Mijn eerste contact met nieuwe spirituelen in Breda was via een huiskabouter. Er is een netwerkgroep van nieuwe spirituelen in Breda die eens in de twee weken bij elkaar komt. In de week voor ik daar voor het eerst heen zou gaan had ik een ‘huiskabouter-tarotlegging’ verzonnen. Dat had niks te maken met mijn pioniersplek het Noorderlicht. De huiskabouter-tarotlegging stond op mijn persoonlijke Facebookprofiel. De voorzitster van de netwerkgroep had die update gezien. “Ga je de huiskabouter-tarotlegging met ons doen?”, was haar reactie onder mijn update. Ik dacht: “Dit overkomt me toch niet. Ik ben van de kerk. Wij doen niet aan huiskabouters!” Maar ik dacht ook: “Ik ga niet zeggen, ik kom namens de kerk, wij geloven niet in huiskabouters, ik ga dat echt niet doen.” Dan sta je er meteen weer tuttig op. Onder grote hilariteit heb ik de eerste keer in de netwerkgroep verteld over de huiskabouter-tarotlegging. Een betere introductie had ik mij niet kunnen wensen. Maar het was me ook duidelijk dat werken met nieuwe spirituelen betekende dat ik ver over mijn comfortzone heen ging en dat van de kerkgangers.

Er zijn allerlei definities van nieuwe spirituelen. Voor mij zijn nieuwe spirituelen mensen die breed religieus en spiritueel geïnspireerd zijn: boeddhisme, astrologie, tantra, geloof in graancirkels, van alles. Nieuwe spirituelen vinden daar heil in. Ze hebben die tradities nodig voor heling, om staande te blijven in het leven, om liefde te brengen en om gelukkig te zijn. Ik ben blij wanneer nieuwe spirituelen iets van ons, van de kerk willen, als wij een plek krijgen in de breedheid van wat zij geloven. En mijn doel is dat zij daar iets aan hebben in hun leven: dat ze bemoedigd worden en getroost, tot zichzelf komen of goede keuzes kunnen maken. Ik noem een aantal aanknopingspunten in onze theologie voor nieuwe spirituelen. Nieuwe spiritualiteit is breed, dat kan ik niet allemaal bevatten, dus ik doe een slag.

Wij mainstream protestanten zijn sober. Wij houden van het woord, van bijbelverhalen uitleggen en toepassen op het nu. Nieuwe spirituelen zijn veel flamboyanter. Vaak hebben ze beeldjes en altaren, doen ze rituelen, houden ze van dansen, tintelend leven, zijn ze veel zinnelijker en lichamelijker. We krijgen daar steeds meer oog voor als protestanten, met onze paascyclus bijvoorbeeld, maar nog niet zoveel. Toch zijn er in onze traditie belangrijke aanknopingspunten.

Wij staan als protestanten een direct contact met God voor. Geen bemiddeling, dat hele pure, echte. Dat is een heel mooi aanknopingspunt. Daar verlangen nieuwe spirituelen naar: naar godservaringen, naar direct contact met God.

Wat ook in onze protestantse traditie zit is godsvertrouwen. Vooral onze eerdere generaties hadden dat, die bijna gelaten berusting. Ook dat sluit aan bij nieuwe spirituelen: overgave, erop vertrouwen dat je geleid wordt.

Het derde aanknopingspunt is het gebed. Op een spiritueel festival in Breda hadden we een windwensorgel in de ruimte opgehangen, een lange buis van katoen met zakken waar je een wens, intentie of gebed in kon doen, met middenin een windorgel. De zakken zaten propvol aan het eind van het festival. Als je vraagt: ‘Waar wil je voor bidden?’, dan is er verlegenheid. Dat merkte ik toen ik buiten op een kunstenaarsfestival reuzenbellen blies met mensen, die als een gebed omhoog gingen. Maar als ik dan zei: ‘Een wens kan ook’, dan deden ze dat wel. Ik zag dan aan de gezichten, dat dat niet zomaar iets was, als ze de bel met hun ogen volgden wanneer die de hemel in ging. Op een cultuurfestival boden we de gelegenheid om vredeswensen achter te laten. Opvallend was dat de wensen die achtergelaten werden, eigenlijk allemaal regelrechte gebeden waren, uit het hart gebeden, intens.

Nog een aanknopingspunt: devotie. In Breda was er een cultuurnacht waarin 40 culturele instellingen hun deuren openden. In onze kerk in het centrum van de stad hadden we een Zwarte Madonna gezet, een zwart mariabeeld, dat huilde om vrede. Ze stond in het midden van een spiraal van zout, de tranen die ze vergoten had om de oorlogen en conflicten. De kunstenares Lian Waas had die gemaakt van een replica van de Zwarte Madonna uit Halle. In de sokkel, een boomstam waarin gaten gemaakt waren, konden persoonlijke vredeswensen gestoken worden. Mensen benaderden het beeld met grote eerbied. Het was devotie.

We pakten met deze Zwarte Madonna uit Halle iets op uit de christelijke traditie en maakten dat opnieuw relevant. Met nieuwe spirituelen werken geeft mij het gevoel alsof we aan het begin van de christelijke traditie staan, waar nog veel mogelijk is, uit te proberen en te onderzoeken valt, zonder dat er veel vast staat. Tegelijkertijd putten we ook juist uit die hele lange christelijke traditie met al zijn symboliek en rituelen en geven daar onze eigen draai aan.

Dat waren aanknopingspunten met de theologie: direct contact met God, godsvertrouwen, gebed en devotie.

Nu ga ik een stap verder. Wat betekent het contact met nieuwe spirituelen voor de theologie?

Wat nieuwe spirituelen ons brengen is het wonder. Het eerste wat we doen door het contact met hen is het wonder terughalen en dat in het centrum van onze theologie plaatsen. Wij theologen die ‘door de Verlichting zijn heen gegaan’ zijn een beetje verlegen met het wonder, de onzichtbare dingen uit de geloofsbelijdenis van Nicea, het lopen over water. We geloven er niet echt in, of durven dat niet, we verklaren het weg. Maar ‘het wonder’ is het centrum van de theologie. Het wonder is bijvoorbeeld het wonder van het toeval: dat je de precies goede kaart trekt uit een pak dichte orakelkaarten, een kaart met een boodschap waar jij persoonlijk wat aan hebt. Toeval dat je toe valt. Een nachtelijke droom, die jou wat te zeggen heeft. Het wonder dat je een engel gezien hebt of het gevoel hebt dat je overleden oma jou begeleidt, dat er veel meer is dan wij kunnen waarnemen. En ook het wonder dat je kan overkomen als pastor. Je gaat op bezoek in het verpleeghuis, loopt de verkeerde kamer in. In die kamer blijkt iemand te zijn die aan het sterven is. Je bent op de goede plaats, al is het de verkeerde kamer. In die kamer moest je zijn. Het wonder staat in het midden van een theologie voor nieuwe spiritualiteit. Het is het wonder wat jou en mij nu overkomt op dit moment, een wonder wat heilzaam is, genezing brengt, inzicht of plezier. Geloof in wonderen maakt dat de wereld waarin we leven, gemakkelijker te vertrouwen is, dat ons leven een zin en een doel heeft. De wonderen van nu die ons overkomen, resoneren of zijn nieuwe verwoordingen van de wonderen uit de bijbel: het lege graf, de verschijningen, het lopen over het water. Dat betekent dat we minder nadruk leggen op het toen eenmalig geschiedden en dat alsmaar noemen en herhalen.

Theologie die ontstaat door het contact met nieuwe spirituelen is een theologie van incorporatie, een theologie waarin vreemde elementen ingelijfd worden: rituelen, liederen, gedachtegoed uit andere spirituele tradities. De term ‘incorporatie’ heeft iets gewelddadigs, ik heb erover geaarzeld het te gebruiken. Maar het is wel wat we doen. We nemen vreemde elementen op in de traditie van de kerk. Wij vierden in Breda de Keltische jaarcyclus, die van oorsprong uit het neopaganisme komt. De incorporatie is wederzijds. Door onze aanwezigheid in het circuit van nieuwe spirituelen komen verhalen en rituelen uit onze traditie bij hen terecht. Wij deden in hun circuit herkenbare christelijke dingen: we gaven Free Blessings, een workshop over de kruisweg in een spiritueel centrum. Een gevolg van onze betrokkenheid was dat er voorgesteld werd dat er grote moderne Mariaschilderijen kwamen te hangen op een spiritueel festival.

Toch is dit een spannend gebeuren. Wat ervaren we als christelijk geloof en wat niet meer? En waar liggen de grenzen?

Laatst ging ik op bezoek bij Marca, een nieuw spiritueel. Het was in Santpoort Noord, waar we een pioniersplek willen opzetten met nieuwe spirituelen. Ik kwam de huiskamer binnen en keek rond. Het was er licht en warm. Onder een tafeltje was een serie klankschalen geschoven en er stond een sitar tegen de muur. Ze vertelde dat ze danste. “Oh,” dacht ik, “dat is mooi. Daar gaan we wat mee doen: met dans, met klankschalen en de sitar.” Ik had het gevoel dat ik dat ik daar iets aantrof, iets vond, iets wat belangrijk was voor de pioniersplek. En ik werd daardoor verrast. Het was een inval. Ik had niet gedacht dat ik daar zo’n vondst zou doen.

Deze ervaring is dezelfde als die van André Breton, een surrealist uit het begin van de vorige eeuw wanneer hij over de vlooienmarkt van Parijs loopt. Hij vindt daar zomaar spullen, waar hij door verrast wordt, waar hij niet naar op zoek was, die niet waardevol zijn, maar waar hij wel een grote waarde aan hecht. Hij noemt deze vondsten trouvailles. Trouvaille is het Franse woord voor vondst, een toevallige vondst, Het betekent ook: een ontdekking of een plotselinge ‘inval’, onberedeneerbaar en verrassend. De trouvaille zelf is een woordspel: er zit het woord ‘gat’ in: ‘trou’ in het Frans en het klinkt als ‘trop’ teveel, van meer dan je verwacht. Chris Doude van Troostwijk leest met de figuur van de trouvaille Lyotard en Kant en ontdekt dat het de inval van de trouvaille is die Kant’s denken drijft en aanspoort, maar die ontkend wordt en niet gewaardeerd. Ik ga er mijn eigen kant mee op.

Theologie van nieuwe spirituelen en eigenlijk van alle pionierstheologie, is de theologie van de toevallige vondst, de trouvaille. Je werkt als pionier met de mensen die met je mee willen doen, met wat zij meebrengen aan gaven en ideeën en met welke behoeften zij hebben.

Om de trouvaille aan te kunnen treffen, de mensen, de voorwerpen en hun ideeën, daar moet je open voor staan. Niet al in je hoofd hebben wat je zoekt. Breton zegt: Je moet verliezen, je moet iets opgeven om ruimte te kunnen laten voor de trouvaille. Een gedicht van Appolinaire, dat Breton citeert, laat deze dynamiek zien:

Perdre
Mais perdre vraiment
Pour laizzez place à la trouvaille.

Verliezen
Maar werkelijk verliezen
Om ruimte te maken voor de vondst.

Voor Breton is de trouvaille iets vrolijks. Het is een verrassende vondst. Hij wil graag verliezen, hij vindt iets anders wat hij veel waardevoller vindt. Voor mij als pionier in de context van nieuwe spirituelen is dat anders. Voor mij komt hier een dimensie van verraad bij. Theologie van nieuwe spirituelen is theologie van verraad. Daar is het mee doorspekt en doordesemd. Dat zit zo.

Een kerkelijke gemeenschap komt bij elkaar op grond van gedeeld geloof. We zingen met z’n allen uit volle borst: “De steppe zal bloeien” en daar wordt iedereen blij van. Zo’n kerkelijke gemeente zendt mij als pionier naar de nieuwe spirituelen. Ik ga naar buiten, doe een stap naar voren, en kom bij Marca. Ik vind daar de klankschalen, de sitar en de dans. Er ontstaan andere vormen en er komt een andere inhoud dan die van de gemeente die mij zendt. Als ik omkijk naar de zendende gemeente, dan herkennen ze dit niet als gedeeld geloof. Door aan te sluiten bij mijn doelgroep, de nieuwe spirituelen, en zo geloof door te geven, verandert er zoveel, dat ik degenen die mij zenden verraad: “Ik ken u niet.” Er gaapt een gat tussen mij en hen, de trou, het gat van de trouvaille. Derrida verwoordt het mooi in Donner la Mort: We staan altijd in de schuld. Als je het appél van één beantwoordt, laat je de ander zitten. Deze dynamiek van de trouvaille, het verraad en de schuld die daarmee gepaard gaat, onthult de dynamiek van pionieren en deze dynamiek is noodzakelijk.

Die dynamiek is in het werken met nieuwe spirituelen pregnant aanwezig. Om aan te kunnen sluiten bij mijn doelgroep, ben ik gedwongen de zendende gemeente te verraden. Ik moet het verwijt op me nemen dat met mij de duivel de kerk in komt. Ik neem dat op me, want alleen door dat verraad kan ik met nieuwe spirituelen geloof beleven. De paradox daarvan is dat juist nieuwe spirituelen ons terugbrengen bij het hart van de christelijke theologie: het wonder.

De dynamiek van de trouvaille is het handvat voor de theologie van pionieren: Judas te zijn, Petrus desnoods, te verraden en noodzakelijk in de schuld te staan, omwille van het geloof.

Het verraad gaat nog een stap verder. Het is niet alleen de gemeenschap die ik verraad. Het is misschien ook wel Christus. Zou hij zich herkennen in wat wij doen? Dat weet ik niet. Ik weet ook niet wat de grenzen zijn van het christelijk geloof.

Theologie van nieuwe spiritualiteit is: theologie van het wonder, van incorporatie van vreemde elementen, van bewustzijn dat je in de schuld staat, theologie van verraad: van de zendende gemeente en mogelijk van Christus zelf.

In Breda hielp ik mee met het organiseren van een spiritueel festival. Voor de inrichting had ik een paaskaars uit onze kerk en een kabouter meegenomen. ’s Ochtends waren we als netwerkgroep bijeen. We hadden de kabouter in het midden gezet en haar een naam gegeven: Pinkie. Er waren grote conflicten in de voorbereidingsgroep. Het was een ramp. Nog voor het festival begonnen was, lag de kabouter in scherven in de vuilnisbak. Was ze gevallen? Of misschien wel stuk gegooid? Het zei ons veel, dat stukvallen van de kabouter. Als organisatoren zeiden we tegen elkaar: “We hebben veel heling nodig”. Ik vroeg mij af, of het wel de kabouter was, die daar stukviel. Was dat niet Christus? De ziel van het festival, de liefde die we wilden brengen, maar waartoe we niet in staat waren. De kunstenaar Rob Portier nam de scherven mee. Samen met een keramiste maakte hij de kabouter weer aan elkaar. En hij zette haar in de zon, bij het water, onder een boom en in zijn tuin. En zo stukje bij beetje, laag na laag, werd ze weer heel, net als wij, al kan je de littekens nog een beetje zien. Troostend. Christus in een kabouter.

berthe

Berthe van Soest

Theologe

Berthe van Soest is theologe en heeft gewerkt als ziekenhuispastor en universitair onderzoekster. Op dit moment is ze trekker van het …
Profiel-pagina
Al 13 reacties — praat mee.