
Toen mijn vader in Amsterdam overleed stond ik voor de keuze: moet ik hem hier begraven, in Nederland, of in het land van zijn voorouders? Mijn vader was heel lang niet in Marokko geweest. In Amsterdam was het herfst, koud en vochtig en ik voelde dat ik hem niet hier in de grond kon achterlaten. Ik moest zijn laatste reis samen met hem naar Marokko maken.
In Marokko bleek de enige en juiste plek voor hem een begraafplaats bij een Maraboet. Een van de vele tombes van heiligen die Marokko rijk is. Ze zijn herkenbaar daar in het landschap, de witte kubusvormige bouwwerken met een koepeldak. Maraboets zijn geen heiligen in christelijke zin, bemiddelaars van God, want dat kent de islam niet. Ze hebben hun Maraboet status te danken aan hun spirituele toewijding en de maatschappelijke daden die zij verricht hebben ten behoeve van de harmonie en saamhorigheid van de gemeenschap. Het volk kent de Maraboet bovennatuurlijke gaven toe. Deze van oorsprong Berberse, ‘heidense’ ideeën, worden niet geaccepteerd bij de islamitische leer, maar worden in Marokko stilzwijgend geduld.
Bij de begrafenis van mijn vader kwam ik in contact met het Soefisme in zijn zuiverste vorm. De uitvaart van mijn vader werd begeleid door teksten uit Al Burda, het lofdicht over de profeet Mohammed, Soefi-poëzie waarin de profeet wordt bezongen als was hij een geliefde. Soefi-poëzie en -muziek hebben het doel het hart van de gelovigen te veroveren, in plaats van de geest te onderwerpen. De devotie of extase van Soefi’s naar God, ligt soms dichtbij het waanzinnige. Hoe meer een Soefi zichzelf vergeet, hoe dichter hij bij God komt. Soefi-broederschappen worden gekenmerkt door een grote openheid en tolerantie en streven naar rechtsgelijkheid.
De moeder van mijn vader was een vrijgevochten vrouw. Toen haar man overleed onderhield ze de Maraboet van Sidi Mansour die om de hoek bij het huis in Asilah lag. Ook verzorgde zij rituelen voor pelgrims die van heinde en verre bij de Maraboet langs kwamen voor genezing van hun ziektes, of die van familieleden. Mijn opa was een strenge generaal uit de Rif. Hij sloot mijn vader regelmatig op zolder op, omdat hij een dromer was en te lang buiten bleef hangen. Daaruit werd mijn vaders drang naar vrijheid geboren. Hij werd kunstschilder en dichter en verliet op zijn zevenentwintigste Marokko.
Gek
Onlangs kreeg ik een bericht van de regisseur van het programma van de voormalige Migranten Televisie Amsterdam. De uitzending die ze in de jaren tachtig over mijn vader gemaakt hadden was gedigitaliseerd. Ik kon de DVD komen ophalen bij het Stadsarchief.
In de uitzending vertelde mijn vader over zijn kunst. Hij liet zijn schilderijen zien en droeg poëzie voor. Ik vond het indrukwekkend mijn vader zo te zien. Een echte kunstenaar. Hij ademde één en al kunst uit. Zo had ik hem al heel lang niet meer gezien.
Mijn vader werd gek in Nederland. Hij vertelde eens dat hij er gek van werd dat hij zoveel kleuren op zijn palet had, maar nergens in het land kleur zag. Alles was grijs, hij kon een tijd niet meer schilderen. Later vond hij toch weer het geluk, bij mijn moeder, een Nederlands-Indische, zijn grote liefde en daarop werd ik geboren. Zijn gekte ontwikkelde zich wel. Wij konden niet meer bij hem wonen. Mijn ouders gingen scheiden en ik woonde samen met mijn moeder in de Rivierenbuurt. Op een witte school aan de Apollolaan leerde ik lezen en schrijven. Ik was er de enige (half-) Marokkaan. In de klas zongen we liedjes van Kinderen voor Kinderen. Ik herinner me dat het lied over “Ha, ha, ha je vader, ha je vader die is gek,” gezongen in een Goois accent, mij heel boos en verdrietig maakte. Maar ik durfde het niemand te vertellen.
Tot zijn dood heb ik geprobeerd mijn vader te helpen. Ik wilde hem ook begrijpen. Was hij misschien een Soefi? Na de scheiding met mijn moeder zwoer hij de aardse liefde af, keerde de materiële wereld de rug toe en leefde voor God. Dat had ook te maken met het feit dat de religie hem regelmaat gaf, iets wat hij nodig had toen zijn geest de weg kwijtraakte. Maar hij legde mij nooit iets op vanuit het geloof. Hij liet mij vrij. Ik leerde van hem dat ik vrij was en dat ik nooit aan iemand een of andere verantwoording hoefde af te leggen over het geloof. Dat was iets tussen mij en god.
Mijn vader leefde ook voor mij, zei hij. Als hij me naar bed bracht vertelde hij me vaak het verhaal van een man die een hekel had aan zijn oude schoenen. Zijn enige paar. Op een avond had de man er zo genoeg van dat hij ze bij de vuilnis zette. De volgende ochtend ging een buurvrouw naar de markt en zag de schoenen buiten staan. “Ach die arme man,” dacht ze. “Hij is zijn schoenen vergeten binnen te zetten” en klopte bij hem aan. Nijdig vanbinnen nam de man de schoenen terug. Die middag nam hij ze mee naar een andere plek om ze te dumpen. Hij gooide ze in de rivier. Opgelucht ging hij weer naar huis. Die avond kwam er een visser bij hem aan de deur. Hij had de schoenen in het water zien drijven en ze eruit gehengeld. “Daar zaten vast kwajongens achter,” zei hij tegen de man. Knarsetandend nam de man schoenen weer terug. Mijn vader verzon zoveel varianten totdat ik in slaap viel. En ik hielp hem graag mee. De man sneed de schoenen in stukken, stak ze in brand, maar wat hij ook probeerde, op de een of andere manier kwamen de schoenen steeds weer bij hem terug, gerepareerd en wel door een barmhartige dorpsgenoot. De schoenen bleven bij hem, ze hoorden bij hem.
Mijn vader was schizofreen. Dat hoorde ik pas toen ik oud genoeg was, van de huisarts. Mijn vader noemde het zelf overspannenheid, maar ik wist dat hij psychische problemen had. Hij leed aan paranoïde schizofrenie en grootheidswaan. Mijn vader dacht dat de Marokkaanse geheime dienst achter hem aan zat, wat niet helemaal ondenkbaar was. In de tijd dat hij Marokko verliet, in de jaren zeventig, regeerde toenmalig koning Hassan de Tweede met ijzeren hand. Andersdenkenden werden zonder proces veroordeeld, kunstenaars en intellectuelen verdwenen zomaar.
Toen ik puber was vertelde mijn vader me regelmatig dat hij met toenmalig president Bush (Senior) telefoneerde over de wereldproblematiek en politiek. Want daar maakte hij zich heel druk om. De wereld. Marokkaanse Nederlanders, en dan met name de jongere generatie mannen, zouden vaker de diagnose schizofrenie krijgen. Dat kan te maken hebben met een strikte opvoeding in het land van herkomst, taboes om over dingen te praten, het onderdrukken van gevoelens, in combinatie met het leven in een cultuur waar alles mag, waar de vrijheid wel voor het oprapen ligt.
Interessant is dat van alle migranten Marokkanen het meest gevoelig zijn voor schizofrenie, omdat ze een minder sterke collectieve identiteit zouden hebben dan andere migrantengroepen. Marokkanen schijnen zich meer negatief te identificeren met hun eigen groep en identiteit.
Als je in de geschiedenis van de Marokkanen duikt is die best schizofreen te noemen. De koloniale overheersing met bijbehorende verdeel- en heerspolitiek, speelde zich met name af op het gebied van identiteit: Na de onafhankelijkheid van Marokko werd de Amazigh (Berber-) identiteit van het grootste deel van de bevolking als minderwaardig bestempeld ten opzichte van de Arabische afstamming van de heersende Alaoui dynastie.
Ik had geen idee dat de oorspronkelijke bewoners van mijn vaders geboorteplaats Asilah ook Berbers waren. Al namen ze dan de Arabische taal over in de tiende eeuw.
Hoewel het nu in Marokko beter gaat met de economie dan in menig ander Noord-Afrikaans land, is er op het gebied van corruptie en mensenrechten nog een lange weg te gaan. En in het land waar Marokkanen zich uiteindelijk vestigen maken de negatieve input van politiek en media het er niet makkelijker op. (“Kut-Marokkanen”, “Minder, minder!”).
Mantelzorg
Daar had ik als kind ook last van. En daarbij, mijn vader was Marokkaan èn gek. Uiteindelijk studeerde ik af in Rechtsantropologie. Met een academische titel zou ik als kind van een Marokkaan meer kansen hebben. Maar ik was mezelf juist kwijt. Ik voelde me eenzaam tijdens mijn studie. Ik hield niet van bier drinken en hard praten in cafés. Wie was ik eigenlijk? Ik ging in therapie, waar we vooral over mijn vader praatten. Ik vond het toch raar voelen, in je eentje nadenken over je problemen en er een keer in de week met een vreemde over praten. Mijn vader kreeg ook therapie en sterke medicijnen. Ik ging wel eens mee naar zijn therapeut. Die vond dat het toch best goed met mijn vader ging. Hij verwaarloosde zichzelf toch niet en hij werkte goed mee tijdens de gesprekken. Thuis hielp ik hem met het huishouden. Ik vond zijn keuken viezig, hij had muizen en onderhield duiven op zijn balkon die alles onder poepten. Behalve ik kwam er nooit iemand bij hem over de vloer.
Mijn therapeut vertelde me dat er zelfs zoiets bestaat als Mantelzorg. Er schijnen zo’n twee en een half miljoen Nederlanders hulp geven aan een naaste in de vorm van huishoudelijke hulp, emotionele steun, persoonlijke verzorging of vervoer. Een groot deel daarvan voelt zich hierdoor zwaar belast.
Net als ik toen hebben veel Marokkanen die zorg dragen voor hun naasten geen idee dat dit mantelzorg heet. En dat er wet- en regelgeving voor is. Zorgen voor je naaste, is gewoon je plicht. De Koran zegt:
En strijk voor hen de vleugel der nederigheid uit barmhartigheid en zeg: Mijn Heer erbarm u over hen zoals zij mij grootgebracht hebben toen ik jong was. (Sura 17:24)
De belasting van de mantelzorger onder Nieuwe Nederlanders zou nog hoger zijn dan bij autochtone Nederlanders, omdat ze minder makkelijk de voorzieningen in de zorg weten te vinden, las ik in een folder. Daarnaast onderkennen ze vaak niet dat er een psychisch probleem is. 1% van de Marokkaanse Nederlanders maakt gebruik van thuiszorg tegenover 16% van de autochtone Nederlanders. Ze maken dan ook geen tot weinig gebruik van verpleeghuizen of speciale budgetten. Hun zorg wordt betaald met bloed, zweet, tranen en eigen belastingcenten. Dat komt ook omdat het eigen sociaal netwerk sterk is. In Marokko is familie de bouwsteen van de beschaving. Het zorgen voor de ander is een tweede natuur. Je stopt je vader of moeder niet in een verpleeghuis waar ze zullen vereenzamen.
Daarbij, als Nieuwe Nederlanders dan uiteindelijk toegang tot zorg vinden schiet de communicatie, met name in het geval van langdurige en ernstige psychische problemen, tussen de hulpverlener en de patiënt en/ of naasten vaak tekort. Ik had dan Rechten gestudeerd, maar bij het bestuderen van de regelingen op het gebied van de zogenaamde persoonsgebonden budgetten voor mijn vader gaf ik het op. Ik zou nog een studie moeten doen om die ingewikkelde procedure te kunnen begrijpen.
Voor mijn vader schakelde ik extra hulp in een jaar voor zijn overlijden, omdat ik me zorgen maakte. Naast dat hij steeds ouder werd en ik bang was dat ik er alleen voor stond als er echt een keer iets gebeurde, werd hij ook eigenwijzer en nam hij steeds minder vaak zijn medicijnen. Door die medicijnen verloor hij zijn tanden, maar hij wilde geen kunstgebit. Net als zijn moeder die toen ik klein was haar gebit steeds verstopte en waar wij als familieleden tijdens de zomervakantie in Marokko soms op trapten of op gingen zitten. Toen mijn vader eens een slok water wilde nemen uit een glas naast de sofa, proestte hij het water uit, omdat het kunstgebit van mijn oma op de bodem lag.
Het was nog een hele klus mijn vader opnieuw aan te melden voor behandeling binnen de geestelijke gezondheidszorg. De huisarts wist in eerste instantie niet dat mijn vader al lang niet meer in behandeling was. De hulp bij het voormalige Riagg bleek al jaren geleden gestaakt omdat therapie niet veel meer zou bijdragen aan zijn toestand. Mijn vader vertelde mij toen trots dat die gesprekken niet meer nodig waren. Het ging goed met hem. Hij kreeg nog wel zware medicijnen en de wanen bleven.
Na veel heen en weer bellen en mailen kreeg hij uiteindelijk via het huidige Mentrum een sociaal psychiatrisch verpleegkundige toegewezen. Die zou regelmatig bij hem langs komen om met hem te praten en te kijken hoe het met hem ging.
Al die tijd zorgde ik voor mijn vader vanuit liefde, vanuit vanzelfsprekendheid. Hij zorgde ook voor mij, zover hij kon en deelde alles wat hij kon geven. Ik was altijd welkom om mee te eten, bij hem te zijn. Hij was een meester in geduld. Hij bleef uren staan kijken terwijl ik met een vriendin rondjes reed op vermoeide pony’s in het Amstelpark. Hij was dankbaar publiek bij onze toneelstukjes tussen de schuifdeuren. Tijdens zijn dagelijkse fietstochten langs de Amstel bood hij altijd een helpende hand aan mensen die een lekke band hadden of hielp hij oude vrouwtjes opstaan die gevallen waren.
Discriminatie
Er zijn zat Nieuwe Nederlanders die al jong een grote verantwoordelijkheid dragen voor hun familie. Die cijfers zie je weinig terug in de media. Wel dat zij vaker in aanraking zouden komen met justitie. Deze jongeren hebben moeite hun eigen leven op de rails te houden. De kloof met hun ouders is groot. Ze hebben niet de steun van ouders bij het maken van huiswerk of hun studie. Ze leven vaker in achterstandswijken en komen meer in situaties die het risico op crimineel gedrag vergroten dan autochtone jongeren. En als het ze het al lukt op het rechte pad te blijven hebben ze weer minder kansen op een goede opleiding of de arbeidsmarkt.
Als jurist werkte ik een tijdje op een anti-discriminatie bureau. Ik hield er spreekuur en er kwamen regelmatig klachten binnen van Marokkanen die geweigerd werden bij discotheken. Ik vond het verrassend waarom het van alle migranten met name Marokkanen waren die hier te maken kregen met discriminatie. Dat lag grotendeels aan het feit dat Marokkaanse Nederlanders naar dezelfde disco’s willen als autochtone Nederlanders. Anders dan bijvoorbeeld Turken die hun eigen clubs en discotheken bouwen. Marokkanen eisen dezelfde rechten als Nederlanders waardoor er eerder conflicten ontstaan. Wat ook mooi is.
De laatste jaren klinken er hardere geluiden dan die van een mislukte avond stappen. Jongeren met een Marokkaanse achtergrond radicaliseren en vertrekken naar Syrië om te vechten. De maatschappij verhard. Er ontstaat een kloof tussen Nieuwe Nederlanders en autochtonen. Marokkaanse en Turkse Nederlanders houden steeds meer vast aan hun geloof en hebben kritiek op de Nederlandse overheid die naar hun zeggen hun cultuur niet respecteert. Onder autochtonen heerst angst dat moslims hun land zullen overnemen. Zij stellen dat hun cultuur superieur is aan die van de Nieuwe Nederlanders. In de politiek heerst dezelfde ideologie. Migranten moeten zich aanpassen, of vertrekken.
Uit onderzoek blijkt dat dit iets genuanceerder ligt. Jongeren die aan hun etnische cultuur vasthouden hebben juist meer eigenwaarde. Ook vertonen zij minder gedragsproblemen.
Daarbij is de beschaving van Nederland mede gevormd door betrekkingen met andere landen en culturen. Nederland is rijk geworden via internationale (slaven-)handel en kolonisatie.
En andersom, na de Tweede Wereldoorlog werden migranten, gastarbeiders uit andere landen gehaald om te helpen bij de wederopbouw van Nederland.
In dat licht zou het ook mooi zijn als Marokkaanse Nederlanders zich meer bewust zouden zijn van de cultuur van hun voorouders. Helaas wordt die binnen de eigen groep vaak ook als achterlijk weggezet. “Ach, die Berbers uit de bergen.” Die Berbers, eigenlijk Imazighen, vrije mensen, hebben een prachtige beschaving achtergelaten die liep tot aan Al-Andalus. Ze stichtten het huidige Marokko en brachten geschiedschrijvers en veldheren voort als Ibn Khaldun, Augustinus en Hannibal. En talloze hedendaagse schrijvers en dichters wiens werk niet zou misstaan op een literatuurlijst.
Helaas wint de lobby van Saudi-Arabië steeds meer aan terrein, die moskeeën in Nederland financiert waar imams preken dat muziek Haram is en vrouwen minderwaardig zijn. Een gedachtegoed dat ver afstaat van de culturele en religieuze rijkdom van Marokko.
Ik heb in ieder geval veel troost gehaald uit het erfgoed van mijn vader. Ik leef voor de muziek en literatuur en het heeft mij meer eigenwaarde gegeven dan therapie. En misschien begrijp ik nu pas het verhaal over de man die van zijn schoenen af wilde. Misschien wenste ik diep van binnen dat ik een andere vader had gehad. Een vader die normaal was. Een makkelijke vader. Een vader die mee kon naar feestjes, die het wel verdroeg andere mensen om zich heen te hebben. Maar met deze vader moest ik het doen, want het was mijn vader. Een man met een zuivere ziel en een groot hart. Die geen kerst vierde maar wel elk jaar een kerstboom in huis haalde, voor mij. Een man die je graag op je feestje zou willen hebben.
Grijze vrijheid
Het verhaal van mijn vader gaat ook over behulpzaamheid en saamhorigheid in de samenleving, tegenover de vrijheid van het individu, de vrijheid om anders te zijn. Vrijheid waar mijn vader in zijn land van herkomst zo naar verlangde en die hij in Nederland dacht te vinden. Waar hij de beklemming en sociale controle van zijn land kon afschudden. En toch altijd klaar stond voor zijn medemens. Een vrijheid waar hij voor bleef vechten. Hij wilde geen vreemden, of pottenkijkers over de vloer. Hij was nog steeds bang voor spionnen. Maar de hulpverlening had gefaald zijn taal te spreken.
Op de vooravond van zijn overlijden werd mijn vader in verwarde toestand gevonden in het water in het Amsterdamse bos. Hij werd meegenomen naar het politiebureau en in een cel gezet, omdat hij verward overkwam en zijn Nederlands gebrekkig was. Na wat bellen met instanties bleek dat hij bekend was bij het Mentrum. Ze brachten hem erheen en in zijn dossier vonden ze mijn gegevens. Zijn psychiater belde mij en vertelde dat mijn vader naar het ziekenhuis gebracht werd. Ik kon nog net even bij hem. Mijn vader was onderkoeld en overleed die nacht. Het bleek dat hij al een paar dagen rondliep met een nierinfectie. Mijn grootste nachtmerrie werd bewaarheid.
De dokterspraktijk bezocht mijn vader nooit als hij ziek was. Hij haalde er alleen het recept voor zijn medicijnen op. En terwijl ik in de veronderstelling was dat mijn vader naast mijn bezoekjes ook bezocht werd door een SPV-er, bleek dat het Mentrum sinds de zomer de hulp weer had gestaakt, omdat mijn vader zei het wel alleen te kunnen.
“De hulp aan thuiswonende psychiatrische patiënten schiet tekort,” bevestigde een uitzending van de NOS onlangs. Als gevolg van bezuinigingen door verzekeraars komen er steeds meer verwarde mensen op straat. “Er is aanleiding tot zorg.”
Dit zal betekenen dat het aantal (onzichtbare) mantelzorgers blijft stijgen. Het aantal migranten met psychosociale problemen stijgt ook, er komen steeds meer migranten bij. Met allemaal een eigen culturele achtergrond. Die net zoals mijn vader kunnen verdrinken in de vrijheid van Nederland. Een vrijheid die eigenlijk een grijze vrijheid is, waar ingewikkelde gevallen tussen de wal en het schip vallen. Waar een beroep op de vrijheid van meningsuiting wordt gebruikt om bepaalde groepen te stigmatiseren. Waar integratie gelijk staat aan assimilatie.
Mijn vader bracht mij het belang van verhalen bij. Hij wist dat cultureel erfgoed de culturele eigenwaarde versterkt. Het hield hem overeind tijdens zijn eenzame bestaan en versterkte onze band. Hij begreep dat we het recht om anders mogen zijn moeten koesteren, vanuit beide kanten, omdat we daarmee het leven kleur geven.
…Maar mijn vader is mijn vader, hou je bek! (Kinderen voor Kinderen, Ha ha ha je vader)
Samira Dainan is schrijfster en zangeres. Ze werkte onder meer samen met de Amsterdam Klezmer Band en trad op festivals als Lowlands en Read my World op. Haar debuut ‘Veertig Dagen – Mijn zoektocht naar troost’ (Ambo Anthos, 2016) werd uitstekend ontvangen in de pers en werd genomineerd in België voor het Spirituele boek 2016. Bovenstaand artikel schreef ze voor de Anil Ramdas Essay wedstrijd. Ze kwam ermee tot in de laatste ronde…
Bedankt voor het delen van je verhaal. Wat erg, hoe dat met je vader gegaan is. Heel veel sterkte gewenst en gecondoleerd met je verlies.