Mijn gedachten dwalen weer af. Ik beland twintig jaar terug in de tijd. Vele bijzondere ontmoetingen, gesprekken en marktverhalen heb ik opgeslagen uit de tijd dat ik op de Nieuwmarkt in Amsterdam biologisch brood verkocht voor een lokale ambachtelijke bakkerij. Mensen kwamen van verre voor ons vers gebakken knäckebrood met sesam, maanzaadbrood of andere specialiteiten. Wij deden op de Nieuwmarkt wat nu zo hip lijkt te zijn: verbinding leggen tussen verschillende mensen die de buurt zo rijk maakt. Mijn moeder leek zich te schamen voor het feit dat haar dochter op de markt werkte. Ik haalde daar mijn schouders over op. Ik zag het belang al heel vroeg in van de rijkdom die er schuilt achter het feit als je dichtbij mensen leeft en werkt. Tantje Sjaan bijvoorbeeld, die elke dag haar half melk wit casino bij mij weg liet leggen; zij luchtte te midden van de witte kadetten en maanzaad gallen haar hart. Haar man was weer eens vreemd gegaan. Hevig snikkend stond ze voor de vitrine. Hoe kon hij?

Ik had veel bekende acteurs en artiesten als klant. Maar beroemd of niet, iedereen kwam niet alleen voor de specialiteiten die elke dag vers gebakken waren. Het was duidelijk dat ieders verhaal tussen de mueslibollen en duivekaters vertrouwelijk gedeeld kon worden. De markt is zo gek nog niet. Het heeft de maatschappij veel opgeleverd. Ik was marktvrouw en maatschappelijk werker tegelijk. Als dank kreeg ik een bloemetje als de zoveelste klant op mijn marktschouder had uitgehuild. Het was de tijd waarin de mobiel nog niet zijn terrein had opgeëist. Ik was als ware de eerste veeg over het beeldscherm van de net wakker geworden klant. De ochtendadem stoomde het beeldscherm schoon en werd zorgvuldig gepoetst met het delen van de bekommeringen. Geen halve woorden, vrolijke selfies en emoticons waar stiekem de eenzaamheid achter verscholen ligt. Nee, het rauwe echte leven. Het leven dat niet altijd even mooi is. Tegenslagen rolden over de toonbank, maar viel er wat te vieren dan vierde ik mee.

Ik kan mij nog goed een Italiaan herinneren. Bruno kwam een paar keer per week langs. Een aantal jaren geleden had hij zijn Italië ingeruild voor Nederland. Een beslissing waar hij later spijt van kreeg. Hij raakte aan de drugs en kwam in een isolement terecht. Bij mij aan de kraam kwam hij thuis. Ik sprak een aardig woordje Italiaans, te danken aan een paar jaar studie in Rome. Zo spraken we, indien de tijd het toeliet, over Italië, het heerlijke eten, de favoriete muziek en de zon.

Heel soms spraken we na mijn werk af. Zo ook op een koude winterse dag. Ik had twee kommen erwtensoep besteld bij de snackbar tegenover mijn broodkraam. Het was donker en de Nieuwmarkt stond er mooi bij in het maanlicht en het licht van de gezellige lantaarns. We gingen zitten met onze ruggen leunend tegen de waag. Onze handen omarmden de kom soep en we warmden onze gezichten erboven. De warme damp was welkom in de kou die door het lange verblijf in de buitenlucht in ons lijf was getrokken. Ik deelde mijn verhalen over mijn studie en verblijf in Rome en hij vertelde over zijn geliefde oma. Met een trillende hand liet hij een vergeelde en gekreukelde foto van haar zien. Die foto bewaarde hij met zorg in een plastic boterhamzakje samen met wat andere foto’s. De tranen sprongen in onze ogen.

Na een aantal intense jaren op de markt kwam er een abrupt einde aan mijn werk. Mijn toenmalige werkgever mocht geen marktkramen meer exploiteren als hij daar zelf niet elke dag bij aanwezig kon zijn. Jarenlang werd het door de vingers gezien door de gemeente, totdat de botte bijl erin ging. De ambachtelijke familiebakkerij in Amsterdam West ging over de kop en daarmee verdwenen ook de marktplekken in Amsterdam. Dit onrecht raakte mijn klanten en mij recht in het hart. Ik weet nog goed dat ik het nieuws vertelde aan de vuilnisman. Hij kwam samen met zijn collega’s elke dag het vuilnis van de markt ophalen. “Arie, vanaf volgende week sta ik er niet meer.” Arie, ging op een krukje zitten bij mijn kraam. Hij schudde zijn hoofd. Hij kreeg tranen in zijn ogen. “Marieke, dan zie je over drie weken mijn nieuwe kunstgebit niet meer.” Een traan biggelde over zijn wang naar beneden. De vuilnisman raakte de essentie waar het omdraait: het mes werd gezet in het hart van de verbinding; in het midden in de samenleving.

Twintig jaar later zie ik mensen gehaast de markt over sjezen een mobiel tussen hoofd en schouder ingeklemd, kijkend op het horloge. De parkeermeter schreeuwt op afstand om aandacht en lijkt samen met de mobiel de persoonlijke deelmomenten naar de achtergrond te verdrijven. De (gemeentelijke) markt is sinds mensenheugenis het ontmoetingscentrum van handels- en sociale contacten. Nu de markt terrein verliest, zetten sommige maatschappelijke organisaties een heel circus op om de sociale cohesie weer in de steigers te zetten. Het antwoord ligt voor mij echter gewoon op de markt, waar vroeger jouw gulden een daalder waard was en je letterlijk op de sloffen het rauwe leven kon delen. Een plek waar de schouder een ontmoetingsplek was van je medemens en waar men met een opgelucht hart de dag kon beginnen.

Dit is deel twee in de drieluik over eenzaamheid. Eerder verscheen Eenzaamheid of een burn-out?  Deze drieluik verschijnt tijdens de Week van Eenzaamheid.

Marieke Lucas

Redacteur / Acteur

Oprichter van Godswatch, redacteur bij Resto VanHarte en bij het radioprogramma #AskIngemar. Actrice bij het ZID Theater
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.