In deze bijdrage ontwikkel ik enkele reflecties omtrent een relatief nieuw fenomeen in het religieuze landschap, met name dat van de nieuwe spirituelen. Deze nieuwe spirituelen zijn een zeer diverse groep van mensen. Sommigen noemen zich spiritual but not religious, anderen noemen zich nones, een veel gebruikte term in Amerika, en hebben grote moeite met elke vorm van institutionele religie. Ik plaats in deze groep van flexibele gelovigen ook de zogenaamd dual belongers. Dubbel lidmaatschap betekent dat men niet enkel op theoretisch vlak kennis maakt met de andere religieuze tradities, maar zich werkelijk op een diepgaande wijze onderdompelt in hun zeden, gebruiken en overtuigingen. In de volgende twintig minuten wil ik het fenomeen van de nieuwe spirituelen van naderbij bekijken, met een sympathie maar ook met een kritische blik. Dit is zeker met het oog op de interreligieuze ontmoeting belangrijk. Ik stel me immers de vraag welke plaats er is voor deze gelovigen met een hybride of samengestelde religieuze identiteit in de interreligieuze dialoog. Wat kan hun bijdrage zijn aan de dialoog, en ook: hoe veranderen ze de dialoog tussen de godsdiensten?
Laat me daartoe eerst kort iets zeggen over de interreligieuze dialoog zoals die traditioneel wordt begrepen.
De interreligieuze dialoog
Interreligieuze dialoog, de ontmoeting tussen gelovigen die behoren tot verschillende religieuze tradities, komt in verschillende vormen voor: de levensdialoog, de praktische dialoog, de spirituele dialoog en de theologische dialoog. Wat vooral belangrijk is met het oog op onze discussie over de bijdrage van de nieuwe spirituelen aan de interreligieuze dialoog, is dat traditioneel gesproken de veronderstelling is dat deelnemers aan de dialoog een min of meer duidelijk omlijnde religieuze identiteit hebben, die zich karakteriseert door een toebehoren aan een ‘gemeenschap’ (een kerk, een moskee, een ashram… – religieus zijn is dus geen louter individueel gebeuren); het erkennen van het gezag van een traditie. Men aanvaardt het gewicht van deze particuliere schriften, omdat ze geopenbaard zijn, het gezag van deze particuliere leerstellingen omdat ze in eerdere generaties zijn vastgelegd, en voert deze rituele handelingen uit omdat ze reeds eeuwenlang de identiteit van de gemeenschap mede bepalen. Religieus impliceert een zekere institutionele gebondenheid, en dat impliceert ook grenzen aan wat kan, mag en gepast is. Wat mijns inziens vooral belangrijk is, is dat de formele buitenkant van religie een belangrijk aspect is van de religieuze identiteit.
Deelname aan de interreligieuze dialoog veronderstelt ook dat men voor de traditie kan spreken en die traditie kan representeren. Dat is vaak ook een verwachting van de religieuze ander. Het is nu precies deze opvatting van religieuze identiteit, als ook het belang gehecht aan de buitenkant van religie, die onder druk staat in onze huidige maatschappij, die het over het algemeen lastig heeft met instituties en gezag. Dat geldt zeker zo in het religieuze landschap.
De spiritualisering van religie
In het verleden werden tradities eenvoudigweg doorgegeven van de ene generatie op de andere. Dat proces van traditie-overdracht verliep doorgaans zonder veel moeilijkheden; de oudere generatie wijdde de jongere generatie in in de traditiegebonden geloofsovertuigingen, gebruiken en rituele praktijken. Vandaag de dag is deze traditie-overdracht moeilijker.[1] Het is hoe dan ook geen natuurlijk en vanzelfsprekend proces meer. Sociologisch gesproken worden we geconfronteerd met een proces van detraditionalisering. Dit proces van detraditionalisering, positief beschouwd, gaat gepaard met een meer reflexieve omgang met traditie. Mensen denken meer na over de traditie waarin ze geworteld zijn en die hen gevormd heeft. Religieuze identiteit is niet langer een soort gegevenheid. Identiteitsvorming wordt hoe langer hoe meer een dynamisch proces waarin de gelovige persoon in kwestie ook actief betrokken is. Vastgesteld kan worden dat de nadruk minder komt te liggen op de autoriteit van de traditie en het gezag van de gemeenschap, soms ook de objectieve pool van religie genoemd, maar veeleer op de subjectieve dimensie van religie.[2] Wat echt belangrijk is, is wat een traditie betekent, en welke zin traditie verleent aan het leven. Linda Woodhead noemt dit ook wel de wending naar het subject.
Onder invloed van de wending naar het subject – een wending die zich ook in andere domeinen goed laat voelen – ondergaat religie, zoals traditioneel beschouwd, een revolutie. Door Paul Heelas en Linda Woodhead de spirituele revolutie genoemd. Die revolutie is complex, en het zou ons te ver brengen om in detail te treden, maar algemeen gesproken kenmerkt deze zich door een verschuiving van buiten naar binnen; van gemeenschap naar individu; van traditie naar beleving. Overweeg in deze context de volgende reflectie van Hans Zevenboom, die een scherp contrast ziet tussen religie en spiritualiteit en ook vindt dat er komaf gemaakt moet worden met religie.
Religie is een instituut en spiritualiteit is een ervaring! Georganiseerde religies zijn een probleem; ze verbieden namelijk tolerantie! Religies zijn instituten die zijn opgetrokken rondom een bepaald idee over hoe de dingen in elkaar steken. Wanneer deze ideeën een vaste vorm aannemen en in steen worden gebeiteld, worden ze dogma’s en doctrines genoemd. Ze worden dan ongeveer onbetwistbaar genoemd. Georganiseerde religies of religie in het algemeen, dan spreek ik over die religies die een beginsel van exclusiviteit onderwijzen. Zo van: ‘Onze religie is de enige ware religie’.[3]
Wat echt belangrijk is, is niet de buitenkant, dit is de traditie, het aanvaarden van gezagsinstanties, het uitvoeren van vooraf bepaalde religieuze handelingen of het opzeggen van het credo. Die buitenkant van religie is van secundair belang. Soms wordt dan gezegd dat religie de buitenkant is, en spiritualiteit de binnenkant. “Spiritualiteit verwijst dan naar het innerlijk leven, naar het gewaarworden en boelen, naar een diep-geworteld besef van een niet-materiële realiteit, van een transcendentie die de buitenkant van religie overstijgt, en in het licht waarvan die buitenkant, de rituelen, handelingen en de leer ook steeds moeten gerelativeerd worden.”
Beleving is wat echt telt. “De woorden, gebeden, rituelen, enzovoort van een religie betreffen slechts haar buitenkant, haar kleding.”[4] Volwassen geloof is persoonlijk, verinnerlijkt en niet publiek en veruiterlijkt, mystiek veeleer dan ritualistisch, …Het is daarenboven het resultaat van een persoonlijke keuze veeleer dan van een vooraf gegeven traditie. [5]
Een specifieke uitdrukking van de spiritualisering van religie is het fenomeen als dubbel lidmaatschap vandaag een reële mogelijkheid is voor veel mensen. Dual belongers, laat ik toch even de Engelse term gebruiken, zijn grensgangers, die zich vlot tussen twee of meer tradities bewegen, die alleen al door dat te doen, religieuze gezagsinstanties, conservatieve tendensen of exclusivistische aanspraken in vraag stellen. Het zijn zoekers, en geen conformisten. Ze laten zich niet ‘opsluiten’, maar gaan als vrije geesten op zoek naar betekenis en zin, ook als die elders te vinden is. Traditie heeft op hen geen vanzelfsprekende grip. Dual belongers hebben het moeilijk met dogmatische posities, zij waarderen veeleer de mogelijkheid tot reflectie, transformatie, creativiteit, … “Het individuele subject heeft zelf als laatste de zeggenschap als het om de beoordeling gaat van wat wel en niet religieus te verantwoorden is. Religieuze tradities worden tot het open erfgoed van veelvoudige betekenissen en waarden, waaruit het individu in alle vrijheid kiest om het eigen leven inhoud, vorm en richting te geven – eventueel als christen, hindoe en moslim tegelijk.”[6]
Wat nieuwe spirituelen inspireert en drijft is een ervaring van overvloed, van wat Ricoeur een surplus aan betekenis zou noemen. Een surplus dat niet uitgeput of gevat kan worden in een traditie. Daarom is het volgens hen ook zo belangrijk om zich niet tot een traditie te beperken. Wat ultiem belangrijk is, overstijgt traditionele grenzen en vraagt een veelheid aan perspectieven. Het spiritueel-religieuze leven is geen thuis, maar veeleer een weg die principieel nooit helemaal voltooid kan worden.[7] Nieuwe spirituelen zien het dan ook als verantwoordelijkheid om grensoverschrijdend te leven. Alleen zo bereikt men een zinvol religieus/spiritueel leven. Het is belangrijk om daarbij geen enkel perspectief te verabsoluteren. Tussen de religies bestaat complementariteit. Ze kunnen elkaar verrijken. Vaak zien we ook een verlangen om van verschillende wijsheidstradities te leren, in het besef dat de waarheid niet uitgeput wordt of kan worden in een traditie. Tegelijk is dat besef van overvloed, van teveel, ook een reden waarom een exclusief commitment zeer moeilijk wordt bevonden.
Spiritualiteit en interreligieuze dialoog
Als coördinator van de masteropleiding Building interreligious relations stel ik vast dat deze nieuwe spirituelen wel degelijk willen meedoen aan de interreligieuze ontmoeting, hoewel ze ook vragen hebben. Denk aan de klassieke interreligieuze dialoog die toch eerder uitgaat van traditie, institutie, gemeenschap, gezag, etc. Hun aanwezigheid in mijn colleges, die vaak ook interreligieus zijn, dwingt mij om na te denken over de vraag of er plaats is voor nieuwe spirituelen aan de dialoogtafel. Wat brengen de nieuwe spirituelen naar de interreligieuze dialoog? Wat is hun bijdrage? Hoe veranderen ze de dialoog? En welke kanttekeningen kunnen we plaatsen bij het fenomeen van spiritual but not religious?
Mijn reflecties blijven uiteraard wat schetsmatig. Dat is nu eenmaal eigen aan een korte paper, maar ik hoop dat ze aanleiding kunnen geven tot verdere reflectie. Ik kies daarbij voor een positieve benadering, en hoop de val te vermijden om als klassiek geschoolde theoloog dit fenomeen af te doen als puur een soort shopgedrag ingegeven door individualisme. We moeten serieus nemen dat dit de manier is waarop veel mensen vandaag zoeken naar zin en van betekenis is in hun leven, hetgeen steeds ook een wegkijken van het zelf en de eigenbelangen impliceert.
Ten eerste: religieuze tradities lopen steeds het risico om ideologisch te worden. In een verlangen om dat wat niet te controleren, te beheersen en te containen valt toch te vatten, en te grijpen, vervallen religies maar al te vaak in dogmatisme, absolutisme en exclusivisme. Het probleem daarbij is dat ze dat vaak niet van zichzelf beseffen. Religieuze tradities hebben soms de blik van de vreemde ander nodig om tot inzicht te komen. Hier zie ik een belangrijke rol weggelegd voor de nieuwe spirituelen, wier zin zoeken precies ingegeven is door een aversie van dogmatisme en exclusivisme. De Franse filosoof Paul Ricoeur zei ooit (in de tijd van het nihilisme): religie moet zich laten confronteren en uitdagen door het atheïsme. Religieuze mensen moeten de donkere nacht van het niets, van de dood van God meemaken, om hun religieuze traditie vernieuwd en gezuiverd terug te omarmen. Niet als een zekerheid, maar in vertrouwen. Ik denk dat een gelijkaardige rol gespeeld kan worden – en dat maak ik wekelijks mee in mijn colleges – door de nieuwe spirituelen die religieuze mensen, ongeacht hun traditie, steeds wijzen op het gevaar van dogmatisme. Zij dwingen religieuze mensen om in de dialoog de zinvraag weer op tafel te leggen en het zoeken te waarderen.
Ten tweede en daarbij aansluitend: er bestaat in de klassieke interreligieuze dialoog soms de neiging om teveel de nadruk te leggen op ‘representatie’: deelnemers aan de dialoog spreken niet enkel voor zichzelf, maar vooral ook namens hun traditie en namens hun gemeenschap. Soms leidt dat ertoe dat deelnemers aan de dialoog vooral ‘waarheden’ van de traditie herhalen en gezaghebbende figuren uit hun religie aanhalen om een standpunt uit te leggen. Niet enkel verdwijnt de eigen beleving en interpretatie naar de achtergrond, ook leidt dit tot een zeer star, statisch, ja zelfs gerëificeerd traditiebegrip. De interne pluraliteit, die eigen is aan elke traditie, verdwijnt, en religie wordt voorgesteld als een soort monolithisch blok. De nieuwe spirituelen in mijn college dagen uit en stellen de vraag: wat denk jij? Hoe lees jij deze tekst anders dan jouw traditiegenoten? Waarom? En volgens hen is die interne dynamiek daarenboven een rijkdom, en helemaal niets om te verbergen. Hun reflectievermogen is zeer verrijkend.
Ten derde dient gezegd: de nieuwe spirituelen komen naar mijn colleges precies omdat ze met een zekere onbevangenheid en openheid willen leren van verschillende tradities. Ze zijn er reeds van overtuigd dat er wijsheid te vinden is in meerdere tradities.
Dual belongers zijn mijns inziens ook bijzonder interessant voor de interreligieuze dialoog. Wat hen wat bijzonder maakt, is dat ze wel degelijk belang hechten aan belonging, aan commitment en een toebehoren aan een gemeenschap. Alleen, in hun geval is het een dubbel toebehoren. Ze horen niet thuis in één traditie, maar in twee of meer, en willen daar ook erkenning voor. Hoewel er soms vreemd en argwanend gekeken wordt naar dual belongers (opnieuw vanuit de vraag wie representeren zij eigenlijk?), hebben ze toch ook heel wat te bieden aan de interreligieuze ontmoeting. In onze multireligieuze samenleving hebben we immers meer dan ooit nood aan grensgangers, aan mensen die zich met een zeker gemak tussen twee tradities begeven, en die een vertaalslag kunnen maken tussen tradities. Onze maatschappij heeft mensen nodig die niet enkel religieus geletterd zijn, maar ook interreligieus geletterd. Mensen die over de nodige vaardigheden beschikken om zich met een zekere flexibiliteit en soepelheid tussen twee of meer tradities te bewegen en die in staat zijn hun eigen geloof te vertellen en te vertalen naar andersgelovigen. We hebben nood aan mensen die niet opgesloten zitten in hun eigen symbolische gemeenschap, maar ook over de muur van hun buren durven kijken. Perspectiefwissel is van cruciaal belang voor interreligieus leren, en dual belongers maken dat als geen ander waar. Dual belongers kennen immers meer dan één traditie van binnenuit, daardoor kunnen ze voorbij oppervlakkige verschillen kijken en wijzen op dieperliggende gemeenschappelijke structuren. Ze kunnen in de dialoog functioneren als een soort go-betweens. Hun rol is vergelijkbaar met de rol van hermes, die zich tussen de wereld van de goden en de mensen begaf. Ik weet uit eigen ervaring dat sommige dual belongers wel degelijk meer nuance en complexiteit toevoegen aan het interreligieuze gesprek.
Enkele vragen en kanttekeningen
Een van de voorwaarden van interreligieuze dialoog is hermeneutische openheid. Dit is de bereidheid om de ander in zijn andersheid te verstaan en dus recht te doen aan het zelfverstaan van de ander. Dit veronderstelt perspectiefwisseling en een zekere empathie. Hoewel vooroordelen niet te vermijden zijn (we hebben altijd een rugzak vol vooroordelen over de ander), is de dialoog een plek om zich bewust te worden van die vooroordelen en zich daarop ook te laten bevragen. Stereotypering heeft hier geen plaats.
In mijn ervaring als docent (en dat is, dat geef ik toe, empirisch gesproken een bijzonder beperkt perspectief) bestaat er onder nieuwe spirituelen de neiging om eenzijdig kritisch te zijn over religie, en dit vanuit een soort antithetisch en reactief schema dat spiritualiteit en religie tegenover elkaar plaatst. Het is immers zeker niet zo dat religieuze mensen geen diep spiritueel leven kunnen ontwikkelen, ook als ze binnen een traditie blijven. Daarenboven valt er ook iets te zeggen over de stelling dat een gedisciplineerd religieus leven, dat gezag van uitwendige instanties aanvaardt, soms tot diepe spiritualiteit leidt (niet altijd, zoveel is zeker). Het is voor veel van mijn studenten moeilijk te verstaan, en vaak is er een zekere onwil om over te gaan tot een perspectiefwisseling. Zodra er aandacht wordt gevraagd voor de bovengenoemde buitenkant van religie, de woorden, rituelen, de schriften en doctrines en er wordt geargumenteerd dat het transcendente zich vaak bemiddeld aandient via deze buitenkant, haken ze af op een erg kritische wijze. Dat is een probleem, want voor veel religieuze mensen is de buitenkant, het tastbare, zichtbare, rituele en ook doctrinaire een erg belangrijk onderdeel van hun religieus leven. Spirituelen die willen deelnemen aan de interreligieuze dialoog moeten leren dat ook beter te verstaan, zonder meteen te denken dat het hier gaat om een soort van slaafse, betekenisloze onderwerping aan gezagsstructuren (mijn beeld/oordeel kan vertroebeld zijn door het feit dat mijn studenten erg jong zijn, en dus sowieso wat meer moeite hebben met gezag).
Een ander probleem, maar dat daar wel bij aansluit, is de moeilijkheid om religieuze verschillen als echt verschillend te zien. Er bestaat een zekere tendens om de verschillende perspectieven te harmoniseren en de verschillen, zeker wanneer die van rituele en doctrinaire aard zijn, af te doen als van secundair belang. De beleving is wat echt telt. Soms verhindert dit het leren van en aan elkaar. De religieuze ander is voor hen soms echt een vreemde ander, en de spiritualisering van religie is soms een manier om die andersheid te verzachten.
Besluit
Dit paper is slechts bedoeld als een eerste aanzet tot verder debat en reflectie. Er kan zoveel meer gezegd worden over het fenomeen van de spirituelen en de interreligieuze dialoog, en er zal hopelijk nog veel meer gezegd worden op deze studiedag. Wat er ook van zijn, het is een fenomeen waar wij als theologen, religiewetenschappers en interreligieuze scholars in toenemende mate mee geconfronteerd worden en een genuanceerde reflectie en dus meer onderzoek is aan de orde. Ik dank de initiatiefnemers daarom nogmaals voor het organiseren van deze belangrijke studiemiddag.
[1] Paul Heelas (ed.), Detraditionalization: Critical Reflections on Authority and Identity (Oxford: Blackwell, 1996).
[2] Catherine Cornille, “Multiple Religious Belonging,” in Understanding Inter-Religious Relations ed. David Thomas, David Cheetham, and Douglas Pratt (Oxford: Oxford University Press, 2012), 328.
[3] http://www.leefbewust.com/themas/nieuwe_spiritualiteit.html
[4] Van Herck, De actualisering van religieuze metaforen, 152.
[5] Robert Orsi, “Lived Religion” in Lived Religion in America: Towards a History of Practice, ed. David Hall (Princeton: Princeton University Press, 1997), 3-21,
[6] Kalsky
[7] Cf. Ruth Furneaux in Rose Drew, Buddhist and Christian?, 23.
Dank voor dit artikel. Het is altijd weer prettig je eigen gedachten verwoord te zien.
De spreuk van Lao tse over het belang van gedachten past hier goed bij dacht ik.
Goed artikel, dank daarvoor.
Volgens de er in gehanteerde terminologie denk ik dat ik mezelf spiritueel-religieus kan noemen.
Aan de opmerking dat Religieuzen best ook wel spiritueel kunnen zijn zou ik willen toevoegen dat het tegenovergestelde ook waar kan zijn:
Spirituele mensen kunnen ook veel waarde hechten aan een religie. Ik noem mezelf, als ik daarover gevraagd word: Christen. Omdat de christelijke traditie en niet een andere religie voor mij een rijke inspiratiebron is. Dat het christendom voor mij die rol vervult, beschouw ik als toeval: dat komt omdat ik in een vnl christelijke samenleving (hoewel niet kerkelijk) ben opgegroeid en er zodoende mee ben vertrouwd geraakt; het is mijn “taal” geworden.