Veel jongens zien er nog uit als kinderen, sommige meisjes lijken al jonge vrouwen: de ongeveer twaalfjarigen uit groep 8 van de basisschool, op de drempel van een nieuwe levensfase. Ze maken de overgang van basisschool naar voortgezet onderwijs, en van kind naar jongere. Met andere woorden, ze staan aan het begin van de puberteit. Dat is niet alleen dat ‘ingewikkelde puberbrein’ waar volwassenen rekening mee moeten houden, maar een ingrijpend transformatieproces op alle fronten. Ongeveer twaalf is een ontroerende leeftijd, die bij mij een neiging tot bescherming opwekt: o, als jullie eens wisten wat je allemaal nog te wachten staat!
Ook tegenwoordig nog bestaan er bij Afrikaanse en inheems Australische en Noord-Amerikaanse volken inwijdingsrituelen en ceremonies om de overgang uit de kindertijd naar de adolescentie te begeleiden. In onze ogen zijn dit vaak buitenissige gebruiken, interessant voor een televisiedocumentaire maar niet meer dan een ver-van-ons-rationele-bed-show. Dit betekent echter niet dat er geen behoefte zou zijn aan overgangsrituelen voor pubers in Nederland, in de westerse samenleving. En afwezig zijn ze ook niet. Nog steeds doen katholieke kinderen het vormsel en worden joodse kinderen bar of bat mitswa (‘zoon of dochter van de wet’). Buiten de religieuze sfeer hebben we de traditie met rituele trekken waarin praktisch alle Nederlandse twaalfjarigen de laatste decennia participeren: de afscheidsmusical.
Bij overgangsrituelen gaat het op de eerste plaats om wat niet zomaar te vatten is met het verstand. Ze geven structuur aan wat ons overkomt, roepen verwondering op, raken ons in lichaam en ziel. Tenminste, als ze niet versleten en verstard zijn. Hoe zit dat met traditionele religieuze overgangsrituelen voor de puberteit? Beroeren die meer dan oppervlakkig, zijn ze meer dan folklore? Bij wijze van concreet voorbeeld vertel ik wat meer over het vormsel, omdat ik daar het meest vertrouwd mee ben. Ik geef aan wat in mijn ogen de kracht ervan is, en wat erin ontbreekt, met name aandacht voor sekseverschillen en inwijding in de beeldcultuur van de media. Vandaaruit stuit ik een op een aantal kunstprojecten, waarvan er een zelfs betekenis heeft als actueel overgangsritueel voor kinderen die pubers worden.
Vormsel: de zeven gaven van de Geest
Ondanks mijn ambivalente verhouding tot de katholieke kerk, verheugde het me dat mijn dochter besloten had om aan het vormsel mee te doen. Ik ervoer het als een continuïteit in de tijd, een verbondenheid tussen generaties; ik herinner me nog precies wat ikzelf en mijn beste vriendin aanhadden toen we gevormd werden. Voor mijn dochter leek het me een bijdrage aan het ontwikkelen van een gevoeligheid voor rituelen en symbolen. Zelf vond ze het fijn om tijdens de voorbereidingsavonden eindelijk eens bezig te zijn met onderwerpen die ertoe doen, zoals vriendschap, beeldvorming, geweld en volwassen worden.
Het vormsel is verbonden met de symboliek van de heilige Geest, met Pinksteren dus. De ironie wil dat onze parochie de viering van het vormsel om onduidelijke redenen naar voren had verplaatst. Het zou niet gebeuren in het pinksterweekend in mei, maar al in november aan het begin van het schooljaar. Hierdoor kon ik er niet eens bij zijn, want voor mijn werk was er allang tevoren een reis naar Amerika gepland. Ik vond het echt spijtig en heb haar peettante, mijn beste vriendin, gevraagd om mijn plaatsvervanger te zijn. Samen met mijn man stond zij letterlijk achter mijn dochter tijdens het hart van het ritueel. Zij legden hun hand op haar schouder terwijl de voorganger de zeven gaven van de heilige Geest over haar en de andere kinderen afriep: wijsheid, verstand, inzicht, sterkte, kennis, ontzag en liefde, en dit symbolisch bezegelde door zalving van het voorhoofd. Gelukkig kon ik er bij mijn tweede dochter wel bij zijn, hoewel zij beweert dat ze het vormsel vooral deed omdat haar zus het had gedaan en ze wel zin in mooie kleren had.
Al met al was het vormsel van mijn dochters geen overgangsritueel dat je ‘tot in je ziel’ raakte. Maar het was ook meer dan louter folklore of sleetse gewoonte. De meeste kinderen hadden er serieus over nagedacht of ze mee wilden doen, en durfden het aan ‘anders’ te zijn dan hun leeftijdgenoten. Het parochiezaaltje was een plek buiten de waan van de dag, waar onder leiding van een volwassene de ongeveer twaalfjarigen leerden dat de overgang naar hun nieuw levensfase nog andere dimensies heeft dan je eerste smartphone krijgen. En het rituele zegenen en zalven is een mooi en krachtig gebaar, vooral in combinatie met de hand van de (peet)ouders op de schouder van hun kind. Het drukt tegelijkertijd uit: we steunen je én we laten je gaan.
Inwijding in beeldcultuur en media
Toch moet ik onder ogen zien dat het vormsel in het licht van de actualiteit minder hout snijdt. Vriendschap en verantwoordelijkheid kwamen aan de orde, de religieuze erfenis, maatschappelijk onrecht zelfs, maar andere wezenlijke zaken bleven angstvallig buiten beeld. Lichamelijkheid en seksualiteit bijvoorbeeld, en sekseverschillen. De vorming voor het vormsel is bijna angstwekkend genderneutraal. Maar waarom zouden rituelen rond de eerste menstruatie, die tenslotte speelt bij ongeveer twaalfjarige meisjes, voorbehouden moeten zijn aan New Age spiritualiteit? En zou het niet van belang zijn om aandacht te besteden aan de media als inwijdende instantie?
In dit tijdperk van televisie, YouTube en billboards met lingeriereclame overheerst de schijn van wereldwijsheid al vroeg. Ik moet denken aan de fascinerende video-installatie Pose (2011) van kunstenares Kay Schuttel. Om de invloed van de hedendaagse beeldcultuur op het gedrag van jonge meisjes te onderzoeken, heeft ze drie elfjarige meisjes gevraagd in hun slaapkamer een foto van zichzelf te maken met een zelfontspanner. Hun gedrag blijkt – onbewust en onbedoeld – sterk geritualiseerd: in het langdurig zoeken van een goede pose kopiëren ze minutieus de modellen in de media waaraan ze zich spiegelen. Ze zijn duidelijk gewend veel foto’s van zichzelf te maken en te posten op sociale media, en vervolgens die beelden te bekijken vanuit een buitenstaanderspositie. Ook op het niveau van de video-installatie zelf speelt er een ingewikkelde dynamiek van kijken en bekeken worden mee. Het proces is te volgen op een iPad, een intiem formaat, zodat het net lijkt alsof de meisjes voor de kijker poseren. Sommige mannelijke kijkers voelen zich een voyeur, zeggen ze, of een ‘vieze man’.
Seduction is in the eye of the beholder, zou ik zeggen. Ik denk helemaal niet dat de meisjes bewust een verleidingspose aannemen, net zo min als mijn dochters en hun vriendinnen dat deden als elf-, twaalfjarigen. Toch voelde ook ik onbehagen bij het quasi volwassen gedraai van de meisjes met hun lichaam en hun haren. Wat ontbreekt in onze samenleving is naast inwijding van pubers door de media ook het omgekeerde: hun inwijding in de media. Jongeren worden slecht ingevoerd in de werking van beeld en media. Ongeveer twaalf zou juist een goede drempelleeftijd zijn om kinderen inzicht in en weerbaarheid tegen de impact van de beeldcultuur op hun leven en hun zelfbeeld bij te brengen.
Zelfportretten in Spiegelbeeld
Naast Pose ben ik op verschillende andere projecten van kunstenaars gestuit waarin ongeveer twaalfjarigen centraal staan. Zo maakte Alex ten Napel met Twelve een serie kwetsbare fotoportretten van twaalfjarigen, ‘een verhaal over een nieuwe generatie Nederlanders die op weg is naar haar plek in de maatschappij.’ Het is een prachtige expositie, maar als kinderen actief in een kunstproject betrokken worden, kan dit zelfs de allure van een overgangsritueel krijgen. In het project Spiegelbeeld van de Groningse kunstenares Alida Everts worden de kinderen niet bekeken, maar bekijken zij zichzelf. Al jaren laat Everts alle kinderen uit groep 8 van de basisscholen van Hoogezand-Sappemeer een zelfportret maken, ieder jaar met behulp van ander materiaal. Aan het eind van het schooljaar komt ze met spiegels naar school, samen met allerlei voorbeelden uit eeuwen zelfportretkunst als inspiratiebron. De kinderen worden uitgedaagd goed naar zichzelf te kijken, een hele klus nog. Als ze klaar zijn, maakt Everts een foto van ieder kind met zelfportret.
Als een daadwerkelijk hedendaags overgangsritueel tilt Spiegelbeeld het afscheid van de basisschooltijd boven het alledaagse uit. Het tekenen of schilderen laat de kinderen letterlijk en figuurlijk stilstaan bij de naderende overgang naar de nieuwe levensfase en de nieuwe school. Het helpt hen naar zichzelf te kijken, niet op de vluchtige, op de media gefixeerde manier van een selfie, maar aandachtig en zelfbewust. Daarmee biedt het scheppen van het zelfportret hun een houvast op weg naar de toekomst. Het is aan te bevelen dat er binnen de kunsten – de beeldende kunst, dans, theater, overal waar lichaam en geest gevoed worden – meer van dit soort projecten ontwikkeld worden die ongeveer twaalfjarigen helpen de drempel naar hun nieuwe levensfase over te gaan. En dat scholen hiervoor ruimte in hun programma maken.
(Dit essay is mede tot stand gekomen dankzij een schrijfsubsidie van het Catharina Halkesfonds. Ook dank ik Vronie Achenbach voor eerdere samenwerking rond dit thema.)
Op haar website is een uitgebreide versie van dit artikel te downloaden.
Boeiend, maar ik zie dat een aantal van die zogenaamde ‘overgangsrituelen’ vaak commercieel worden uitgebuit, waardoor de waarde(!) ervan een stuk minder wordt. En het artikel gaat – begrijpelijk – veel in op meisjes, maar waar zijn de jongens! Juist die groep kan veel baat hebben bij zinvolle en authentieke overgangsrituelen…
Klopt zeker wat je zegt over jongens. In kleine kring wordt wel eens een puberteitsfeest voor een jongen gehouden maar niet in een bredere maatschappelijke context. Ik hoop er in de toekomst meer over te kunnen zeggen.
Dank je wel voor je verdieping. Fijn dat er een uitgebreider artikel op je website staat. Aanrader!
Een prikkelend essay met soms ongemakkelijke waarnemingen.
Met name de alinea’s over het Vormsel snijden hout.
Hoogste tijd voor adequate projecten waar met name katholieke basisscholen mee verder kunnen!