Confronterend, noemt Naïma Azough ze, de vragen naar waar je thuis bent, “Want je voelt wanneer je thuis bent en wanneer niet.” “Thuis is de schoot van mijn moeder,” zegt ze, “haar handen die over mijn haar strelen”. Azough is dagvoorzitter van het feestelijke programma ter ere van het 25-jarig bestaan van het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving in het debatcentrum De Nieuwe Liefde in Amsterdam. Een bijeenkomst met aandacht voor onder andere de rijke geschiedenis van het DSTS, de presentatie van de nieuwe interdisciplinaire onderzoeksbundel Alsof ik thuis ben. Samenleven in een land vol verschillen, onder redactie van Manuela Kalsky, diversiteit in de zorg en ons thuisgevoel.
Manuela Kalsky, directeur van het DSTS en project W!J, en bijzonder hoogleraar op de Edward Schillebeeckx-leerstoel voor Theologie en Samenleving, vertelt dat ze vooraf niet kon weten hoe actueel en gevoelig het onderwerp ‘thuis’ op dit moment is. “Dan denk ik uiteraard in eerste instantie aan Syrië,” zegt Kalsky. “Meer dan twee miljoen mensen hebben daar huis en haard verlaten – velen van hun geliefden hebben ze achter moeten laten.” Een kaars wordt aangestoken ‘als teken dat onze gedachten vandaag ook bij degenen zijn die geen thuis meer hebben’. Nora Asrami, promovendus aan het DSTS, leest een islamitisch gebed voor.
‘Thuis zijn is waar je veilig bent, waar het gezellig is. Waar je niet in een hokje kunt worden gestopt. Waar je je kunt ontplooien en waar je in vrijheid kunt leven”, citeert Kalsky de publicist Omar Nahas, die zo even in een filmpje was te zien. Twee onderzoekers van het onderzoeksproject hebben aan dit thema bijzondere aandacht geschonken: Pieter Dronkers, hij onderzocht de voors en tegens van gezelligheid, en Markha Valenta, zij beschrijft met cultuurkritische blik de positie van de staatloze vluchteling.
Kalsky blikt terug op de beginjaren van het DSTS, dat de opdracht kreeg om ‘vanuit het perspectief van de bevrijdingstheologie over de betekenis van religie in de Nederlandse samenleving na te denken.’ Het DSTS begon met vier dominicanen – Ad Willems, André Lascaris, Leo Oosterveen, Hein Schäfer – en de junior-onderzoekers Harriet van der Vleuten en Liesbeth Huijts op de zolder van het Albertinum, het toenmalige klooster van de dominicanen in Nijmegen. Later verhuisde het naar het Erasmusgebouw van de universiteit Nijmegen. Uiteindelijk vestigde het DSTS zich aan de Nieuwe Herengracht in Amsterdam. De nieuwsgierigheid van de dominicanen naar de samenleving is steeds gebleven. “Al in de middeleeuwen stonden de dominicanen op het marktplein. Zij beoefenden de circumspectio, het om zich heen kijken. Om vervolgens als theologen over dat wat zij zagen na te denken”, zegt Kalsky.
Die nieuwsgierigheid naar de wereld, blijkt ook uit het vraaggesprek met de onderzoekers van het DSTS. André van der Braak, bijzonder hoogleraar boeddhistische filosofie in dialoog met andere levensbeschouwelijke tradities, keek al op jonge leeftijd verder dan het katholieke geloof van zijn familie. “Ik zocht in het Oosten naar de verlichting, maar ontdekte daar uiteindelijk mijn weg terug naar de katholieke traditie.” Hij zag de overeenkomsten tussen de bodhisattva Kwan Yin en de moeder Gods Maria. Ook Kwan Yin daalde af naar de diepste hel om de verdoemden te redden. Het belangrijkste voor hem is het inzicht dat je het niet allemaal zelf kunt in je leven. Je moet durven overgeven en vertrouwen.
Het thuis van de dominicaan André Lascaris is het klooster van Huissen. Volgens Lascaris ontstaan gemeenschappen doordat ze zich keren tegen andere – het idee van de zondebok van de cultuurantropoloog René Girard. In Alsof ik thuis ben schrijft Lascaris dat zelfs de Amsterdamse Dominicus basisgemeente op deze manier een gemeenschap is. Zij zet zich af tegen de Rooms-Katholieke Kerk. “Hoe word je een gemeenschap, een wij, zonder een zij,” vraagt Azough. “Dat is een lastige vraag, zegt Lascaris. “Het nieuwe wij is dynamisch en beweeglijk, waarin je stellingname steeds opnieuw bevraagd wordt.”
Het gezin van Nora Asrami was in haar jeugd de enige Marokkaanse familie in de wijk en zij had er vriendinnetjes. De diversiteit ziet ze als een verrijking. In een van haar favoriete soera’s staat: ‘Oh gelovigen, ik heb de man en vrouw geschapen en de verschillende volkeren, zodat u elkaar kunt leren kennen.’ Het zien van een dominicaan met een wit habijt deed denken aan haar vader die op vrijdag een witte djelabba in de moskee draagt, zegt ze. “In de kern zijn we hetzelfde.”
“Hoe ziet een nieuw wij eruit waarin iedereen zich thuis kan voelen?”, vraagt Azough. “Ik denk als een netwerk van wij’tjes, kleine bezielde verbanden die samenwerken”, antwoordt Kalsky. Op een vraag uit de zaal in hoeverre jonge moslims zich terugtrekken, zegt Asrami: “Het islamdebat is een pijnpunt voor jonge Marokkaans-Nederlandse pubers. Ze twijfelen al aan zoveel en dan ligt er ook nog eens een vergrootglas op hun geloof.”
Dan is het tijd voor muziek. Het Iraanse slaapliedje van musicus Sahand Sahebdivari en zijn moeder Parwin Akhbari geeft Halleh Ghorashi, hoogleraar Diversiteit en Integratie aan de VU, een gevoel van thuis. Al heeft ze geleerd dat je je thuis zelf moet maken. “Je moet denken: waar wil ik graag bij horen?,” zegt ze, “thuis is een afronding”. Ghorashi neemt het eerste exemplaar van de nieuwe DSTS-bundel, Alsof ik thuis ben. Samenleven in een land vol verschillen, in ontvangst. Het andere ‘eerste’ exemplaar gaat naar René Dinklo, provinciaal van de dominicanen, die, aldus Kalsky, ‘het DSTS een warm hart toedragen’.
In haar recensie van het boek vraagt filosoof en schrijver Désanne van Brederode aandacht voor het kleinste W!J, de liefde tussen twee mensen. U kunt het elders op de site lezen.
Na de lunch vertelt Naïma Azough over het nieuwe project W!J aan tafel, waarin het gaat om samen eten. “Eten is een uiting van identiteit”, zegt Azough. Ze vertelt over haar favoriete heimwee-gerecht, het recept waarbij ze het thuisgevoel dat ze had als klein kind bij haar moeder opnieuw ervaart. Ook het publiek komt met thuisgevoel-recepten zoals eieren met roomboter en spek, en ‘Jan-in-de-zak’.
“Juist als je zorg nodig hebt, is je thuis voelen ontzettend belangrijk,” zegt Azough. ‘“De gezonde mens draagt een kroon die alleen de zieke mens kan zien,’ zo luidt een Marokkaans gezegde.”
Mohammed Benzakour publiceerde over de ziekte van zijn moeder het boek Yemma. Zijn moeder werd getroffen door een herseninfarct en moest opnieuw leren praten. De schoolse behandelmethode van de logopedist werkte niet bij zijn analfabete Marokkaanse moeder. Benzakour vroeg daarom of ze bij haar behandeling soera’s wilde gebruiken, die aansluiten bij de belevingswereld van zijn moeder. De logopedist weigerde, zegt Benzakour. “Sorry mijnheer, ik ga me niet verdiepen in de islam.” Hij heeft zijn moeder vervolgens zelf de soera’s laten horen. Maar het was al te laat, de behandeling werkte niet meer. “We hebben het vaak over multicultureel samenleven, maar besteden geen aandacht aan de catastrofe die ons boven het hoofd hangt: het multiculturele sterven”, zegt Benzakour.
In het panelgesprek naar aanleiding van Benzakour’s boek Yemma, zegt Ibrahim Yerden, onderzoeker op het gebied van etnische ouderenzorg, dat er een kloof is tussen de verwachting van allochtone ouderen en het aanbod van de Nederlandse instellingen. Volgens Ab Klink, bijzonder hoogleraar Zorg, arbeid en politieke sturing en voormalig minister van Volksgezondheid, zijn de protocollen van de instellingen geschikt voor veertigjarigen met één aandoening, en gelden daarom niet voor iedere patiënt. Iris van der Reijden, zorgprofessional: “De medewerkers zijn geen professionals. Ze zijn vaak laaggeschoold en kunnen niet beoordelen of ze aan protocollen moeten vasthouden of niet.”
Volgens Benzakour ligt de oorzaak bij ‘de verdeling van de gelden’. “De instelling van mijn moeder heeft drie directeuren, maar ‘s avonds zorgt maar één zuster voor 33 patiënten.” In veel allochtone gezinnen is de zorg voor de ouders traditioneel verdeeld, de zonen zijn verantwoordelijk, en de dochters en schoondochters voeren de zorgtaken uit. Maar mantelzorg is een zware taak en deze kinderen hebben zich nooit afgevraagd of ze die zorg wel aankunnen. “Ook de overheid gaat er vanuit dat de kinderen zelf voor hun ouders gaan zorgen,” zegt Yerden. “In de gemeenschap moet een discussie op gang komen over hoe we verder gaan met onze van zorg afhankelijke ouders.” Klink stelt dat deze nieuwe zieke ouderen ook veel van de huidige zorgverleners vragen. “Het is een voor hen vreemde cultuur, deze mensen kunnen niet zo maar die omslag maken.” Een ander probleem dat hij signaleert is dat er in de zorg meer aandacht is voor cure -genezen- dan voor care – goede zorg. Markha Valenta noemt vanuit de zaal ook de houding van de artsen problematisch: “Nederlandse artsen zijn macht en invloed gewend, ze moeten leren luisteren naar de familie.”
Na het laatste muzikale optreden volgt het slotwoord van Peter Nissen, voorzitter van het bestuur van het Dominicaans Studiecentrum. “Het DSTS is meer dan heimwee-recepten,” zegt Nissen. “Het is opgericht om goed om je heen te kijken, om te luisteren naar wat gaande is in de samenleving, en dat te verbinden met het grote verhaal van heil en onheil. Dominicanen mogen hier trots op zijn.”
Klik hier voor een (foto)verslag van deze bijeenkomst van Anja Meulenbelt.
Klik hier voor een verslagje op Dominicanen.nl en klik hier voor een verslagje van dominee Bert Altena.