaat gewoon niet werken. De komst van groepen die we niet begrijpen omdat hun geloof, taal en cultuur anders zijn, blijft een dilemma. ‘Er zijn meer dan 170 verschillende nationaliteiten in Amsterdam. Die verschillen zijn er. Dat je van mening verschilt brengt ons dichterbij de waarheid.’
Hij pleit voor kleinere opvangcentra zodat contact makkelijker wordt. ‘Veel verder kom ik niet. Vraagt u mij over vijf jaar nog eens om te zien waar we dan staan.’