Feiten kunnen we hun feit-zijn niet verwijten, maar feiten zijn alleen maar ‘gewoon een feit’ in contexten waarin kennis van zo’n feit nuttig is, bijvoorbeeld omdat die kennis je helpt een probleem op te lossen. Wie naar de relatieve frequentie van Marokkaanse jongens in onze misdaadstatistieken verwijst tijdens een zakelijk overleg over criminaliteitsbestrijding wijst daarmee op een mogelijk aanknopingspunt voor zinnig beleid – daarover zo meer. Zo’n verwijzing zal in die context gewoon als iets feitelijks begrepen worden.

Maar wie diezelfde relatieve frequentie naar voren brengt buiten zo’n context, zegt al gauw iets wat daar letterlijk genomen volslagen irrelevant is. En dan zijn er twee mogelijkheden: hij weet niet waar hij mee bezig is, óf hij heeft iets anders op het oog. Wie wel degelijk weet wat hij doet en naar criminele Marokkaanse jongeren verwijst in, om maar eens wat te noemen, een context waarin zo’n verwijzing de toehoorders sterkt in hun overtuiging dat Marokkanen niet deugen, is er kennelijk op uit ze in die overtuiging te sterken. Het feit blijft feit, en de spreker zal zich daar schouderophalend achter verschuilen – ‘Het is toch waar wat ik zeg …!?’ – maar de impliciete en wel degelijk beoogde boodschap is een andere.

Demagogie is: een irrelevante waarheid debiteren in het besef dat die begrepen zal worden als een ten onrechte relevant geachte ónwaarheid.

Fortuyn en Wilders staan te boek als mensen die er toch maar mooi voor zorgden dat we de dingen tegenwoordig gewoon bij hun naam mogen noemen. Dankzij hen leven we in een tijd van openheid waarin de feiten niet langer verdoezelt of zelfs ontkend worden. Maar verder dan een louter demagogisch gebruik van die mogelijkheid heeft dit illustere tweetal het zelf nooit gebracht. Kon dat anders? Hoe nuttig is het eigenlijk om openlijk te mogen spreken over Marokkaanse boefjes.

Is een dief hinderlijker omdat zijn opa uit Marokko kwam?

Ik begin nog even opnieuw: Nederlandse jongens van deels of geheel Marokkaanse herkomst zijn statistisch oververtegenwoordigd waar het gaat om overlastgevend gedrag en “kleine” criminaliteit. Dat is een feit. Maar hebben we iets aan dat feit? Om die vraag te kunnen beantwoorden moet je meer weten: hoe komt het dat Marokkaanse jongens relatief vaker storend gedrag vertonen dan andere jongens? En wat is daar zo zorgwekkend aan?

Om met dat laatste te beginnen: Zouden degenen die zich storen aan de statistische oververtegenwoordiging van Marokkaanse boefjes liever zien dat hun aandeel in overlastgevend en misdadig gedrag procentueel overeenkwam met hun aandeel in de bevolking – minder Marokkaanse boefjes en meer autochtone boefjes dus? Ik betwijfel het. Dat zou voor de slachtoffers van dit gedrag niets oplossen.

Willen ze dat Marokkaanse jongens die storend of crimineel gedrag vertonen daarmee ophouden, terwijl het ze klaarblijkelijk minder urgent lijkt dat autochtone jongens zich van zulk gedrag afkeren? Dat zou nog steeds suggereren dat het erger is wanneer je mobieltje door een Marokkaans jochie gejat wordt dan wanneer het in de zak van een blonde krullenbol verdwijnt. En dat is het niet.

Die oververtegenwoordiging is kennelijk niet een apart probleem dat we naast ándere problemen – hinderlijk en crimineel gedrag van niet-Marokkanen – ook nog hebben. Het gaat dus hoogstens om een gegeven dat zou kunnen helpen dat ene probleem van overlast en criminaliteit op te lossen. Kan het dat?

Gaat iemand met een Marokkaanse opa om andere redenen uit stelen?

Het is denkbaar dat wangedrag van Marokkaanse jongens andere oorzaken heeft dan wangedrag van autochtone jongens. Als je erop uit bent het probleem aan te pakken door de oorzaken weg te nemen is het goed dat te weten.

Een zo nu en dan gesuggereerd verschil is dat Marokkaanse jongens slecht zijn opgevoed. Ze worden als prinsjes behandeld, mogen veel te veel, krijgen te veel vrijheid. Ik denk dat hier twee misvattingen in het geding zijn. Allereerst is er niet echt een verschil in opvoeding tussen de minderheid van jongens die ontsporen en de meerderheid van jongens die zich keurig blijven gedragen. Er moet dus meer aan de hand zijn. En dat ís er ook: kinderen worden niet alleen opgevoed door hun ouders – de tweede misvatting – maar vooral ook door de groep van leeftijdsgenootjes waar ze deel van uitmaken. Ouders hebben er maar weinig invloed op welke groep dat zijn zal. Tijdig verhuizen naar een buurt waar kinderen zich prettiger gedragen is eigenlijk het enige wat echt helpt, en die optie heeft helaas niet iedereen. Jongens van Marokkaanse afkomst wonen onevenredig vaak in buurten met veel potentiële verkeerde vriendjes. Wie dat wil verhelpen zal iets moeten doen aan de economische ongelijkheid in dit land.

(Terzijde: verreweg de meeste ouders wonen in buurten waar het gedrag van kinderen aardig overeenstemt met wat zij met hun opvoeding beogen, daarom merken ze niet dat zij het niet zelf zijn die die opvoeding verzorgen; lees Judith Harris’ The Nurture Assumption!)

Een andere mogelijk oorzaak is dat Marokkaanse jongens zich in onze samenleving buitengesloten voelen op een manier die autochtone jongens niet kennen. Ze worden door een deel van de bevolking – en zeker door het deel dat hevig tamboereert op wat dan gezien wordt als ‘Marokkaanse’ criminaliteit – al bij voorbaat met wantrouwen bejegend, en dat voelen ze. Als dat een belangrijke oorzaak is, zouden we moeten stoppen met dat wantrouwen, en daar is op zich ook reden genoeg voor: de overgrote meerderheid van de Marokkaanse jongens gedraagt zich per slot heel netjes. Het wel degelijk bestaande wantrouwen berust dus op een misvatting. Die oplossing vergt wel enig geduld, want vertrouwen herstellen kost tijd. Maar een slecht idee lijkt het me niet, al denk ik niet dat hier heel veel heil te verwachten valt.

Helpt het om een dief met een Marokkaanse opa ánders aan te pakken?

Het is ook denkbaar dat er een relevant verschil is tussen Marokkaanse en autochtone boefjes waar het gaat om een aanpak die zich richt op de gevolgen, om een repressieve aanpak dus.

Een favoriete oplossing van Wildersianen is dat we Marokkaanse jongens die voor overlast zorgen moeten ‘terugsturen’. Wie dat roept, vergeet dat je ze alleen kunt ‘terug’-sturen naar waar ze vandaan kwamen, en in het geval van die ‘Marokkaanse’ jongens, is dat Nederland. Mohammed ‘terugsturen’ naar Marokko is net zulke onzin als meneer Hamburger ‘terugsturen’ naar Hamburg, of mevrouw Polak naar Polen. Over die optie hoeven we het dus niet te hebben.

Een andere mogelijkheid is dat een ‘straf’ die leden van de ene groep pijnlijk treft leden van de andere groep nauwelijks raakt of zelfs beloont. Meneer Spekman riep ooit dat we die Marokkaantjes moeten ‘vernederen’, want dát doet in die kringen pijn. Misschien heeft hij daar gelijk in. De vraag is alleen wel hoe je dat dan moet vormgeven. ’t Zou zomaar kunnen dat door Spekman vernederd worden iemands aanzien al snel juist weer zal vergroten. En bovendien is er nog zoiets als de wet die geheel terecht vereist dat we mensen gelijk behandelen. Misschien is er iets te bedenken dat werkt en dat spoort met de wet. Alleen, repressie blijft symptoombestrijding, dus verwacht er niet te veel van.

De kern van de zaak

De belangrijkste oorzaak van hinderlijk en crimineel gedrag zou wel eens voor alle betrokkenen dezelfde kunnen zijn: gebrek aan zinnige en opbouwende bezigheden, en gebrek aan perspectieven. Er is gewoon te weinig werk, en al zeker te weinig werk voor laag geschoolden in economisch magere omstandigheden, en dat is precies de groep waarom het hier gaat. Als we de misdaadcijfers uitsplitsen naar inkomens- en opleidingsniveau blijken Marokkaanse Nederlanders zich niet of nauwelijks van anderen in dezelfde categorie te onderscheiden (zie het mooie verhaal van Chris Klomp).

Een belangrijke oorzaak van het probleem is ons schoolsysteem dat er bijna voor ontworpen lijkt om jongens, en met name het soort jongens waarover we het hier hebben, het leven zuur te maken. Zulke jongens functioneren alleen als ze iets om handen – en dan letterlijk om hánden – hebben. Die worden gek als je ze in een steriele omgeving inzichten wilt laten verwerven waarvan de relevantie ze ontgaat, als je ze leuk in groepjes werkstukken laat maken, en als je van ze verwacht dat ze ‘reflecteren’ op hun ‘sociale competenties’. Sodemieter toch op.

Misschien past dat schoolsysteem wel uitstekend bij het soort arbeidsmarkt dat we hebben en bij het soort samenleving dat we zijn of bezig zijn te worden, maar die arbeidsmarkt en die samenleving houden dan wel erg weinig rekening met hoe veel mensen nu eenmaal in elkaar zitten. Daar betalen we een prijs voor, onder meer in de vorm van overlastgevende jongens en jeugdcriminaliteit.

Voor het soort jongens waar het hier om gaat – allochtoon én autochtoon – is de feminisering van ons onderwijs waar hun zusters zo wel bij varen, gewoon een ramp. Die moet je iets laten maken, en dan liefst zélf en in hun eentje, zodat ze kunnen laten zien dat ze dat beter doen dan een ander. Ze kunnen best samenwerken, maar dan graag wel zo dat ze altijd kunnen aanwijzen wat hún aandeel in het product is. Dat soort jongens moet naar de Ambachtsschool, of naar een baas bij wie ze al werkend een vak leren, en een deel is misschien zelfs wel het beste af met eerst maar eens een aantal jaren werken zonder iets te leren. Schaf de leerplicht boven twaalf jaar af, en zorg dat wie zijn wilde haren kwijtraakt en alsnog gemotiveerd raakt om iets te leren, als volwassene alsnog een goede opleiding kan krijgen.

Kortom, als we iets willen doen aan criminele en overlastgevende jongeren moeten we investeren in een economie die draait op arbeid in plaats van kapitaal en energie, en in een onderwijssysteem dat zich aanpast aan de leerling, in plaats van die leerling in een mal te persen en hem te laten barsten als die mal niet past.

En zo brengt een bespiegeling over die eindelijk eens eerlijk bij name genoemde Marokkaanse overlastgevers en crimineeltjes ons toch vooral bij oplossingen waarvoor de herkomst van hun opa’s en oma’s volkomen irrelevant is. De vraag is niet wie waar vandaan komt, de vraag is waar we met z’n allen heen willen.

Bart Voorzanger

vertaler

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.