Ik ben in conflicten niet snel neutraal, ook in dit conflict niet, maar ik blijf het liefst wel grensganger. In oktober j.l. reisde ik rond met een groep van Sabeel en Kairos Palestina onder leiding van Meta Floor, lid van het Comité van Aanbeveling van SIVMO. Ik ben voorzitter van SIVMO, het Steuncomité voor Israëlische Vredes- en Mensenrechteorganisaties. Ik ben ook lid van Sabeel, de vereniging voor Palestijnse bevrijdingstheologie en van Kairos Palestina, een organisatie die stem geeft aan Palestijnse christenen. Tijdens de reis was ik in staat oude en nieuwe bekenden te ontmoeten. Na de reis besloot SIVMO de activisten van Ta ‘Ayush opnieuw te steunen. De Joodse en Arabische activisten van Ta ‘Ayush met wie ik een dag optrok, geven directe hulp aan boeren en bedoeïenen die door kolonisten en door het leger het leven wordt zuur gemaakt. Het is een initiatief om van onderop een beweging te vormen die zich geweldloos verzet tegen de bezetting, racisme en segregatie. Ta ‘Ayush is een Arabisch begrip voor ‘samenleven’ en dat gaat over een ander soort veiligheid, dat wil bouwen op wederzijds vertrouwen. Onze reisgroep ging met Ta ‘Ayush mee richting Nablus om een dagje olijven te helpen plukken. Een ander deel van onze groep ging die dag naar Susya, in het uiterste zuiden van de Westbank om er schaapherders (bedoeïenen) te beschermen bij het weiden van hun kudden.
Huilende bomen
Het plukken van de olijven bij Nablus eindigde met 8 grote balen olijven, samen geplukt met een bange Palestijnse boer en zijn familie. Zoals we konden zien, worden hun bomen regelmatig vernield en verbrand. Dat is het werk van agressieve kolonisten die op de top van de heuvel zijn gaan wonen en die de omgeving zo ‘vrij van Palestijnen’ proberen te maken. Deze kolonisten bleken die dag aan de andere kant van de heuvel ‘werk’ te hebben om de oogst te verstieren. Geweld wordt daarbij niet geschuwd. Wij plukten als bezetenen en hielden aan ‘onze kant’ samen met de activisten van Ta ‘Ayush om beurten de wacht, ook toen de boer en zijn familie, geknield op de zeilen onder de olijfbomen, even hun middaggebed deden. Voor mij een ervaring van een bijzonder samenkomen van drie soorten ‘kinderen van Abraham’. Die nacht kreeg ik een droom van bomen waar almaar olijven uit vielen, maar toen ik dichterbij kwam, bleken het druppels, tranen… Ik voerde in de bus een gesprek met Amiel Vardi, docent klassieke talen aan de Universiteit van Jeruzalem. De joodse Amiel helpt al 14 jaar lang op sabbat de oogst in Area C binnen te halen. Hij en zijn medeactivisten zijn vrijwilligers die hun acties voor een groot deel uit eigen zak betalen en ook nog eens met al hun vrije tijd. Regelmatig worden ze opgepakt. Ze genieten zichtbaar een groot vertrouwen van de mensen die ze helpen. Amiel: “Wij signaleren en helpen waar we kunnen op een puur grass-roots niveau. Wij zijn vaak de eersten die misstanden en incidenten signaleren en kunnen doorgeven aan NGO’s en die bij lokale instanties aan de bel trekken. Ta’Ayush brengt activisten ter plaatse en die kunnen dan meteen de handen uit de mouwen steken”. Amiel is niet zo uit op publiciteit. “Ik wil alleen met journalisten op pad, die ook bereid zijn de handen uit de mouwen te steken”, zegt hij lachend. Zo ben ik als speciale ‘correspondent’ van het SIVMO-blad De Brug ook in bomen geklommen, heb met stokken op de vruchtdragende takken geslagen en heb emmertje na emmertje gevuld. Amiel vertelde me dat ondersteuning door SIVMO erg op prijs wordt gesteld. Omdat de activisten nogal eens voor de rechter staan, hebben ze goede, loyale advocaten, maar hun kantoren werken niet pro deo. Ze gebruiken hun eigen auto’s, soms een busje van de Rabbi’s for Human Rights of ze huren een bus. Transportkosten vormen zo ook een aanzienlijke kostenpost. Toen maakte hij zijn rugzak open, vol met snoeischaren… “Ik heb ze pas op de Westbank gekocht. Dertig procent goedkoper dan ik in Jeruzalem moet betalen. Goed voor de Palestijnen en voordelig voor ons! Fijn als jullie daarvoor ook een duit in zakje willen doen!”. Inmiddels heeft SIVMO besloten Ta’Ayush te steunen. U kunt dat ook via de website.
Huizen van vrede
Het was niet mijn eerste reis naar het onheilige land. In 2000 vierde ik er het 55 jarige bestaan van Pax Christi, ontmoette er toen voor het eerst vredesactivisten, ik zag er zenuwachtige en arrogante militairen en praatte zelfs met een desolaat Palestijns meisje, dat dreigde zich op een kwade dag ook nog eens op te blazen.
Kerstmis 2004 begeleidde ik in opdracht van Pax Christi voor het eerst een groep pelgrims naar Bethlehem. We waren onder gebracht in Palestijnse families, Huizen van Vrede die vandaag door gevangenismuren omsloten zijn. Op de avond van onze aankomst gingen we nog even naar de Geboortekerk. We daalden af naar de grotten waar ooit de herders met hun dieren leefden, waar gestrande reizigers een onderkomen vonden en waar de bevolking bescherming zocht tegen de terreur van de Romeinen. Hiëronymus schreef in een van deze ondergrondse Huizen van Vrede de eerste Bijbelvertaling.
Op kerstavond in 2004 waren we met onze gastfamilies voor een feestmaal bijeen. We luisterden naar het kerstverhaal volgens Lucas en ook dat volgens de Koran. De hoogzwangere dochter van mijn gastheer Elias verliet met man en moeder plotsklaps de zaal. “De weeën zijn begonnen…” fluisterde hij. Ik zat die avond naast George. Zijn dochtertje van twaalf, Christine, werd in 2002 door Israëlische soldaten gedood, toen hun auto onder vuur werd genomen. George werd zwaar gewond. De ster van zijn leven werd een zwart gat. Maar leegte en verdriet veranderden op wonderbaarlijke wijze ook in een nieuwe ruimte. Hij ontmoette een Israëlische moeder die haar zoon was verloren bij een aanslag. “Wij spreken veel met elkaar en kunnen elkaars verdriet begrijpen. Wij willen vrede voor onze kinderen.” Zulke vaders, moeders, ook broers en zusters ontmoeten elkaar binnen Parents Circle, dat zich inzet voor een geweldloze toekomst, recht en verzoening. Onder het motto “Het zal niet stoppen, tot we praten”, laten ouders en familieleden van omgekomen Israëli’s en Palestijnen zien dat het slachtoffer-zijn voor hen geen levensdoel is geworden. Wat de politieke omstandigheden ook zijn, hoe hoog de spanning ook is opgelopen, zij blijven elkaar wel ontmoeten. Ze hebben zelfs een telefonische hotline opgericht die Palestijnse en Israëlische burgers kunnen gebruiken om, ondanks de muur, vanuit hun Huizen van Vrede met elkaar in contact te blijven en te kunnen praten. Ze kunnen daarbij kiezen uit honderden gesprekspartners.
De prachtige documentaire uit 2009 over het islamitische Palestijnse dorpje Budrus heeft heel de wereld laten zien, hoe vrouwen er in hun Huizen van Vrede met hun mannen en zonen praten over geweldloos verzet tegen het vernielen van hun eeuwenoude olijfboomgaarden (3000 bomen), omdat de muur er gebouwd ‘moest’ worden. Ayed is een belangrijke vredestichter in deze Palestijnse gemeenschap. Zijn vijftienjarige dochter Iltezam richtte een vrouwenbeweging op, die de leiding nam in de geweldloze confrontatie met de bezetter. Vader en dochter bereikten het onmogelijke: Fatah en Hamas verenigden zich plaatselijk in een geweldloze strijd en er werd een vrouwelijke leider aanvaard, ook honderden Israëli’s sloten zich later bij de geweldloze acties aan. Die verspreiden zich een tijd lang als een olievlek en brachten de bezetter in een steeds grotere verlegenheid. Dat doet ook de christen Daoud Nassar.
‘’We refuse to be enemies!”
Daoud Nassar is een Palestijnse boer uit Bethlehem. Ik bezocht hem in de advent van 2011 voor het eerst. Het bedrijf van de familie Nassar bevindt zich op een heuveltop ten zuiden van Bethlehem, omsingeld door illegale Israëlische nederzettingen, die hem proberen weg te pesten. Het is ze niet gelukt, ondanks dat het leger hem verboden heeft te bouwen en om stromend water en elektriciteit aan te leggen. Hij bouwde er niettemin zijn Huis van Vrede.
Vanuit zijn christelijke geloofsovertuiging zet Daoud zich met zijn familie op een geweldloze en zeer creatieve manier in onder het motto: “We refuse to be ennemies!”. “Wij weigeren vijanden te zijn”: het staat geschilderd op een grenssteen bij zijn land. “Bouwen op je land is verboden!” zegt de God ‘Veiligheid’. Daarom is Daoud begonnen met het leegscheppen en het opknappen van een zevental ondergrondse herdersgrotten. Het zijn nu opslagruimten, ook voor water. In één is een kapel gevestigd, in een ander een ontmoetingsruimte. Met hulp van buitenlandse vrienden is hij het project ‘Tent of Nations’ gestart. Christelijke en moslim jongeren uit Bethlehem komen er helpen bij het planten van olijfbomen, kinderen komen er op zomerkamp, Palestijnse vrouwen leren met buitenlanders de Engelse taal spreken en te werken met computers, die draaien op zonne-energie. Daoud Nassar krijgt ook bezoek van Israëlische groepen. Hij vertelde me over vrouwen van settlers, die nieuwsgierig geworden waren door de vrolijke muziek en gezang van zijn zomergasten. Daoud is ervan overtuigd dat een uiteindelijke oplossing een keer moet komen van de politiek, maar dat religies zich moeten uitspreken tégen onrecht in het Land en dat die het gedrag van de staat Israël moeten veroordelen. Maar tegelijkertijd gelooft hij dat Israëli’s en Palestijnen niet mogen wachten tot er een oplossing komt, maar er zelf al mee kunnen beginnen door het kwade met het goede te overstemmen.
In maart 2013 was Daoud in Nederland om plaatselijke kerken te ontmoeten. Tijdens de slotviering hadden we brood, olijfolie en het kruidenmengsel za’atar op de Tafel gezet. We baden om bevrijding van de zonde van haat en doodslag, van wraak en weerwraak. We vroegen God, dat Zijn Vrede de grenzen tussen culturen en godsdiensten mag doorbreken: “Vervul er de harten van allen mee, die u dienen: joden, christenen en moslims, waar ook ter wereld!”. Ons gebed was ook voor “moedige mannen en vrouwen in Israël en Palestina die tegen de stroom in durven gaan en die opkomen voor recht en vrede”. Zij mogen de moed niet opgeven en wij moeten solidair met hen blijven, “ter wille van Gods Koninkrijk van Vrede en Gerechtigheid”. Zijn Huis van Vrede voor allen.
We deelden toen het brood, de olie en de kruiden. Kruiden hebben voor verschillende volken en culturen meerdere symbolische betekenissen gekregen. Soms gelijkwaardige, soms ook verschillende. Hoe meer volken met elkaar omgingen, hoe meer die betekenissen werden vermengd. Za’atar is een kruidenmensgel uit het Nabije Oosten van tijm, sesamzaad, majoraan , oregano, zout en sumak. Za’atar is uitgegroeid tot een symbool van Palestijnse gastvrijheid, maar ook in de Israëlische keuken is het geen onbekende meer. We dipten het brood in de olie en in de za’atar, om er ons vertrouwen mee uit te drukken dat mensen en volkeren niet door God bedoeld zijn om zich van elkaar af te sluiten en dat de wereld zijn fijnste smaak pas krijgt als we het beste van onszelf durven te mengen met dat van de ander. We zeiden daarbij Daoud Nassar na: “We refuse to be ennemies!“ Zo moet het zijn in Zijn Huis van Vrede.
Aanbidding door het doen van gerechtigheid
Ik begon dit ‘Jaarwende’ verhaal voor drie soorten gelovigen uit de schoot van Abraham met mijn theologische waarneming dat God, niet alleen trouwens voor veel joodse Israëli’s, maar ook voor anderen, steeds minder een God van ’Vrede’ en steeds vaker een God van ‘Veiligheid’ lijkt geworden. Dat geldt zelfs voor christelijke vredesorganisaties, die zich ook het afgelopen jaar soms weer verstrikten in de vraag of mensenrechten toch niet beter gewaarborgd zouden zijn met militair ingrijpen.
Vanuit mijn christelijke wortels en luisterend naar joodse en moslims vrienden en vriendinnen wil ik er in blijven geloven dat er in God geen geweld kan zijn en dat de God ‘Geweld’, ook al noemt hij zich zelf ‘Veiligheid’, op den duur nergens stand zal houden tegen de God van ‘Vrede en Gerechtigheid’. Ook op de moeilijkste en meest bezochte plekken op aarde. Ik sluit graag af met een overweging die mijn vriend, de Jeruzalemse rabbijn Jeremy Milgrom onlangs op de website van Kairos Palestina schreef over Jozef’s coming out naar zijn broers toe, die de overkomst van vader Jacob naar Egypte in gang zette en de met tranen overgoten hereniging van vader en zoon (Genesis. 44:18-47:27).
Het is voor Jeremy een verhaal over gedwongen volksverplaatsing. “Ik geloof”, zegt hij, “dat de Thora aan ons gegeven werd om ons de weg te wijzen naar de aanbidding van God door middel van het actieve najagen van rechtvaardigheid.” Jeremy zegt daarop dat de Thora hem vandaag met het verhaal van Jozef en zijn rondtrekkende broers dwingt tot engagement met de 30.000 tot 40.000 Bedoeïenen die door de Israëlische regering vanuit hun plattelandsdorpen naar sloppenwijken in steden dreigen te worden verplaatst. “Ontelbare malen drukt de Thora ons op het hart om ons te herinneren dat we slaven waren in Egypte en dat we niet de enigen waren. “Dat herinnert hem ook dat het Joodse volk te maken had met voortdurende verdrijving en harde behandeling als gemarginaliseerde bevolkingsgroep, ook later in de diaspora, maar zegt hij erbij, in Egypte en daarna waren we “niet de enigen”. Hij wil daarom vandaag herinneren aan één van de scherpste passages in de Thora, waarin wordt gewaarschuwd de Ander niet slecht te behandelen. “Doe je dat toch en smeken zij Mij om hulp, dan zal Ik zeker naar hen luisteren”, zegt God.
Daarom: doe Gerechtigheid, het is het enige offer dat God van ons vraagt. Shalom, Salam en de Pax Christi voor het komende jaar.
Delen van dit ‘Jaarwende’ verhaal verschenen afgelopen jaar in het tijdschrift ‘Herademing’ en in het blad van SIVMO ‘De Brug’.