De verklaring ontleent haar naam aan de Latijnse beginwoorden, Nostra Aetate, ‘in onze tijd, nu de mensheid zich van dag tot dag nauwer aaneensluit’. Met Nostra Aetate werd de Kerk bij de tijd gebracht.
Nostra Aetate werd een historische gebeurtenis. Niet eerder had een kerkelijke vergadering een officiële positieve verklaring gepubliceerd over niet-christelijke godsdiensten. Nostra Aetate begint niet met Joden en moslims, maar stelt eerst vast dat mensen van godsdiensten verwachten dat ze antwoord geven op de verborgen raadselen van het mens-zijn.
Deze overweging wordt onderbouwd met passages over hindoeïsme en boeddhisme met als conclusie: ‘De katholieke kerk verwerpt niets van datgene wat in deze godsdiensten waar en heilig is.’ Want die godsdiensten ‘weerspiegelen niet zelden een straal van die Waarheid welke alle mensen verlicht’. Maar de kerk moet wel trouw blijven aan eigen opdracht en dus ‘zonder ophouden verkondigen de Christus, die is ‘de weg, de waarheid en het leven‘ (Johannes 14,6), ‘in wie de mensen de volheid van het menselijk leven vinden en in wie God alles met zich heeft verzoend.’
Deze passage besluit met een oproep om met bedachtzaamheid en liefde, gesprekken en samenwerking aan te gaan met aanhangers van die religies, getuigend van geloof en christelijk leven en met open oog voor waarden in hun religies. Denkend in concentrische cirkels wordt na de verre Aziatische religies, eerst de nabije islam en tenslotte het zeer nabije jodendom besproken. Zie over het jodendom Pieter Goedendorp in Christelijk Weekblad nr. 15. De slotparagraaf herinnert er aan dat elk mens naar Gods beeld is geschapen en dus gelijkelijk deelt in waardigheid en mensenrechten.
Aanleiding
Na een verzoek van Amerikaanse Joodse leiders aan het Vaticaan liet kardinaal Bea van het secretariaat voor christelijke eenheid op 19 november 1964 een tekst opstellen over oecumene met slothoofdstukken over de katholieke houding tegenover niet-christenen, vooral ten aanzien van Joden, en over godsdienstvrijheid.
Toen bisschoppen uit het Midden-Oosten hiervan kennis namen, drongen ze er op aan dat er ook een tekst over de islam zou komen. Met alleen een tekst over Jodendom zouden hun moslim-landgenoten immers denken dat het concilie aan Joden een voorkeursbehandeling gaf. Op hun voorstel bleef de staat Israël ongenoemd om een theologische rechtvaardiging daarvan te voorkomen. De vraag van Arabische moslims de Israëlische landroof van Palestijnen te veroordelen, werd genegeerd. Dankzij de leerlingen van de islamoloog Louis Massignon (1883-1962) beschikte men over bekwame katholieke specialisten om een tekst over de islam voor te bereiden. Paulus VI had intussen in 1964 een secretariaat voor contacten met niet-christenen opgericht met een sterke afdeling voor de moslimwereld. Nu heet die Raad voor interreligieuze dialoog. Men werkt nauw samen met de dialoogafdeling van de Wereldraad van Kerken. Kardinaal Bea koppelde de teksten over andere religies en vrijheid van godsdienst los van de oecumenetekst en gaf ze een zelfstandige plaats achterin het boek met conciliedocumenten. Nostra Aetate kreeg niet de hoge status van een dogmatische constitutie of een decreet, maar van een declaratio. Na veel discussie stemden 2221 concilievaders voor en 88 tegen. Op 7 december 1965 kwam als hekkensluiter de tekst over godsdienstvrijheid. De Rooms-Katholieke Kerk is sindsdien koploper in de dialoog.
Tactisch
De tekst heeft een dogmatisch en een praktisch deel. De woorden over God bevestigen wat in de dogmatische constitutie over de kerk, Lumen Gentium (Christus licht der volken) werd gezegd: ‘Maar het heilsplan omvat ook hen die de Schepper erkennen. In de eerste plaats onder hen de moslims, die vasthoudend aan het geloof van Abraham met ons de ene en barmhartige God aanbidden…’ Als het over Jezus gaat. is er verbinding maar ook scheiding over het belijden van zijn goddelijke natuur. Het tweede deel noemt de religieuze praktijk van de islam en het derde roept op samen nieuwe wegen te gaan. De woorden koran en Mohammed werden tactisch vermeden.
Als lid van de Islamcommissie van de Raad van Kerken in Pakistan maakte ik eind 1965 kennis met Nostra Aetate. Overal in de moslimwereld reageerden christenen en hun moslim-gesprekpartners positief. De tekst vormt een goede basis voor gesprek en samenwerking. Andere kerken in Engeland en Amerika, maar ook in Nederland gingen, mede gemotiveerd door Nostra Aetate, hun eigen verklaringen opstellen. Tijdens een discussie op de gereformeerde synode in 1991 over onze eigen islamnota verklaarde een ouderling: ‘Waarom een eigen tekst, waarom nemen we Nostra Aetate niet gewoon over van de Rooms-katholieke Kerk?’
Bovenstaande tekst werd eerder gepubliceerd in ‘CW‘ nr. 20 van dit jaar.
De Kerk ziet ook met waardering naar de moslims, die de ene God aanbidden, de levende en uit zichzelf bestaande, de barmhartige en almachtige, de Schepper van hemel en aarde, die gesproken heeft tot de mensen. Zij leggen zich er op toe zich met heel hun hart ook aan zijn verborgen raadsbesluiten te onderwerpen zoals Abraham, naar wie het islamitisch geloof graag teruggrijpt, zich aan God heeft onderworpen. Hoewel zij Jezus niet als God erkennen, vereren zij Hem toch als profeet en zij eren zijn maagdelijke moeder Maria, die zij somtijds zelfs eerbiedig aanroepen. Bovendien verwachten zij de dag van het oordeel, wanneer God alle mensen doet verrijzen en zal vergelden. Daarom houden zij het zedelijk leven hoog en eren God vooral door gebed, aalmoezen en vasten. Aangezien in de loop der eeuwen tussen christenen en moslims niet weinig onenigheid en vijandschap is ontstaan, spoort de heilige kerkvergadering allen aan om zich, het verleden vergetend, ernstig toe te leggen op wederzijds begrip en in het belang van alle mensen de sociale rechtvaardigheid, de zedelijke goederen als ook vrede en vrijheid gezamenlijk te verdedigen en te bevorderen.
Uit: Constituties en decreten van het Tweede Vaticaans Concilie