Toen Rachel Reedijk, verbonden aan de Amsterdam Center for the Study of Cultural and Religious Diversity en lid van de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam, maanden geleden mij vroeg of ik een bijdrage aan de conferentie ‘Ontmoeting of Isolement. Einde of nieuw begin van de interreligieuze dialoog’ van 9 februari j.l. zou willen geven heb ik zonder aarzeling mijn medewerking toegezegd. Deze intuïtieve reactie gaf mij moed.

Het heeft mij enige moeite gekost om een systematisch betoog op te bouwen, dat wil zeggen te spreken vanuit een bepaalde theorie die de praktijk analyseert of richting aan de praktijk van de interreligieuze dialoog kan geven. Die theorie is er immers niet. Ik kan hooguit een paar overwegingen delen afkomstig uit de verschillende contexten van mijn persoonlijke en professionele ervaringen met de interreligieuze dialoog, onder andere als sociaal werker, als hoofd gevangenisimams en als theoloog en universitair docent aan de Vrije Universiteit. Ik zal bovendien mijn bijdrage vooral belichten vanuit de theologische invalshoek, in het bijzonder de islamitische kant. Ik beperk me tot de dialoog tussen de Abrahamitische religies. Ik begin eerst wat praktisch en zal eindigen met wat meer abstractere uitdagingen.

Voorop moet staan dat elke vorm van dialoog, ook de traditionele, wenselijk is. Daarbij moet niet alleen gekeken worden naar de onmiddellijke ‘effectiviteit’, maar naar de symbolische betekenis en of het effect op de lange termijn. Dat laatste is de winst volgens mijn ervaring en waarneming.

Met dialoog bedoel ik hier in de eerste plaats de basale vorm, namelijk de fysieke aanwezigheid van mensen die elkaar uit de verschillende religies treffen. De institutionele dialoog, geïnitieerd door religieuze organisaties zoals kerken, moskeeën en synagogen, is hier even belangrijk als wat we kunnen noemen de incidentele dialogen. De institutionele dialoog heeft symboliek en uitstraling op de achterban. Er zou eigenlijk gewoon in elke grote stad zo’n dialoogorgaan moeten zijn. Hier zijn goede praktijkvoorbeelden van zoals de Raden voor religie en levensbeschouwing.

Ik beschouw zelf elke vorm van samen optrekken als een vorm van interreligieuze dialoog, dus concrete acties ondernemen, ook als men niet is verenigd in een institutioneel of structureel dialoogverband. Een prachtig voorbeeld hiervan is het gezamenlijke initiatief van de moskee Al-Muslimeen en de Raad van Kerken in Nijmegen en diverse religieuze gemeenschappen die samen de Burgemeester Dales Prijs voor vrede hebben gekregen. Ze wonnen de prijs naar aanleiding van hun gezamenlijke veroordeling van geweld.

De interreligieuze dialoog was, wat de verhouding met de moslims betreft, jarenlang beperkt tot christenen en moslims. Joden werden er niet vaak bij betrokken. Ik was zelf tussen 1998 en 2006 heel actief op dit gebied en het verbaasde mij steeds weer dat joden bij zulke activiteiten nooit aanwezig waren. Dat is natuurlijk een groot gemis en wij weten inmiddels waarom.

Volgens mij moeten we vooral denken in trialoogvorm, met christenen, moslim en joden. Of in ieder geval in bilaterale dialogen: christenen-moslims en moslims-joden. Zonder de joodse kant te betrekken bij de dialoog tussen christenen en moslims, en zonder moslims te betrekken bij de dialoog tussen christenen en joden, zijn deze dialogen gebrekkig.

Dat alles zal enige doorzettingsvermogen en geduld vragen, maar het loont. Ik mocht tussen 2005 en 2006 zelf meedoen aan een internationaal trialoogtraject, waarbij in dit geval liberale joden, christenen en moslims aan mee hebben gedaan. En het was een beleving. Naast de inhoud, discussie en de zoektocht naar de overeenkomst (inzet van dit initiatief) en de uiteindelijke publicatie die daaruit voortkwam, was een gezamenlijk bezoek aan de Verenigde Staten en Jeruzalem indrukwekkend. Zulke gezamenlijke reizen zouden op de dialoog wellicht een welkome aanvulling zijn: samen reizen naar Rome, Jeruzalem, Al Azhar, of de heilige steden in Saoedi-Arabië of Iran als het kan.

De interreligieuze dialoog tussen geestelijken staat nog in de kinderschoenen. De meeste initiatieven waaraan van islamitische zijde wordt deelgenomen zijn vooral van de bestuurlijke elite. Er zullen bij deze dialogen meer imams betrokken moeten worden en er zouden ook joden aan moeten meedoen.

Wij hebben daar goede ervaringen mee. In de gevangenissen hebben we jaren geleden besloten om een joods-islamitische dialoog op gang te brengen. Eerst hebben we imams en rabbijnen bijeengebracht en daarna imams, rabbijnen en gedetineerden. Het was heel uitdagend om dit te doen. Met vallen en opstaan, maar de resultaten zijn niet uitgebleven. Ik wacht op het moment dat imams, rabbijnen, priesters en dominees samen voor de gelovigen gaan staan en met elkaar in gesprek gaan. Je zou dit ook kunnen doen op scholen.

Aan de Vrije universiteit in Amsterdam hebben we sinds een aantal jaren een rijke institutionele omgeving waar de dialogische attitude ook op religieus en levensbeschouwelijk vlak het uitgangspunt is. Aan de Vrije Universiteit komen studenten en docenten vanuit allerlei pluimage elkaar tegen. Studenten komen elkaar o.a. tegen bij vakken over het christendom, het jodendom en de islam en zij rapporteren aan ons dat ze dit niet alleen in cognitieve zin leerzaam en waardevol vinden, maar ook verrijkend. Ze leren elkaars perspectieven kennen en ontdekken ook veel overeenkomsten. De effecten van deze intermenselijke contacten zijn blijvend positief. En ik spreek uit ervaring.

Dan nu iets meer inhoudelijk over de interreligieuze dialoog of trialoog. De interreligieuze dialoog tussen christenen en joden moet ongetwijfeld beïnvloed zijn door het proces van ontkerkelijking en secularisatie en dus de teruglopende betekenis van religie in de samenleving. Over dit proces kan prof. dr. Joep de Hart meepraten. Lees zijn publicaties.

Aan de andere kant is voor de vormgeving van de interreligieuze dialoog van belang om rekening te houden met de staat van religiositeit onder moslims. Recente onderzoeken, onder andere van het Sociaal Cultureel Planbureau, leren dat de religiositeit wat intensiever is, ontkerkelijking uitblijft en dat volgens mijn eigen kijken secularisatie wel aanwezig is, maar hele andere vormen aanneemt. Dat betekent dat we te maken hebben met verschillende discourses, verschillende talen, verschillende expressievormen en dat maakt dat luisteren soms moeizaam verloopt.

Bovenstaande maakt dat de kinderen van Abraham in de loop der jaren zich niet alleen fysiek van elkaar hebben verwijderd en zich van elkaar hebben geïsoleerd, maar ook inhoudelijk uit elkaar zijn gegroeid en van elkaar vervreemd. Dat brengt mij op de vraag of binnen de huidige islamitische religiositeit en theologie, inhoudelijke drempels en hindernissen de interreligieuze dialoog in de weg staan. Bijvoorbeeld de conceptie over de christen, de jood, de atheïst, de humanist enzovoort. Denk ook aan de theorie van al-walā’ wa al-burā’ ofwel loyaliteit (enkel aan de moslim) en dis-loyaliteit (aan de niet-moslim).

Ik sluit af met een stelling: Die dialoog moet aan de ene kant mensen uit het isolement halen. Aan de andere kant is het een belangrijke meetlat voor de mate waarin aanhangers van de drie religies uit hun isolement zijn gekropen.

Lees ook de bijdrage van Eric Ottenheijm, docent jodendom en bijbelstudies aan de Universiteit Utrecht, en Joep de Hart, hoogleraar Kerk & Wereld aan de Protestantse Theologische Universiteit, aan de conferentie ‘Ontmoeting of Isolement. Einde of nieuw begin van de interreligieuze dialoog’.

Mo.Ajouaou

Mohamed Ajouaou

Universitair docent VU A'dam en KU Leuven, Lid MT Dienst Geestelijke Verzorging

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.