In de door de Britse auteur Julian Barnes superieur gecomponeerde roman Alsof het voorbij is[1] kijkt de hoofdpersoon Tony terug op zijn leven. Gaandeweg wordt het comfortabele beeld dat hij van zijn leven heeft gevormd onderuit gehaald.[2] Hij begrijpt hoe gebrekkig zijn herinnering is. “Hoe vaak vertellen we ons eigen levensverhaal? Hoe vaak stellen we het bij, verfraaien we, laten we handig dingen weg?” Tony beseft dat “geschiedenis de zekerheid is die ontstaat op het punt waarop de gebreken van de herinnering en de onvolkomenheden van de documentatie samenkomen”.[3]

Wie onderdeel uitmaakt van de geschiedenis van Pax Christi zal bij het lezen van Mensen van goede wil[4] misschien wel dezelfde ervaring hebben als Tony. Gaandeweg besef je hoe gebrekkig de herinnering is, hoe onvolkomen de documentatie. De weergave van de geschiedenis door Maarten van den Bos zal her en der schuren met onze comfortabele herinnering aan Pax Christi. En misschien ook wel met ons geidealiseerde zelfbeeld.

We hadden het onszelf bij de geschiedschrijving van Pax Christi een stuk gemakkelijker kunnen maken. Door zelf de pen vast te houden. Door niet te kiezen voor een onafhankelijk onderzoek. Door ons te beperkten tot een reconstructie van de organisatiegeschiedenis. Dat had ongetwijfeld een heel mooi verhaal opgeleverd. Een verhaal dat we her en der ook hadden kunnen bijstellen en verfraaien. En misschien hadden wij daarbij handig een aantal zaken kunnen weglaten.

Er valt over het onderzoek naar de geschiedenis van Pax Christi veel te zeggen maar niet dat we de makkelijkste weg gekozen hebben. Pax Christi wilde met open vizier terugkijken op de eigen geschiedenis. De onafhankelijke opzet van het historisch onderzoek is gedurfd. Mensen van goede wil is daardoor een open en gewaagd boek.[5] Het laat vooral zien hoe de vredesbeweging er in is geslaagd zichzelf steeds opnieuw uit te vinden. Daardoor heeft zij haar eigenheid en haar invloed in een steeds veranderende wereld weten te behouden en te versterken. Dit tekent de vitaliteit van de vredesbeweging.

Mensen van goede wil geeft natuurlijk geen compleet beeld van Pax Christi. Dat komt omdat het onderzoek zich vooral richt op de vraag hoe de vredesbeweging zich sinds de oprichting in 1948 heeft verhouden tot kerk, samenleving en politiek. Mensen van goede wil is vooral een historische reconstructie van de interne debatten tussen mensen die in het krachtenveld van kerk, achterban en overheid verschillende posities wilden innemen. Juist in deze interne discussies weerspiegelt zich de wisselende spanningsrelatie met religie, samenleving en politiek tegen de achtergrond van en in reactie op een steeds veranderende wereld.

De nadruk van het onderzoek van Van den Bos ligt hierdoor minder op de inhoud, op de concrete activiteiten en resultaten van het vredeswerk. Deze beperking is begrijpelijk want inherent aan de opzet van het onderzoek. Toch mis je door de nadruk op ‘de binnenkant’ van Pax Christi iets. Niet alleen omdat er zoveel meer valt te vertellen over ons vredeswerk in al die conflictgebieden. Maar ook omdat juist de concrete ervaring met redeloos geweld en uitzichtloos menselijk lijden de identiteit van Pax Christi steeds opnieuw vormt en haar relatie met samenleving en politiek bepaalt.

Het boek dat we vandaag ten doop houden draagt bij aan het debat over de rol van levensbeschouwelijke maatschappelijke organisaties. De vraag hoe de kracht van de civiele samenleving, hoe de vitaliteit van maatschappelijke organisaties zo goed mogelijk tot ontplooiing kan komen is actueel. Actueel in een tijd waarin zowel de staat als de markt op hun eigen beperkingen stuiten. Actueel in een samenleving die Habermas inmiddels als post-seculier bestempelt.[6] Actueel nu door terroristisch geweld het debat over de rol van religie in samenleving en politiek weer oplaait.

Wat valt er met het boek van Maarten van den Bos in de hand te zeggen over de positionering van de vredesbeweging binnen de driehoek religie, politiek en samenleving? Wie het boek leest ontkomt er niet aan. De religieuze identiteit, de verworteling in de samenleving en de verhouding tot de politiek zijn bij voortduring onderwerp geweest van heftige, ja, van ‘soms oeverloos overkomende discussies’[7].

Aan het begin van het boek wijst Maarten er op dat de verhouding tussen religie, samenleving en poltiek ‘nooit vaststaat maar juist bestaat bij de gratie van voortdurende experimenten, probeersels en discussies’[8]. Maar eenmaal aangekomen bij de laatste pagina’s van het boek lijkt het ‘alsof het voorbij is’. Alsof al die heftige en oeverloze discussies zijn afgesloten.  Ik overdrijf nu een beetje, maar Maarten lijkt te suggereren dat de vredesbeweging haar religieuze orientatie heeft verbannen naar de persoonlijke leefwereld, de samenleving heeft gereduceerd tot een vijver van donateurs en de overheid kritiekloos heeft omarmd als financier.

Het valt natuurlijk niet te ontkennen dat secularisering, professionalisering en individualisering  van invloed zijn op het krachtenveld van overheid, burgers maatschappelijke organisaties en de markt. De risico’s daarvan zijn maar al te bekend. Ontzieling van het maatschappelijk middenveld waarbinnen geen ruimte meer is voor normatief debat. Vervreemding van een door professionals onteigende achterban. En een verstikkende verstatelijking waardoor maatschappelijke organisaties lijken te functioneren als ‘nederzettingen van Den Haag’[9].

Het antwoord van de vredesbeweging op de risico’s van een sluipend verlies aan waardenorientatie, maatschappelijke legitimering en politieke onafhankelijkheid is vooral te vinden in haar praktisch handelen. De nadruk is minder op de juiste leer en meer op het juiste handelen komen te liggen. Misschien wel in het besef dat ‘iemand rechtvaardig wordt verklaard om wat hij doet, en niet alleen om zijn geloof’.[10]

Wij worstelen niet met de vraag wat onze identiteit is maar veel meer met de vraag hoe wij onze christelijke identiteit herkenbaar, aansprekend en relevant zichtbaar kunnen maken in ons vredeswerk. En dat in een tijdperk waarin christelijke identiteit in Nederland vooral meewarige of woedende reacties oproept.

Toch geloof ik dat de essentie van onze religieuze identiteit besloten ligt in onze presentie in conflictgebieden. In onze solidariteit met slachtoffers van oorlogsgeweld. In onze samenwerking met gemarginaliseerde lokale gemeenschappen. Het is welbeschouwd een mirakel dat mensen onder gevaarlijke omstandigheden, tegen de stroom in en vaak zonder uitzicht op direct resultaat blijven werken aan vrede. Als directeur kan ik het niet laten om ook trots te zijn op mijn collega’s die dat toch maar doen samen met onze partners. Het gaan naar die ander in oorlog. Waarom? Omdat die ander dat van ons vraagt, op een of andere manier. Misschien moeten we de inherente religieuze dimensie daarvan wel meer ontsluiten.

Ik wil niet suggereren dat de vredesbeweging niet zou worstelen met haar religieuze grondslag, met haar maatschappelijke inbedding en haar ambigue relatie met de politieke macht. Maar er kan geen enkele twijfel bestaan over onze intenties. Onze religieuze identiteit is essentieel. Betrokkenheid van de samenlevingen is noodzakelijk. En onze principiele vrijheid en onafhankelijkheid tegenover de politieke macht is onopgeefbaar.

De vredesbeweging staat, als het om onze positionering in het krachtenveld van religie, samenleving en politiek gaat, voor een aantal markante uitdagingen.

Een eerste uitdaging ligt op het terrein van de religie. Juist in deze tijd bestaat er meen ik een groeiende behoefte aan doordenking en duiding van politieke en maatschappelijke vraagstukken. Hoe duiden we radicalisering en de repressieve reacties daarop? Hoe verhouden we ons tot de ambivalente relaties tussen religie en geweld, tussen vrijheid en veiligheid? Wat is de rol van Europa nu er opnieuw oorlog dreigt aan de oostgrens?

Publieke theologie kan mensen van goede wil helpen het goede op het spoor te komen en voor ogen te houden. Publieke theologie kan mensen aanzetten tot en ondersteunen bij veranderend handelen als burger, consument en kiezer. PAX zal de komende jaren theologen en filosofen uitnodigen en uitdagen om te reflecteren op de complexe vraagstukken van oorlog en geweld in een post-seculiere tijd. Het theologische en filosofische debat kan ons inspireren bij het engageren van burgers en politci, kerken en overheden.

Een tweede uitdaging ligt meer op terrein van de samenleving. Als we als vredesbeweging ook in de toekomst een verschil willen maken dan hebben wij steun vanuit de samenleving nodig. Georganiseerde burgers beschikken over een eigen veranderkracht en kunnen uiteindelijk en daadwerkelijk een verschil maken.

Professionals zullen moeten erkennen dat zij veel te winnen hebben bij een intensivering van de betrokkenheid van geinformeerde en georganiseerde burgers. Dit veronderstelt dat we nóg meer leren luisteren. Dat we de leefwereld van mensen weten te verbinden met de missie van de vredesbeweging. Dit vergt voortdurende probeersels en experimenten. Het Interkerkelijk Vredesberaad en de Pax Christi ledenraad spelen hierbij een belangrijke rol.

Gelukkig levert dit ook resultaten op. Drie jaar geleden beschikte de vredesbeweging nauwelijks meer over lokale groepen. Nu zijn er 74 actieve lokale ambassades voor vrede. Afgelopen zes maanden hebben zich 27.000 mensen gemeld die bereid zijn on-line actie te voeren. De verwachting is dat het aantal ambassades in 2020 gegroeid zal zijn tot 200.

Een derde uitdaging ligt besloten in de verhouding tot de overheid. De invloed van de vredesbeweging op de overheid is de afgelopen jaren onmiskenbaar gegroeid, al was het maar omdat de organisatie spectaculair in omvang is toegenomen.

Maar niet alleen de politieke invloed op overheid is gegroeid. De financiele afhankelijkheid van de overheid is ook toegenomen. Het algemene belang van het vredeswerk wettigt de publieke financiering ervan. Maar dat mag natuurlijk niet leiden tot een dominante orientatie op de overheid en een eenzijdige aandacht voor functionele rationaliteit. Want dat staat op gespannen voet met het belang van zingeving en waarderationeel handelen dat inherent verbonden is met de vredesbeweging die we willen zijn.

De vraagstukken van oorlog en gewapend geweld zijn dermate complex dat de overheid de civiele samenleving elkaar nodig hebben. Er is, veel meer dan vroeger het geval was, sprake van een wederkerige afhankelijkheid. De vredesbeweging kan niet zonder overheden aan duurzame vrede werken. Maar de vredesbeweging moet ook vrij zijn overheden tegen te spreken als de vrede dat eist. En dat doen wij nog steeds, zoals ook blijkt uit het burgerinitiatief voor een verbod op kernwapens, dat u natuurlijk al heeft getekend.

Op 5 mei a.s. is het 67 jaar geleden dat Pax Christi is opgericht. Hoezeer de oprichters ook bezield waren, zij kunnen alleen maar verbaasd zijn over de hardnekkige levenskracht van hun initiatief. De vredesbeweging is intussen veel meer dan een kritische luis in de pels. IKV, Pax Christi en PAX hebben bijgedragen aan de tot standkoming van tientallen vredesakkoorden. We hebben aan de wieg gestaan van internationale wapenconventies. We hebben multinationale bedrijven tot actie aangezet. Maar het allerbelangrijkste is dat wij een bondgenoot zijn van tienduizenden mensen die verlangen naar vrede. In Nederland en ver daar buiten.

De vredesbeweging heeft in de geschiedenis haar koers bepaald in een steeds wisselende spanningsrelatie met kerken, samenleving en politiek. Dat zal in de toekomst niet anders zijn. Het is een voorrecht dat we daarbij kunnen voortbouwen op de inzichten van al die mensen –zoals u hier aanwezig – die de afgelopen jaren binnen Pax Christi actief zijn geweest. Het is een hoopvolle gedachte dat er nieuwe generaties zijn die in vrede durven te geloven en na ons het vredeswerk zullen voortzetten in het spoor van die oude droom van vrede.

[1] Julian Barnes, Alsof het voorbij is. (Atlas 2012)

[2] Xandra Schutte, ‘Tony snapt het niet’, De Groene Amsterdammer, 16 mei 2012

[3] Alsof het voorbij is

[4] Maarten van den Bos, Mensen van goede wil. Pax Christi 1948-2013. (Amsterdam, 2015)

[5] Helma Maas, ‘Mensen van goede wil’, PAX Magazine, #4 2014

[6] Habermas, J. (2005) Zwischen Naturalismus und Religion. Philosophische Aufsätze, Frankfurt am Main: Suhrkamp

[7] Mensen van goede wil, p. 260

[8] Ibid. p.12

[9] Wim van der Donk, Binnenlands Bestuur, 23 september 2005

[10] Met deze verwijzing naar het evangelie van Jacobus stimuleerde Kardinaal Alfrink Pax Christi tot een sterkere gerichtheid op de politieke actualiteit. Zie Mensen van goede wil, p.51

Jan Gruiters

General Director PAX

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.