Dank je Hendro voor je laatste brief. Mijn reactie is niet alleen iets verlaat vanwege andere verplichtingen (studie en lezingen), maar ook omdat ik onze uitwisseling goed wilde overdenken. Ik stelde niet veel vragen aan je omdat de meeste katholiek-theologische stellingen zowel bij mij als bij de meeste Nederlandse theologen bekend zijn en voor het algemeen publiek beschikbaar in het Nederlands (niet dat jij ons niet kunt verrassen!). Voor de islamitisch-theologische stellingen die ik uiteenzette is dat natuurlijk een heel ander verhaal. Ik ben ben blij dat in deze briefwisseling belangrijke punten besproken zijn die hopelijk hebben laten zien dat de klassiek-islamitische theologie juist een belangrijke bron is voor interreligieuze, teksthistorische en moderne probleemstellingen betreffende religie. Een toekomst voor de islam reduceren tot een mystieke uitvlucht zou juist alle potentie wegnemen van de islam als een rationeel humanistische religie.

Het is mooi dat we in deze briefwisseling een eigen ‘common word’ hebben kunnen vinden. Hopelijk is het een begin van een hoger niveau in het intertheologisch discours. In 1959 promoveerde de theoloog Willem A. Bijlefeld op het onderwerp ‘De islam als een na-christelijke religie’, waarin hij verschillende christelijke benaderingen van de islam bespreekt: islam als satans werk, mensenwerk, theocratie, Mohammed als barbaars persoon, als iemand die teleurgesteld was in het Arabisch christendom, de Koran als foute weergave van de Bijbel en christelijke doctrines, en als een niet goed bewaarde tekst.[1] In onze discussie zijn een paar van deze oude benaderingen weer opgedoken. Sommigen als misvattingen, anderen als logische claims, zoals over Jezus’ wezen en daden, wanneer men de islam beziet vanuit het christendom. Op dat laatste verschilt het weinig met bijvoorbeeld hoe de islam naar het bahá’í-geloof kijkt. Uiteindelijk zullen er theologisch grenzen blijven tussen onze religies waardoor er geen universalistisch samenvallen mogelijk is maar wel een inclusieve acceptatie. Waar wij wel een universalisme in kunnen vinden is in de ethiek, een overeenkomstige visie op de heiligheid en goedheid van het bestaan. Op dat punt heeft theologie juist iets bij te dragen dat voorbij godsdienstfilosofie en religiewetenschap gaat, zoals jij ook al eerder besprak in jouw briefwisseling met Taede Smedes. Theologie is een combinatie van religiewetenschap en godsdienstfilosofie, maar met het verschil dat theologie niet aan de zijlijn staat maar in direct discours met zowel de bestudeerde traditie (openbaring en de confessionele gemeenschap) als het collectieve object van openbaring (de schepping). Wij verschillen in het eerste, maar hebben overeenkomstige visies op het laatste die typisch Abrahamitisch zijn.

Toch zie ik bij jou dat je hogere grenzen optrekt dan nodig is. De term ‘mensen van het boek’ is een logische classificering in de laat-antieke wereld. En nog steeds omdat christenen hoe dan ook hun kennis over Jezus als mens uit een geschrift halen. Het gaat er hier om dat men een scriptuele religie heeft. Het gaat niet over hoe men de schriften plaatst in de eigen religie. Ook zonder de Bijbel en haar scheppingstheologie had het christendom zich nooit kunnen onderscheiden van andere religies en cults waarin men goddelijke mensen aanbad. Ook het idee dat de Koran de Bijbel vervangt zou volgens jou niet de issue zijn aangezien de Logos-vervulling in de Koran gespiegeld is aan de Logos-vervulling in Christus. En de Koran zou en kan nooit Christus vervangen, alleen bevestigen. Hier merk ik dus een spanning, het is bijna in tegenspraak met jouw eerdere claims over het onderscheid tussen Bijbel en Christus. Dat de Koran als openbaring de Bijbel opvolgt of aanvult, betekent niet dat de Koran ook Christus ‘overtreft’, aangezien beide heilige boeken volwaardige uitingen zijn van Gods woord. Dat katholieke theologie alles qua waarheid in Christus plaatst, kan door moslims begrepen worden als dat alles in Gods Logos is geplaatst. Iets wat moslims ook erkennen en waar dus geen conflict over is. Eenzelfde concept van “de Logos vinden in de andere traditie” zien wij gespiegeld in een interessant citaat van een van de vroege theologen in de islam, Hassan al-Basri (d. 728):

“Al-Hassan werd gevraagd: “Worden de kinderen van niet-moslims de Koran geleerd?” Hij zei, “Ja, reciteren zij niet de Tora en Evangelie, en zijn deze niet onderdeel van de Koran?” Of hij zei, “en die zijn ook het Boek van God”.[2]

Door nu moslims op eenzelfde manier naast bijvoorbeeld boeddhisten en atheïsten te plaatsen, vraag ik mij af of dit niet tekort doet aan het feit dat moslims ook de Messias erkennen, de Oud-Testamentische profeten en de christelijke scheppingstheologie. Kan de Abrahamitische positie van de islam worden gerelativeerd tot gelijke aan niet-Abrahamitische en atheïstische levensbeschouwingen? Spreekt dit eigenlijk niet Nostra Aetate tegen[3] en verliezen wij hiermee niet belangrijke overlappingen voor ons theologisch-ethisch discours die wij als grootste wereldreligies met elkaar moeten onderhouden? Onze beide religies zien de levensbeschouwelijke diversiteit onder de mensheid als een barmhartigheid van God[4]. Alles in het bestaan komt voort uit Gods wil en spreken[5], en alles is daarmee een teken van Zijn aanwezigheid.[6] Dat islamitische theologie een inclusivisme erkent, betekent niet dat men geen waarde hecht aan het geloof in de Koran. Hetzelfde belang wordt in het christendom gelegd op het geloof in Jezus als Christus. Het idee van ‘onaffe moslims’ is op veel punten hetzelfde als ’anonieme christenen’ van de theoloog Karl Rahner, met het verschil dat ‘moslim’ theologisch gezien niet als een excluvistische label begrepen hoeft te worden, maar als een inclusieve beschrijving.[7] Het gaat hierin meer om ethisch geloven vanuit de gelovige zelf die ontvangen wordt door een oneindig barmhartige God, dan een universele verlossingsdaad in Christus die gegeven wordt vanuit God. Men kan daardoor zijn eigen (a-)religieuze labels en ethiek behouden en vanuit die context tegenover God staan, in plaats van als iemand die gered is zonder dat daarbij iemands eigenheid ertoe doet. De universele verlossingsdaad in Christus bagatelliseert eigenlijk de eigenheid van de niet-christelijke levensbeschouwingen. Verlossing is vanuit islamitische theologie geplaatst in Gods wezen, het katholicisme plaatst dit in Christus, die als Logos onderdeel is van Gods essentie, waardoor wij het technisch gezien nog steeds over dezelfde bron van verlossing hebben. Wij plaatsen alle goedheid, openbaring en verlossing in dezelfde God. Dat creëert een ethisch-monotheïstische oecumene van belang. Onze God humaniseert de mensheid. Het dwingt ons niet voorbij de verschillen te kijken, maar ons juist onze menselijkheid te leren begrijpen door deze verschillen.[8] Daarom ligt in mijn ogen de toetssteen van waarheid in dit debat niet in of ik Jezus’ Zoonschap accepteer of jij de Koran als werkelijke openbaring, maar in de interpretaties van onze religies die onze menselijkheid waarborgt en verdiept. En daarin hebben wij elkaars waarheid erkend.

Onze briefwisseling is hiermee tot een (voorlopig) einde gekomen. Het is voor mij en anderen overigens mede een aanleiding geweest om later dit jaar of begin volgend jaar een studieweekend Islam voor dominees op te zetten voor christelijke theologen, pastors, dominees en andere geïnteresseerden. Binnenkort meer informatie hierover op o.a. Nieuwwij.nl.

Met vriendelijke groet,
Arnold

[1] W.A. Bijlefeld, De Islam als Na-Christelijke Religie (Den Haag: Van Keulen, 1959).
[2] Al-Qasim ibn Sallam (d. 838), Fada’il al-Qur’an (Beirut: al-Maktaba al-‘Asriyya, 2009).
[3] “De Kerk beschouwt ook met hoogachting de moslims, die de éne, levende en uit zichzelf bestaande, barmhartige en almachtige God aanbidden, de Schepper van hemel en aarde, 8 die gesproken heeft tot de mensen. Zij trachten zich met heel hun hart ook aan zijn verborgen raadsbesluiten te onderwerpen, zoals Abraham, op wie het islamitisch geloof zich zo graag beroept, zich aan God onderwierp. Hoewel zij Jezus niet als God erkennen, vereren zij Hem toch als profeet, en zij eren zijn maagdelijke Moeder Maria, die zij soms zelfs met godsvrucht aanroepen. Bovendien verwachten zij de dag van het oordeel, waarop God de mensen zal doen verrijzen en hun zal vergelden naar werken. Daarom staat een hoogstaand zedelijk leven bij hen zeer in achting en vereren zij God, vooral door gebed, aalmoezen en vasten.” Nostra Aetate, http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=610.
[4] Koran 11:118-119 “Als jouw Heer het had gewild, had Hij de mensen tot één (religieuze) gemeenschap gemaakt, maar zij bleven van mening verschillen. Behalve zij met wie jouw Heer erbarmen heeft. Daartoe heeft Hij hen geschapen.” Zie ook 5:48, 42:8.
[5] Koran 2:117 “De schepper van de hemelen en de aarde. Wanneer Hij iets beslist dan zegt Hij er slechts tegen: “Wees!” en het is.”
[6] Koran 2:164 “In de schepping van de hemelen en de aarde, in het verschil van nacht en dag, in de schepen die op zee varen met wat nuttig is voor de mensen, in het water dat God uit de hemel laat neerdalen om daarmee de aarde te doen herleven nadat zij dood was, in dat Hij allerlei dieren erop heeft verspreid, in het besturen van de winden en in de wolken die voortgedreven worden tussen hemel en aarde zijn tekenen voor mensen die verstandig zijn.”
[7] Zie mijn: State of Mankind: Introduction into Quranic Universalism, https://www.academia.edu/2120567/State_of_Mankind_Introduction_in_Quranic_Universalism.
[8] Koran 49:13 “O mensen, Wij hebben jullie uit een man en een vrouw geschapen en Wij hebben jullie tot volkeren en stammen gemaakt opdat jullie elkaar zouden kennen. De voortreffelijkste van jullie is bij God de godvrezendste. God is wetend en welingelicht.”

Arnold Yasin Mol

Arnold Yasin Mol

Theoloog

Arnold Yasin Mol studeert islamstudies en religiewetenschappen (Leiden universiteit) en richt zich op theologisch-antropologische …
Profiel-pagina
Al 2 reacties — praat mee.