De datum 25 maart staat in de christelijke traditie bekend als een Mariafeest: Maria Boodschap. Het gaat terug op het verhaal in het evangelie van Lucas (1,26-38) waar de engel Gabriël bij de jonge Maria binnentrad en haar vertelde dat zij zwanger zou worden en een kind zou baren. Natuurlijk valt het feest valt niet toevallig op 25 maart: het is vandaag precies 9 maanden voor kerstmis.
Dit verhaal kwam in de loop van de geschiedenis niet slechts veelvuldig op de doeken van schilders en dus in onnoemelijk vele kerken en musea terecht, maar uiteindelijk een kleine zestal eeuwen later, ook in de Koran (soerat 19, 16-21).
Beide verhalen van de ‘Aankondiging’ vertonen opvallende overeenkomsten. In beide gevallen gaat het over een maagd die zwanger wordt. In beide gevallen is er sprake van een boodschapper en de Geest. En in beide gevallen wordt Maria/Maryam met eerbied genoemd en als voorbeeld van de gelovige mens beschouwd.
Maar er zijn ook verschillen. Zo staat bij Lucas Jozef weliswaar op de achtergrond (“hij komt er nauwelijks aan te pas” – anders dan bij Mattheüs, die in zijn beschrijving van de perikelen rond de verwekking van Jezus het hele verhaal vanuit het perspectief van Jozef beschrijft), in de Koran komt hij helemaal niet in beeld. Maryam staat aan het hoofd van een één-ouder-gezin. Een onbewust ongehuwde moeder.
Brug
Op vele plaatsen waar moslims en christenen samenwonen kun je constateren dat Mariabeelden in kerken of bedevaartsplaatsen ook door moslims met eerbied worden bezocht en dat de moeder van Jezus/Isa soms zelfs wordt aangeroepen.
In de rooms-katholieke basiliek ‘Notre-Dame d’Afrique’ (Onze Lieve Vrouwe van Afrika) in Alger (Algerije) lopen met enige regelmaat moslims (vooral vrouwen) binnen om bij Maryam/Maria te verkeren. Boven haar beeltenis, getiteld ‘Onze Lieve Vrouwe van de Vrede’ (Notre-Dame de la Paix), hebben de katholieken aldaar in grote letters op de muur geschreven: “Notre Dame, priez pour nous et pour les musulmans” (Onze Lieve Vrouwe, bid voor ons en voor de moslims).
Mgr. Vesco, de bisschop van het naburige bisdom Oran, vertelde me onlangs over het Maria-heiligdom in zijn stad. De Algerijnse autoriteiten (uitsluitend moslims) hechten erg aan de onlangs ingezette restauratie van de katholieke bedevaartsplaats, en zij dragen er zelfs financieel substantieel aan bij. Bovendien leert de ervaring van Algerijnse katholieken dat wanneer moslims dit heiligdom betreden, dat ze zich er dan thuis voelen. “Zodanig dat het al onze verschillen even overstijgt”. Ze staan op bekend, vertrouwd terrein.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat in Libanon, het land waar christenen en moslims sinds jaar en dag samenleven, Maria door de autoriteiten is aangewezen als verbindende figuur. Ter gelegenheid van de afkondiging van die officiële feestdag werd zelfs een bi-religieus ‘Ave Maria’ (met recitering van verzen uit soerat 19 die de naam ‘Maryam’ draagt) gecomponeerd.
Die brugfunctie wordt inmiddels ook elders ter wereld gevierd. Zo werd afgelopen weekend, in het kader van het feest van Maria Boodschap, in de buurt van Parijs een interreligieuze Maria-bijeenkomst onder de titel ‘Samen met Maria‘ gehouden.
Teken
Voor moslims is Maryam maagd en moeder, maar ze is vooral aya, teken van Allah, een woord waarmee traditioneel de wonderen van de Schepping worden aangeduid. Het zijn tekens die tot geloof aansporen, maar het zijn traditioneel geen menselijke schepselen. Behalve Maryam. Zij is, door zich in voorbeeldig geloof aan de wil van Allah te onderwerpen, een teken voor alle moslims geworden.
Heel vroeg is er binnen de islam een debat ontstaan over de vraag wie nu de meest voorbeeldige van alle gelovige (moslim)vrouwen is. Maryam bevindt zich in dit debat in concurrentie met de dochter van de Profeet Mohammed, Fatima. Het is een opvallend interreligieus toeval (?) dat deze Fatima haar naam gaf aan de (nu) Portugese stad waar in 1917 Maria aan drie katholieke herdertjes verscheen en die tot de meest bezochte mariale bedevaartsoorden ter wereld behoort. Fatima heeft de meerderheid van de koran-commentatoren achter zich gekregen. Zij wordt binnen sommige stromingen van de islam ‘moeder van smarten’ genoemd, ‘de onbevlekte’, ‘vrouw van het hemelse volk’ en zelfs ‘de grotere Maria’. Allemaal titels die katholieke gelovigen vertrouwd in de oren klinken. Zelfs wanneer Maria het onderspit schijnt te delven komt zij middels Fatima via de achterdeur toch weer binnen.
Maagd?
Hoewel Maryam/Meriem in zowel de Koran als de Bijbel maagd is op het moment dat zij door goddelijk ingrijpen zwanger wordt, zit nu juist in haar maagdelijkheid het grote onderscheid tussen beide godsdiensten verstopt. In de Koran wordt de maagdelijkheid van Maria geïnterpreteerd als zijnde een teken dat naar de uitzonderlijkheid van Maria verwijst. Het is een wonder van goddelijk ingrijpen. Een wonder dat uitnodigt tot geloof. In de Bijbel speelt de maagdelijkheid van Maria juist een hele andere rol. Het is meer dan “slechts een wonder”. Uiteindelijk zegt voor het christendom de maagdelijkheid van Maria veel meer over Jezus dan over Maria zelf.
Ik wil in colleges of lezingen, wanneer me de vraag naar de historiciteit van Maria’s maagdelijkheid gevraagd wordt, nog wel eens roepen: “Ik ben theoloog, geen gynaecoloog!”. En die uitspraak is veel meer dan een poging tot ontsnappen. Binnen het christendom bestaat er een inmiddels lange discussie over de maagdelijkheid van Maria. Veel tijdgenoten kunnen dat “niet meer meemaken”. Zij zoeken achter het bijbelse verhaal niet alleen de “historische werkelijkheid”, maar ook nog de “biologische werkelijkheid”.
[Overigens: wie net als ik problemen heeft met een te strikt historische lezing van de kindheidsverhalen uit Mattheüs 1-2 en Lucas 1-2, en net als mij pleit voor een theologisch/christologische lezing van deze teksten, moet met de historiciteit van de verhalen uit de Koran over Maria nog veel meer problemen hebben. De interpretatie van die verhalen vanuit een historisch-kritisch perspectief laat ik graag aan moslimtheologen over, die ik van harte uitnodig om hun inzichten met ons te delen!]
Een theoloog als Josef Ratzinger heeft er terecht op gewezen dat de maagdelijkheid van Maria niet in het centrum van het christelijk geloof staat, maar het centrum van het christendom dient. Dat centrum is de persoon van Jezus van Nazareth, in wie christenen de definitieve, unieke openbaring van de eeuwige, liefhebbende, reddende God van Israël erkennen.
En deze historische Jezus van Nazareth is voor christenen dan ook een teken van Gods liefde en trouw. En hij is van die liefde en trouw ook het ‘instrument’. En Hij is vooral Mysterie, onzegbaar. Wie op de maagdelijke geboorte de vinger wil kunnen leggen, lijkt op Salomé, de dienster van Maria in het apocriefe (buitenbijbelse en nogal ‘spectaculaire’) Proto-evangelie van Jacobus, die het maagdenvlies van Maria wilde aanraken om te kunnen geloven. Haar hand verschroeide op slag!
De vraag naar Maria’s maagdelijkheid wordt daarmee niet secundair (Frans: secondair), maar wel tweederangs (Frans: second). De 19e eeuwse theoloog John Henry Newman wees erop dat de christenen die Maria met verering omringden ook hun blik op Jezus scherp hielden, en dat zij bij wie zij uit het blikveld verdween, vaak ook een vertroebelde christologische blik kregen.
Maar die vraag naar Maria’s historisch-biologische maagdelijkheid laat ook zien hoezeer christendom en islam, ondanks alle overeenkomsten, van elkaar verschillen. Niet een geschreven woord (Koran) staat centraal, maar een “vleesgeworden Woord”, een persoon, een blijde boodschap die zich in vlees en bloed kenbaar maakt.
Maria/Maryam is een brug tussen christenen en moslims, voor beiden is zij een voorbeeldige vrouwelijke gelovige, zoals voor beide godsdiensten Abraham een mannelijke equivalent is.
Deze brug is een belangrijke brug, waarvan we mogen hopen dat ze vaak begaan mag worden. Vele malen meer dan nu het geval is. Maar het is belangrijk te beseffen dat deze brug ook een wankele brug is. Juist in de belangrijkste overeenkomst die in de verhalen over Maria/Maryam in de Bijbel en de Koran verteld worden – namelijk haar maagdelijk moederschap – blijkt het grootste verschil tussen beide godsdiensten te schuilen.
Juist daarom moet het feest van vandaag eigenlijk geen ‘Maria Boodschap’ meer genoemd worden. In de officiële katholieke liturgische kalender staat dan ook ‘Aankondiging van de Heer’ (Annunciatio Domini). Niet Maria staat in het centrum van de aandacht, maar Jezus, verkondigd als Christus. En tegelijkertijd: deze Christus is zonder Maria niet te vatten.
Israël?
Een laatste kritisch puntje is nog op zijn plaats. Ondanks alle wezenlijke verschillen, herkennen christenen en moslims in Maryam/Maria een gezamenlijk voorbeeld voor alle gelovigen in de Ene God. Waar zowel christenen als moslims het echter vaak moeilijk mee hadden/hebben, is de erkenning van het feit dat deze jonge vrouw uit Nazareth noch moslima noch christen was, maar een eenvoudige joodse vrouw. Een dochter van Israël. Dochter van Sion. Maria als brug tussen moslims en christenen is van joodse origine. Zowel christenen als moslims hebben zich haar graag toegeëigend. Misschien wordt het voor beiden tijd haar eigen Sitz im Leben weer terug te geven. Christenen zijn daar sinds de Shoa ruimschoots – maar nog steeds te weinig – mee begonnen. Ik heb de indruk dat daar binnen de islam nog veel meer onontgonnen terrein ligt. Maar van een serieuze en respectvolle bezinning op de joodse wortels van beide godsdientsen worden we waarschijnlijk beiden beter. En onze gezamenlijke joodse vrienden ook.
Toevallig las ik dit artikel op de site. Hendro Munsterman, de schrijver ken ik nog van vele jaren geleden. Het is een goed artikel met een goede uiteenzetting over de overeenkomsten en de verschillen. Maar zeker de moeite waard om erover na te denken in de dialoog tussen de religies.
Is het misschien een idee om te beginnen met het bestuderen van de de heilige Koran en het bekijken van de gebedstijden van de Nederlandse steden?