Al zo’n 180 Nederlandse jihadisten zijn afgereisd naar Syrië, om zich aan te sluiten bij IS. Zijn hun beweegredenen typisch ‘islamitisch’ of ‘allochtoon’, of kunnen we hen beschouwen als Nederlanders in bijzondere omstandigheden? Het is niet voor het eerst dat jonge Nederlanders, enigszins bevlogen en naïef, worden gegrepen door de sterke drang om deel te nemen aan een ‘heilige strijd’.
De situatie is te vergelijken met de 3181 katholieke zoeaven die naar Rome trokken in 1860-1870 om de pauselijke staat te verdedigen tegen het Italiaanse leger, en de 628 communisten die de Internationale Brigade in Spanje versterkten in 1936-1939 tegen ‘het fascisme’. De bevindingen van deze vergelijkende studie zijn onlangs gepubliceerd in Nederlanders in de Heilige Oorlog.
On-Nederlands
Kenmerkend voor deze jongeren was dat zij zich sterk identificeerden met een ideologie (communisme) of religie (katholicisme, islam) die op dat moment in Nederland niet gangbaar was.
Bovendien manifesteerden deze groepen zich nadrukkelijk ook in de publieke en zelfs politieke ruimte: de katholieken en moslims wilden hun religie kunnen uitdragen middels kleding, processies of gebouwen, en de communisten wilden hun sociale opvattingen verwezenlijken. Zij eisten het recht op deelname aan zowel het politieke als culturele bestel in Nederland. Men zou kunnen spreken van een emancipatoire strijd. Dat stuitte op aanzienlijke weerstand.
Wel was er in het geval van de katholieken en de moslims, meer dan bij de communisten, sprake van een afkeer van een cultuur en religie die men on-Nederlands of zelfs ongewenst vond. Vaak werd die zelfs beschouwd als gericht tégen Nederland.
Het laatste duwtje
In alle drie gevallen waren het bijkomende gebeurtenissen die het extra zetje gaven voor de uitreis van de strijders. Het kantelmoment in het geval van de katholieken was het herstel van het bisschoppelijk bestuur in 1853, dat leidde tot een ware opstand van conservatief-protestantse zijde en een ‘apert antipapisme’ dat in katholieke kringen ‘angst en woede’ wekte.
In het geval van de communisten, die al bestonden in Nederland sinds 1880, groeide het wantrouwen na de Russische Revolutie van 1917, met name toen de Communistische Partij Holland zich een jaar later nadrukkelijk committeerde aan de Sovjet-Unie.
Het wantrouwen naar moslims en islam escaleerde na de terroristische aanslagen van 11 september 2001, zeker toen die werden gevolgd door diverse aanslagen door Europese moslims op burgerdoelen in diverse Europese landen, waaronder de moord op Theo van Gogh in 2004.
Zingeving
Het belangrijkste dat de Nederlandse jonge katholieken, communisten en moslims aantrok was dat ergens in de wereld een fysieke strijd plaatsvond waarin hun idealen op het spel stonden. Deze idealen hadden te maken met een orde van politiek-maatschappelijke, maar vooral ook van morele en metafysische aard. De bedreiging van deze orde werd dusdanig sterk ervaren dat men bereid was daarvoor te strijden.
Een andere factor was zingeving. Er speelde een onmiskenbare zucht naar avontuur, maar ook de behoefte om zin te geven aan een bestaan dat werd ervaren als zin- en doelloos.
Tot slot werden allen getrokken door het idee van een eindstrijd. In het geval van de communisten was dit niet zozeer ideologisch, maar vooral het gevoel dat het nu-of-nooit was om het fascisme tegen te houden. Binnen de katholieke en islamitische geloofsleer is wel sprake van een apocalyptische eindstrijd en het martelaarschap. Overigens lijkt dat een sterkere rol te spelen bij de jihadisten dan bij de zoeaven.
Nederlanderschap
In alle drie de gevallen heerste aan het thuisfront onbegrip over de Nederlanders die bereid waren te strijden voor idealen die on- of anti-Nederlands werden gevonden. En in alle drie de gevallen worstelde de Nederlandse overheid met de vraag wat adequaat optreden inhield. Moesten de strijders worden weerhouden van uitreizen, of aangepakt worden op het moment van terugreis? Moesten zij uit Nederland verbannen worden, of juist opgevangen en gere-integreerd worden?
Los van de juridische complexiteit van dit vraagstuk werd de duidelijke boodschap verkondigd dat voor degenen die zich schuldig maakten aan dit soort ‘on-Nederlands’ gedrag ook geen plaats meer was in Nederland. Ze waren niet meer van ‘ons’, en daarmee werd het probleem eigenlijk – vaak letterlijk – buiten Nederland geplaatst.
Nederlandse moslims
Wel zijn de reacties op de Nederlandse moslims die naar Syrië en het IS-kalifaat afreizen vele malen heftiger en ingrijpender dan het geval was met de katholieken en de communisten. Een verklaring daarvoor kan zijn dat het publiek in de eenentwintigste eeuw beschikking heeft over real live beeldmateriaal van wat zich ter plaatse afspeelt, en zo getuige is van de wreedheden waar ook Nederlanders aan zouden deelnemen.
Een andere verklaring is dat jihadisten na hun terugkeer een groter gevaar zouden vormen voor de Nederlandse staatsveiligheid, dan het geval was met de zoeaven en communisten.
Niettemin lijken de overeenkomsten tussen de zoeaven, communisten en jihadisten te overheersen. Dat leidt tot de conclusie dat de jihadisten niet uniek zijn, maar een verschijnsel dat zich eerder onder Nederlanders heeft voorgedaan.
Deze bijdrage is eerder verschenen op Leidenreligieblog.nl.