Beste Taede,
Dank voor je voorzet. Voordat ik ga proberen om je van je wilde ideeën af te brengen, eerst maar even iets over mijn eigen dubbele situatie.
Als ik in Nederland of elders in Noord-Europa zeg dat ik theoloog ben, krijg ik af en toe – met name vanuit ‘conservatief’ katholieke of protestantse hoek – de (niet zelden retorisch bedoelde) vraag voorgelegd of die nog wel bestaan: ‘gelovige theologen’. Theologische faculteiten schijnen erom bekend te staan dat je er van je geloof valt. Bovendien: ‘ongelovige theologen’ komen gemakkelijker in het nieuws dan de brave blijvers.
In Frankrijk, waar ik op dit moment woon en theologie doceer, en waar theologie vanwege de scheiding tussen Kerk en Staat geen plaats aan de door de staat erkende universiteiten mag hebben, is het juist andersom. Daar ontmoet ik meestal verbazing als ik als beroep ’theoloog’ aangeef, met name als ik dan ook nog één of twee van m’n kinderen bij me heb. Theologen zijn schijnbaar voor velen nog steeds stoffige en celibataire priesters of religieuzen (en heel eerlijk gezegd: dat zijn ze hier in Frankrijk ook vaak).
Godsdienstwetenschappers
In beide gevallen geef ik hetzelfde antwoord. Dat antwoord begint steevast met het aloude onderscheid tussen theologie en godsdienstwetenschappen. Ik weet best dat aan dat onderscheid de laatste decennia – om verschillende redenen – wel gerammeld is en sommigen hem liever willen opheffen (daarover later wellicht meer), maar ik behoor tot die theologen voor wie het wezenlijk is opdat theologie echt theologie kan zijn.
Godsdienstwetenschappen bestuderen het verschijnsel godsdienst in al zijn facetten. Verschillende disciplines worden daarbij gebruikt, en je noemt ze terecht in je eerste brief: sociologie, psychologie, geschiedenis, taalwetenschappen, wijsbegeerte, enzovoort. Voor een helder begrip op de veelheid aan uitingsvormen van religie is een grote interdisciplinariteit nodig, en gelukkig zijn veel wetenschappers zich daarvan terdege bewust.
Maar wat al deze bestudeerders van religie met elkaar gemeen hebben, is dat zij ‘op een afstandje’ naar religie kijken. Hun eigen geloofsovertuiging – of de afwezigheid ervan – krijgt geen plaats in het zoekontwerp van hun wetenschappelijke zoektocht. Natuurlijk is er soms (of vaker) tussen de regels van een godsdienstwetenschappelijk artikel of boek wel te lezen hoe de zogenaamd ‘objectieve wetenschapper’ in het leven staat. Maar dat hoort nu eenmaal bij de menswetenschappen: niet alles valt nu eenmaal in koude cijfertjes te vangen – en nog minder in binaire ééntjes en nulletjes. Daarom is het ook van belang dat wetenschappers met elkaar in gesprek, in dialoog, in discussie en debat gaan, om elkaar te ondervragen op de resultaten van hun onderzoek, dat altijd een zekere subjectiviteit met zich meebrengt.
Theologen
Met theologen – zoals ik die voor ogen heb, en zoals ik dat bescheiden poog te zijn – gaat dat anders. Zij willen het verschijnsel ‘religie’ vanuit hun eigen godsdienstige geloofsovertuiging bekijken. Systematische theologen (ook wel ‘dogmatici’ genoemd, of ook wel simpelweg ’theologen’) zoeken geen objectiviteit ‘van een afstandje’, maar proberen ‘van binnenuit’ hun religie te onderzoeken.
Natuurlijk krijgen we met de nodige regelmaat de kritiek over ons heen dat we dan niet ‘objectief’ kunnen zijn, maar ik durf de stelling wel aan dat onze objectiviteit vaak minstens zo goed gewaarborgd is dan bij onze godsdienstwetenschappelijke collega’s. Bij ons weet je in ieder geval waar iemand staat. En dat helpt de luisteraar of de lezer om het gezegde en het geschrevene in het juiste perspectief te plaatsen.
Twee taken
Als theoloog poog ik dan ook twee zaken te doen. Enerzijds probeer ik de kern van het (in mijn geval) christelijk geloof (in haar katholieke gedaante) dieper te doorgronden en uit te leggen. Dat proberen wij theologen te doen in trouw aan de bronnen van ons geloof – die immers verre van opgedroogd zijn –, en tegelijkertijd met het oog op de uitdagingen en vereisten van de plurale, complexe en hoogtechnische samenleving waarin wij leven, denken en werken.
Deze eerste opdracht brengt onmiddellijk een tweede met zich mee: soms heeft het christelijk geloof (in haar katholieke vorm) ook uitzuivering nodig van wat er in de loop van de geschiedenis aan overtolligs of zelfs tegenstrijdigs is aangeslibd. Of omgekeerd: zijn er zaken uit het zicht verloren die tot het wezen van de christelijke verkondiging behoren. Als theoloog poog ik dan ook hier en daar mijn bescheiden bijdrage te leveren aan deze uitzuivering.
Men-ik-wij
Dat is binnen de wetenschap een bijzondere positie. Samen met de filosoof kan, ja moet (!), de theoloog niet slechts spreken in objectiverende termen van ‘men’, maar gebruikt zij of hij vooral het subjectieve ‘ik’. Dit ‘ik’ maakt dankbaar, en noodzakelijkerwijze, gebruik van alle resultaten van het vele godsdienstwetenschappelijk onderzoek, maar moet vanuit het theologische ‘binnenperspectief’ een geëngageerd ‘ik’ wagen. Een ‘ik’ dat doorgrondt, uitdiept, uitzuivert en uitdaagt.
Maar de theoloog gaat verder dan de filosoof en spreekt niet slechts in termen van ‘ik’, maar het liefst in het meervoudelijke ‘wij’. Zij of hij staat immers zowel in een geloofstraditie als in een geloofsgemeenschap. Zijn ‘ik geloof’ kan niet anders dan resoneren in een groter ‘wij geloven’.
Dubbele loyaliteit
Dat brengt mij als theoloog in een spanningsveld van een dubbele loyaliteit: die tussen de loyaliteit aan de wetenschap, aan de academie, aan de universiteit enerzijds, en de loyaliteit aan de christelijke, katholieke, geloofsgemeenschap waar ik in sta en die ik met mijn getheologiseer wil dienen.
Dat spanningsveld is voor theologen niet altijd gemakkelijk om uit te houden. Soms zijn uitkomsten van onderzoek voor de geloofsgemeenschap moeilijk te accepteren. Soms raken langzaamaan ontwikkelde persoonlijke overtuigingen op gespannen voet met de kerkelijke leer (of met wat daarvoor doorgaat).
Sommige theologen – bijvoorbeeld in mijn eigen katholieke Kerk – hebben zich bij het kerkelijk leergezag moeten verantwoorden voor hun publicaties. Sommigen onder hen werden veroordeeld of de onderwijsbevoegdheid ontnomen omdat de Kerk als geloofsgemeenschap zich niet meer in het onderwezene kon herkennen. Van deze veroordeelde theologen bleken sommigen het overigens achteraf helemaal niet zo bij het verkeerde eind te hebben en werden zowaar gerehabiliteerd (Thomas van Aquino, Yves Congar, Henri de Lubac en Jean Daniélou, om er maar een paar te noemen).
Maar dat hoort bij het risico van het vak. Zoals meerdere beroepen grote risico’s met zich meebrengen. Sterker: zonder dit risico zou theologie geen theologie zijn, maar simpelweg gepapegaai.
Zo heeft de theoloog zowel binnen de Kerk als binnen de wetenschap een bijzondere plaats. Dat is een opdracht. Dat vraagt om engagement. En soms om zowel een olifantenhuid als om fijngevoeligheid. En soms slaat de individuele theoloog de plank wetenschappelijk of kerkelijk even mis. En dat wordt dan later door hem of haar zelf weer bijgesteld. Of door de volgende generatie.
En als een theoloog van zijn of haar geloof afvalt (of ‘afglijdt’, zoals mgr. De Korte het liever noemt)? Dan blijft zij of hij natuurlijk een even goede wetenschapper. Een godsdienstfilosoof. Of een godsdienstsocioloog. Of een historicus. Maar geen theoloog nee. En dat is niet erg! Want theologen zijn geen haar beter dan niet-theologen. Zij dragen alleen bewust een andere bril, en willen een dubbele verantwoording afdragen. Laat ons toch.
Met vriendelijke groet,
Hendro Munsterman
Dank voor deze prima uiteenzetting. Benieuwd wat Smedes daar tegenin te brengen heeft.
Laatste alinea is echt flauwekul. Als je niet meer in een God met een baard gelooft maar wel in een Al, ben je dan atheïst? Gaat toch om definitie van God… Wie bepaalt wat wel en niet een goede definitie is?
‘Laat ons toch’. Dat is de spijker op z’n kop. En daarom worden theologen die onder het mom van wetenschapsbeoefening het geloof verkondigen niet serieus genomen in de academische wereld.
Een theoloog die niet in God geloofd, heeft iets weg van een zwemleraar, die zelf niet kan zwemmen. Hij kan het prima uitleggen. Hij kan het goed onderbouwen. Maar de geloofservaring doorgeven dat kan hij niet! Bovendien komt er bij een christelijk geloof iets meer bij kijken dan ‘geloof in een God’ Bij het christelijk geloof is de kern van het geloof een ongeremd vertrouwen in de Naamgever van dat geloof. Jezus leert als geen ander hoe dat geloof werkt: Door de gave van Mijn Geest! Een studie in de theologie is wellicht een prachtig instrument, maar het kan zelf nooit leiden tot geloof in dé enige God, de Schepper van hemel en aarde! Hijzelf (met een hoofdletter) moet het bewerken……
Laten we eerst eens beschouwen wat we met god bedoelen. Wat mij betreft is een theoloog niet hetzelfde als een godsdienstwetenschapper. Zoals een psycholoog alles van de psyche, zo weet een theoloog alles over theo (=god). Dat hoeft geen god (zoals de hogere god NOUS of een lagere god zoals JHWH te zijn waar hij of zij in geloofd. Het hoeft geen mannelijke god te zijn en het hoeft geen figuur op een wolk te zijn die ons leven bestiert. Het kan net zo goed een goddelijke kracht zijn die in de mens werkzaam is of misschien zelfs het Zelf.
Beste Sjuul. Wie betaalt, die bepaalt!
Beide heren eten het brood vanuit de Rk traditie. Die bepaalt. Maar hun geloof, hun traditie is het mijne zeker niet.
Ondertussen verandert er wel veel in de wereld buiten de discussieruimte en ook in het instituut dat hen voedt. . Als ze straks weer opkijken zullen ze ontdekken dat bijna niemand hun discussie nog begrijpt. Gevolg zal zijn, geldbron opgedroogd…. de theologen zullen vanzelf langzaam uitsterven. Of? Iemand een ander idee?
Beste Rianne, een zwemleraar moet kunnen zwemmen. Voetbalcoaches kunnen meestal niet meer zo goed voetballen.. En moet een vrouwenarts ook vrouw zijn? Een kinderarts kind zijn gebleven?
En je kunt dus als theoloog beginnen en na een paar jaar voortschrijdend inzicht hetzelfde doen maar dan als godsdienstwetenschappen? Karen Armstrong bv?
Kortom, ik heb steeds meer vragen..
Dubbele loyaliteit? Dat klinkt mij wat glibberig in de oren. Het lijkt extra loyaal, maar is het niet eerder halfslachtig? Het staat in ieder geval op gespannen voet met de academische vrijheid, die geen ander gezag erkent dan de academie zelf. Spreken over dubbele loyaliteit maakt de theologie als academische discipline verdacht. Terwijl dat niet nodig is.
Het springende punt is dat Munsterman m.i. twee dingen door elkaar haalt. De vertrouwdheid van de theoloog met een concrete geloofstraditie enerzijds en de gebondenheid aan het leergezag van die traditie anderzijds. Voor een theoloog is het eerste onontbeerlijk, maar het tweede ongewenst. NB ik zal niet zeggen dat een gezagsrelatie de theologiebeoefening onmogelijk maakt. De meeste theologie is tenslotte onder de vleugels van een kerkelijke overheid tot stand gebracht. Maar wat mogelijk is, hoeft nog niet wenselijk te zijn, laat staan noodzakelijk.
(Zie verder: ‘Scheiding van kerk en theologie. Emancipatie op godgeleerd erf’: http://theovandekerkhof.nl/scheiding-van-kerk-en-theologie/)
Beste Saskia,
Taede is niet katholiek; hij studeerde (protestantse) theologie aan de Universiteit van Groningen. Maar op dit onderwerp lopen katholieke, protestantse en andere lijnen gewoon lekker door elkaar heen. Ik krijg mede- en tegenstanders uit allerlei hoek: van katholiek tot protestant, van “conservatief” tot “progressief”. Er is geen pijl op te trekken. 😉
Groet,
Hendro
Met verbazing het heldere stuk van Munsterman gelezen.. ik ben een theoloog, afgestudeerd aan de Rijks Univ. van Groningen. Na die studie heb ik de kerkleijke opleiding gedaan ( “bedrijfsopleiding”) en ben predikant geworden in de Hervormde Kerk. Wij zijn met scheiding van kerk en staat (Duplex Ordo) opgevoed: en we studeerden theologie. Een wetenschappelijke studie aan de Rijks Universiteit. Dat had in principe niets met ons eigen geloof te maken, wel met wat gelovigen over wat zij God noemden dachten, vonden en schreven. Mocht ik- wat God verhoede- van mijn geloof vallen, de kerk verlaten dan blijf ik theoloog: iemand die geleerd heeft om op een academische wijze naar dat vreemde fenomeen geloof te kijken. Of dat nu het geloof in de de God van Israel, Allah of Vishnoe is…
Op 1 mei tijdens de afscheid van prof. Hans de Wit op de Vrij Universiteit Amsterdam hadden we (RK en Prostestanten) theologen onder elkaar over de invloed van omgeving waar je theologie beoefent. In sommigen theologische faculteiten omgeving heb je meer ruimte en vrijheid om zelf als theoloog te groeien, ontdekken en ervaren. Ik ben zelf ervaring deskundig over de omgevingen. Want ik heb jaren in de klooster zowel bij de Benedictijnen (Limburg) als Fransciscanen in Amsterdam en ook Sacramentijnen (SSS) in Amsterdam geleefd. Ook leefde ik als student in Willibrord convict in Amsterdam en seminarie in Tiltenberg. Dit was tijdens mijn theologische opleiding en vorming. Theologie heb ik gestuudeert bij KTU Amsterdam, Utrecht en Tilburg. De opleidingen fuseren met alle stress en conflicten van dien. Opvallend vond ik dat toen en nog de dag van vandaag de vraag naar waar is God en het Mystiek expressie van Goddelijke ervaring lijkt wel en taboe onder de hedendaagse theologen. Als je over eigen Goddelijke ervaring hebt kijken theologen raar.
Terecht want als je niet bij de nood van de onderdrukte en het verhaal van de vertrapten of mensen die door Goddelijke interventie naderend dood of geweld overleven, kun je moeilijk God present stellen. Theologie blijft het verhaal van de Levende God in het leven van de levende. Zoek je God op in het verleden en vast gelegde verhaal, is het dan moeilijk om Hem dagelijks te ervaren. Juist elke dag is een kans om Hem te ervaren. Het verhaal van verleden is om te leren hoe je eigen ervaring kan plaatsen, begrijpen en uitleggen (hermeneutiek). Dit is helaas geen ervaring theologie. Theologie is mijn onderstroom om dagelijks God in Zijn schepping te presenteren.
Volgens mij houd de huidige paus zijn theologie op peil door contacten met de kwetsbaren want hun pijn en verhaal help je als theoloog om nederig te zijn en God present stellen. Het gevaar om droog en ongelovige theoloog te zijn is groot als je God niet zoek bij de levenden.
Kerk en Staat
In de stadsdeel Bos en Lommer in Amsterdam heb ik in samenwerken met de stadsdeel voorzitter Jeroen Broeders de scheiding tussen kerk en staat opgeheven. Ik was als parochie pastor van Emaus bezig in de wijk. We kwamen achter dat de zorg voor de armen en kwetsbaren een taak van de kerk en staat is. We mogen dat dus samen doen. We ontdekten dat de grondwet christelijke moraal ademen en zelfs op de munt staat in God met ons. We noemde de scheiding niet hypocriet. We konden religieuze feesten in de stadsdeel kantoor houden.
Volgens mij zou het helderder zijn als Munsterman consequent van ‘christelijk theoloog’ zou spreken?