Over secularisatie en de beroemde (of beter: beruchte) secularisatiethese – dat moderniteit haast noodzakelijkerwijs leidt tot neergang van religie – is al zo ontzettend veel geschreven, dat iemand die zich in deze problematiek zou willen verdiepen, gemakkelijk door de bomen het bos niet meer kan ontwaren. Voor zo iemand is de bundel Gedoofde kaarsen en uitslaande vlammen een welkome handreiking. De verschillende auteurs van deze bundel zijn experts op hun vakgebied en laten ieder vanuit een eigen invalshoek hun licht schijnen op secularisatie en de secularisatiethese.

Zo biedt godsdienstsocioloog Staf Hellemans in het eerste hoofdstuk een overzicht van het begrip secularisatie en de verschillende sociologische secularisatietheorieën die vanaf pakweg 1945 in omloop zijn geraakt. Hij geeft aan welke verschillende aspecten in verschillende secularisatietheorieën een rol spelen, geeft daarmee direct aan  hoe problematisch alle theorieën zijn, maar bespreekt ook een vijftal ‘niet overtuigende’ tegenargumenten tegen secularisatie. Hij concludeert dat de secularisatie van het Westen ‘geen marginaal maar een fundamenteel fenomeen’ is, maar dat het Westen, globaal gekeken, een behoorlijke uitzondering blijkt te zijn. Toch erkent ook Hellemans dat religie in het Westen niet is verdwenen, maar vooral een gedaanteverandering heeft ondergaan in de richting van spiritualiteit en vage religiositeit.

Filosoof Patrick Loobuyck beschrijft in zijn bijdrage hoe secularisatie op tenminste drie niveaus plaatsvindt en dat verwarring ontstaat wanneer niet duidelijk wordt gemaakt over welk niveau het gaat als over ‘secularisatie’ gesproken wordt. Allereerst is er de neergang van de religieuze beleving en de geloofspraktijk. Secularisatie houdt dus in dat mensen minder gelovig worden en ook minder religieuze praktijken beoefenen zoals kerkgang, bidden, dopen, etcetera. Het tweede niveau stelt dat secularisatie een proces is waarbij religie ‘als basisstructuur van de samenleving’ verdwijnt: religie verliest haar zeggingskracht als vormend principe van de samenleving. Ten derde impliceert secularisatie ook een interne dynamiek van religie zelf, in die zin dat religies zelf veranderen onder invloed van seculariseringsprocessen.

Filosofen Guido Vanheeswijck en Stijn Latré bespreken in hun bijdrage niet zozeer de sociaal-wetenschappelijke secularisatietheorieën, maar laten zien hoe filosofen hun licht over secularisatie hebben laten schijnen, zoals Max Weber, Karl Löwith, Hans Blumenberg, Marcel Gauchet en Richard Taylor. Uit dit bijzonder knappe overzicht van filosofische secularisatietheorieën blijkt weer hoe ongelooflijk complex de hele problematiek is, dat namelijk secularisatie ook zelf een intern-religieuze dynamiek heeft en dat het daarbij niet gaat om een externe factor die religie in de verdrukking brengt. Met andere woorden: secularisatie in het Westen is ook zelf een product van de veranderingen binnen het christelijk geloof zelf, dus opnieuw een transformatie van geloof.

De sociologe en antropologe Nadia Falil laat zien hoe omstreden het secularisatiebegrip van meet af aan binnen de sociologie en antropologie is geweest. Allereerst blijkt het idee van ‘moderniteit’ die tegenover religie zou komen te staan, vooral een ideologisch beladen idee te zijn van wetenschappers met een positivistische of evolutionistische kijk op de geschiedenis. Vervolgens laat ze zien hoe binnen de sociologie en antropologie het begrip ‘religie’ eveneens omstreden is. Het concept ‘religie’ wordt vaak gezien als een uitvinding van de moderniteit en een resultaat van kolonialistische denkwijzen. Waar je in publieke en politieke debatten nog al te vaak de oude, positivistische en kolonialistische denkwijzen nog hoort weerklinken, is Falils bijdrage een oproep om vooral de begrippenkaders die gebruikt worden voortdurend tegen het licht te houden.

Filosoof Walter van Herck benadert het vraagstuk van de vermeende ‘terugkeer van religie’ vanuit een filosofische invalshoek. Hij stelt dat religie vaak gekoppeld wordt aan allerlei geloofsovertuigingen, en vraagt: wat wordt er, religieus gesproken, eigenlijk met ‘geloof’ bedoeld? Heel mooi laat hij zien hoe vanaf de middeleeuwen tot nu toe, ‘geloof’ een betekenisverschil heeft doorgemaakt. Oorspronkelijk werd ‘religieus geloof’ opgevat als ‘trouw’, dus als een bepaalde houding of attitude, terwijl vandaag de dag ‘religieus geloof’ vooral als ‘mening’ wordt opgevat, dus als en verzameling cognitieve proposities. Die verschuiving heeft zelf ook weer allerlei andere verschuivingen in de hand gewerkt, zoals in de symboolopvatting van religies, of in de verschuiving van religieuze rituelen naar ‘plechtigheden’, of ten aanzien van de discussie over geloof en wetenschap.

In het laatste en langste essay gaat de socioloog Walter Weyns in op het fenomeen ‘vage en liquide religiositeit’. Dit is veruit het meest eigenzinnige en literair-krachtige essay van de bundel. Van een gesprek tussen Martin Buber en Paul Natorp springt Weyns moeiteloos over naar William James’ vage religieuze ervaring en vandaar naar de vraag of religie niet een gemeenschap veronderstelt, waarop Weyns antwoordt dat ook veel collectieve, niet-religieuze rituelen een religieuze component hebben (zoals de Olympische Spelen of het Eurovisie Songfestival), waarna hij ten slotte concludeert dat religie vandaag de dag vooral getransformeerd lijkt tot iets ongrijpbaars dat als ‘vage en liquide religiositeit’ gekenmerkt kan worden. De terugkeer van religie zit niet in de heropleving van fundamentalisme binnen de kerken, ‘maar veeleer daarbuiten, in de verspreiding van een vage religiositeit. (…) Het is moeilijk er de vinger op te leggen, want het religieuze schijnt uit de bedding van de geïnstitutionaliseerde religie te zijn gestroomd. Het verspreidt zich over andere, veel informelere sferen. Op de meest diverse plekken ontluikt – of moet men zeggen: woekert? – een moeilijk te benoemen religiositeit. Zij mengt zich pianissimo, haast onmerkbaar, doorheen het hedonisme van de lifestyle en consumptiecultuur die “betekenis”, “zin”, “smaak” en “goesting” met opzet versmelt…’ Sociaal-wetenschappelijk onderzoek helpt weinig om inzicht te krijgen, want die ‘tonen de religie in de achteruitkijkspiegel. Ze laten zien wat was en stilaan wegdeemstert. Over wat voor onze neus oprijst zeggen ze niets’. Maar hoe kun je dan nog iets ‘religieus’ noemen? Weyns stelt dat een activiteit religieus wordt wanneer een op het oog banale activiteit als wandelen of koken ‘meer dan louter functies’ wordt, dus wanneer het functionaliteit verliest en gedaan wordt omwille van zichzelf. Wanneer het een ‘passie’ wordt waarbij ‘de zin van handelingen verschuift van een externe naar een intrinsieke doelmatigheid’, wanneer in de flow ook uiteindelijk het zelf wordt achtergelaten en vergeten…

Kortom een bundel die de moeite van het lezen waard is vooral voor diegenen die meer willen weten over de discussies omtrent secularisatie en secularisatietheorieën en claims omtrent de terugkeer van religie. Het boek is niet alleen een mooi overzichtswerk, maar biedt een gedegen inleiding in de problematiek van de secularisatie. De literatuurlijsten achterin geven bovendien een ingang tot de belangrijkste literatuur. Alle teksten in boek zijn bijzonder goed geschreven en voor de gemiddelde krantenlezer goed te volgen. De vaksocioloog zal er vermoedelijk weinig nieuws in vinden, maar voor het brede publiek dat zich vlotjes in deze problematiek wil verdiepen en een overzicht wil verkrijgen is dit momenteel wellicht een van de beste boeken die voorhanden is.

Het wekt bij mij in elk geval nieuwsgierigheid en “goesting” naar de overige twee delen van de aangekondigde reeks, waarbij ik hoop dat in die delen niet zozeer de breedte, maar vooral de diepte zal worden opgezocht.

Voor boekgegevens of om het boek te bestellen: klik hier.

Taede Smedes

Taede Smedes

Godsdienstfilosoof, theoloog en publicist

Taede A. Smedes is godsdienstfilosoof, theoloog en publicist. In 2016 verscheen van zijn hand ‘God, Iets of Niets? De postseculiere …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.