Oh, mijn God
Toen de Amerikanen op 6 augustus 1945 een atoombom op de Japanse stad Hiroshima lieten neerkomen, was de reactie van Albert Einstein: “Oh, mijn God”. Einstein geloofde niet in een persoonlijke God die ingreep in mensenlevens, maar hij had diep ontzag voor goddelijke natuurkrachten die het menselijke verstand te boven gingen. Daar spotte je niet mee. Einstein, non-conformist en wars van autoriteit, was geen pacifist. In 1933 waarschuwde hij president Roosevelt dat Duitsland vermoedelijk aan een atoombom werkte. Hij had geen behoefte om betrokken te worden bij wat later het geheime Manhattan Project zou worden. Hij werd trouwens als een veiligheidsrisico beschouwd.
Een van de redenen waarom Einstein niet meteen werd toegelaten tot de wetenschappelijke elite, was zijn ‘mozaïsche achtergrond’. Toen zijn vriend en natuurkundige Otto Stern meedeelde dat het project succes had, was Einstein geschokt. De bom zou het karakter van oorlog en vrede voor altijd veranderen. Na de oorlog werd het nazisme symbool voor misdaden die de mensheid nooit meer mocht begaan. De geschiedenis is echter doortrokken van geweld. Omdat tot de moderne tijd iedereen religieus was, lag de conclusie voor de hand: religies waren verantwoordelijk. In het geseculariseerde westen klinkt nu het verwijt dat religie de belangrijkste verklaring is voor geweld.
Na de aanval op de Twin Towers in New York raakten de boekhandels gevuld met boeken die uit de doeken trachtten te doen wat godsdienst daar mee te maken had, stelt Pim Valkenberg in God en geweld. In de discussie komen twee elementen terug. Er wordt gewezen op het gewelddadige karakter van godsdienst. Anderzijds wordt de stelling betrokken dat religie in de kern vredelievend is; de onaangename aspecten vormen cultureel aanslibsel. Beide standpunten zijn eenzijdig en verklaren niet waarom religie zo vaak als katalysator fungeert.
In het artikel Geweld in de naam van God; een joods perspectief, in dezelfde bundel, merkt Tzvi Marx op dat de Wijzen en de Profeten niet naar de messiaanse tijd verlangden opdat Israël macht zou uitoefenen over de wereld. “Hun aspiratie was dat Israël vrij zou zijn om zich te wijden aan de Thora. Dit is het fundamentele ethos”. Ook Marx erkent dat er sprake is van tweeduidigheid. De God van de Tenach is een verwarrende gestalte; op de Sinaï verschijnt Hij als een genadevolle oude man, bij de Rietzee als een krijgsheld. De goddelijke Aanwezigheid is snel boos: volgelingen van Korach worden levend door de aarde verzwolgen, Levieten worden op gezag van Mozes gedood vanwege hun verering van het gouden kalf.”
Armstrongs blinde vlek
In haar boek In naam van God; religie en geweld protesteert Karen Armstrong tegen de kritiek op het monotheïsme. Dit gebeurt jammer genoeg aan de hand van uit de lucht gegrepen hypothesen. In circa 9000 BCE, steekt Armstrong van wal, begint de mens granen te telen. Dat gaat niet meteen goed, soms zijn er voedseltekorten. De aarde wordt vereerd als een moedergodin, zij is echter uitermate gewelddadig. Armstrong concludeert dat “grootschalig georganiseerd geweld vanaf het begin niet in verband stond met religie, maar met georganiseerde diefstal”. Antropologen zoals Lewis Morgan zouden zich te romantisch uitlaten over de oerstaat van de mens. Dan volgt een sprong naar de Soemerische stadstaat Oeroek, “de eerste beschaving van de wereld. Het beschaafde leven kenmerkte zich door onvermijdelijk structureel geweld en een meedogenloze uitbuiting van de bevolking”.
Armstrong doet geforceerde pogingen om religie uit de wind te houden. Het is “de beschaving” die “in essentie” gewelddadig is. Verwarrend is dat zij deze theorie ook toepast op primitieve agrarische culturen. Bij Armstrong verandert zelfs de broedertwist van Kain en Abel in een paradigma van de gewelddadige landarbeider: “Geweld maakte vanaf het begin de kern van de agrarische staat met Kain als eerste moordenaar”. Wilde veronderstellingen dienen als bewijs. Zo lezen we dat God aan Abraham de opdracht gaf “om zich af te keren van de agrarische cultuur van Mesopotamië.” Als er honger heerst, trekken Jacob en zijn zonen naar Egypte. God bevrijdt het volk uit de slavernij. Eenmaal gevestigd in Kanaän, “laat het epische verhaal doorschemeren dat de vroege Israëlieten een principieel besluit hadden genomen om de onderdrukkende agrarische staat de rug toe te keren.”
Dan bevinden we ons plotsklaps in de periode na de Babylonische ballingschap: “Het Bijbelse epos is niet alleen een religieus document, maar ook een essay in politieke filosofie. Na hun terugkeer was er het besef dat Israël niet zoals de andere naties moest zijn. Ze hadden een ideologie ontwikkeld tegen het systematisch geweld van de agrarische staat”. Hoe dit systematische geweld zich verhoudt tot de gedetailleerde landbouwvoorschriften in de Misjna – de hoek op het land moet men overlaten aan de armen, de velden moet men onbebouwd laten in elk zevende jaar – komt niet aan de orde. Ronduit ergerlijk wordt het als de religie-expert beweert dat het allemaal te wijten is aan “onze natuurlijke neiging tot geweld”.
In een interview met Nieuwwij (15 januari 2015) doet Karen Armstrong de nogal boude uitspraak dat er geen antisemitisme in de islam was, voor het geïmporteerd werd uit het christendom: “Dat hebben ze van ons overgenomen (…). En toen kwam de staat Israël”. Als de interviewer doorvraagt: Wat is dan de oorzaak van het moslimterrorisme?, geeft zij het volgende antwoord: “In het westen werkte democratie, omdat het goed was voor de industrie. In het Midden-Oosten ging de moderniteit vergezeld van koloniale onderwerping. Het westen steunde seculiere dictators.” Haar theorie is even gemakzuchtig als schokkend voor iemand van haar postuur: “Als mensen aangevallen worden, worden ze altijd extreem”. En: “De aanval op Charlie Hebdo was niet religieus maar politiek geïnspireerd.”
Naar aanleiding van de recente aanslagen in Parijs stelt imam Elforkani: “We kunnen niet blijven zeggen dat dit niets met de islam te maken heeft”. Hoe pijnlijk zelfkritiek ook is, de uitdaging geldt ons allemaal: draagt mijn religie of traditie elementen in zich die gewelddadig of misdadig kunnen worden uitgelegd? We zijn nog maar net aan die exercitie begonnen.
Ontkenning is op dit moment het grootste obstakel op weg naar de belangrijke hervorming die islam nodig heeft. Het niet durven benoemen van het probleem, en het continue zoeken naar andere oorzaken dan islam, is op dit moment een gigantische kwaal onder moslims. De Arabische cultuur staat ook helemaal niet bekend om haar zelfkritisch denkvermogen en het resultaat daarvan is vandaag de dag pijnlijk zichtbaar bij ieder nieuw bericht over terroristische aanslagen. Net als Karen Armstrong doen moslims wanhopige pogingen om religie uit de wind te houden door steeds weer te blijven herhalen dat het mensen zijn die de oorzaak zijn van alle aanslagen, en niet islam. Niets kan echter verder verwijderd zijn van de waarheid. De oplossing voor de belangrijke hervorming van islam komt dus niet van deze ‘ontkennings moslims’ maar van moslims als Maajid Nawaz, Mona Eltahawy, Tawfik Hamid, Irshad Manji en Ibrahim Issa. Hun werk is ontzettend belangrijk en is op dit moment het enige echte tegengeluid in de media.