Vorige week is mijn rapport Monitor Moslim Discriminatie gepubliceerd. Dit onderzoek is – de titel zegt het al – gedaan in het kader van een monitorproject dat zich uitstrekt over meerdere jaren. Doel van het project is :

  1. het vergroten van kennis en inzicht in islamofobie als een vorm van racisme, de oorzaken, mate van voorkomen en de gevolgen ervan.
  2. Erkenning van het verschijnsel als een aparte vorm van discriminatie.
  3. Bijdragen aan de ontwikkeling van beleid van alle betrokkenen om deze vorm van discriminatie te bestrijden.

In dit monitorproject  worden gegevens bijeengebracht over de stand van zaken rond islamofobie en de discriminatie van moslims. Dit gebeurt met behulp van gegevens uit nationaal en internationaal onderzoek, data van antidiscriminatie-organisaties en uitkomsten van eigen empirisch onderzoek gedaan via o.a. surveys en documentenanalyse. Daarbij staat jaarlijks een ander thema centraal. In de afgelopen onderzoeksperiode waren dit discriminatoire incidenten bij moskeeën en de situatie in het middelbaar onderwijs. Maar in het rapport wordt ook ingegaan op theoretische aspecten, discriminatie via internet en op de politieke organisatie van islamofobie door populistisch en extreem rechts .

Uit het rapport blijkt dat er een grote kloof is tussen de meldingen en rapportage daarvan door antidiscriminatie voorzieningen en politie en berichtgeving in de media aan de ene kant en aan de andere kant uitkomsten van nader verdiepend onderzoek naar discriminatie van moslims op verschillende terreinen. Terwijl de meldingen lage waarden laten zien en er weinig berichten verschijnen in de media tonen onderzoeksresultaten steeds hoge waarden. Dit geldt zowel voor ervaren discriminatie als voor meer objectief gemeten discriminatievoorvallen. Op de achtergrond laten opiniepeilingen steeds weer zien dat rond de helft van de bevolking negatief staat tegenover de islam. Oude beelden uit de geschiedenis worden in de beeldvorming gerecycled en vermengen zich met nieuwe.

Middelbaar onderwijs

Een voorbeeld van onderzoek waarin hoge waarden werden genoteerd is het onderzoek dat recent is gedaan naar discriminatie door leerlingen in het middelbaar onderwijs. Van docenten in het middelbaar onderwijs rapporteert 61% dat zij islamofobe uitingen van leerlingen meemaken op school[1]. Uit aanvullende vragen die specifiek werden gesteld voor dit monitorproject kwam naar voren dat meer dan de helft van de docenten  soms of vaak meemaakt dat leerlingen zich stereotype uiten over moslims. Het stereotype ‘ze zijn allemaal hetzelfde’ kwam het meest voor (65%), gevolgd door ‘hun gedrag wordt uitsluitend bepaald door hun geloof’ (51%) en ‘ze vormen een bedreiging’ (50%). Veel  minder vaak maar toch in 10 tot 15 %  stuiten docenten op stereotypen in lesmateriaal dat zij zelf gebruiken.

Moskeeën

Voor het eerst zijn moskeeën zelf gevraagd naar ervaringen met discriminatoire voorvallen. Gecombineerd met gegevens uit andere bronnen over incidenten bij moskeeën  hebben we hiermee weliswaar geen compleet maar wel een breed beeld over deze vorm van agressie tegen moskeeën in Nederland.

Van de naar schatting 475 moskeeën in Nederland heeft 39% in de afgelopen tien jaar te maken gehad met één of vaak meerdere voorvallen van discriminatoire agressie en geweld. Vernieling, bekladding, brandstichting, dreigbrieven en het ophangen van een varkenskop behoren tot de meest voorkomende incidenten. Een deel van deze moskeeën maakte zulke incidenten minstens jaarlijks of zelfs vaker mee. De overige moskeeën hebben voor de helft geen voorvallen van discriminatoire agressie en geweld meegemaakt en van de andere weten we het niet.

De schade is groot. Naast materiële schade (85%) werd ook emotionele schade (58%) ondervonden terwijl bij een aantal  moskeeën betrokkenen ook fysieke schade opliepen (11 %). Daarnaast is er natuurlijk maatschappelijke schade: schade voor het integratieproces, schade voor het antiradicaliseringsstreven en schade voor het aanzien van Nederland in het buitenland.

Bijna de helft van de ondervraagde moskeeën ziet de algemene vijandige houding tegenover moslims en islam als het belangrijkste motief voor de agressie. Afgezet tegen het algemene meldingspercentages bij discriminatie deden boven verwachting veel van de getroffenen  aangifte bij de politie (85 %). Voor veel van degenen die meldden waren de resultaten daarvan echter teleurstellend. Het kwam vaak voor dat de politie niets deed met de meldingen. Dit staat niet los van het gegeven dat politie en overheden de voorvallen in veel gevallen bagatelliseren en depolitiseren door het discriminatoire karakter ervan te ontkennen.

Deze voorvallen die Marokkaanse en Turkse moskeeën in gelijke mate troffen, vonden verspreid door het hele land plaats, maar  vaker in middelgrote of kleine gemeenten dan in de grote steden, hoewel deze er zeker niet vrij van zijn. Het aantal incidenten in de 2013-2014 is relatief hoog  in vergelijking met voorgaande jaren en vaak ging het om ernstige incidenten, zoals tien gevallen van brandstichting. In totaal vonden er 55 incidenten bij 39 moskeeën plaats.

Zichtbare, als zodanig herkenbare moskeeën – vrijstaand, minaret – zijn vaker doelwit dan meer ingebouwde gebedshuizen in gebouwen die voorheen een andere bestemming hadden. Vooral moskeeën die werken aan nieuwbouw of nog niet lang geleden nieuw werden gebouwd, waren relatief vaker mikpunt van agressie. Het is in verband hiermee mogelijk dat daders zich aangemoedigd voelen door het anti-islam discours en de acties tegen nieuwbouw moskeeën van de PVV en aan deze partij gelieerde initiatieven.

Persoonsgerichte discriminatie-ervaringen

Naast de agressie tegen de moskeeën heeft ruim een vijfde (21 %)  van de geïnterviewden te maken gehad met discriminatoire incidenten gericht tegen henzelf als persoon en bijna de helft (46 %) kende andere mensen die zulke ervaringen hebben gehad. In tweederde van de gevallen (63 %) werden die ervaringen echter niet gemeld bij de politie. In 21% van de gevallen gebeurde dat wel. Het meldingspercentage van agressie tegen de moskeeën ligt dus beduidend hoger dan het meldingspercentage van discriminatie van individuele burgers. Kennelijk  is men eerder geneigd te melden als de agressie een georganiseerd verband treft, maar ook duidt het erop dat incidenten bij moskeeën hoog worden opgenomen door de gemeenschap en niet alleen worden gezien als een daad van discriminatie maar ook van ontheiliging en aantasting van fundamentele rechten.

Radicalisering PVV

Naast continuïteit van het islamofobe discours en ermee verbonden activiteiten, o.a. gericht tegen moskeeën hebben zich sinds 2011 enkele belangrijke veranderingen voorgedaan in relatie tot Wilders en zijn PVV. Afzonderlijk en zeker in combinatie duiden zij zonder twijfel op een verdere radicalisering van deze partij:

  • Meer en meer richt het racistische discours zich niet alleen op ‘de islam’ en moslims maar meer op migranten in het algemeen.
  • Een verdere verscherping van de anti-islam retoriek en voorgestelde  maatregelen, zoals een verbod van moskeeën.
  • Een toename van mobilisatie in wijken tegen moskeeën.
  • Een bondgenootschap met traditioneel rechts-extreme politieke partijen op Europees niveau en de facto toenadering tussen PVV en extreemrechts. Mede in reactie hierop nemen politieke leiders en partijen en civil society actoren steeds actiever stelling tegen discriminatie en islamofobie en ondervinden initiatieven om dit tegen te gaan steeds meer ondersteuning.

Registratie en rapportage

Een precies beeld geven over de stand van zaken aangaande etnische discriminatie in het algemeen en moslimdiscriminatie in het bijzonder is, gegeven de weinige meldingen, bijzonder moeilijk. Het is dan ook belangrijk is om niet uitsluitend te focussen op statistieken van gemelde incidenten. Bovendien is de registratie niet altijd eenduidig en brengen ontwikkelingen in categorisering en registratie soms nieuwe problemen met zich mee, zo laat dit rapport zien. Aanvullende verdiepend onderzoek en analyse zijn en blijven noodzakelijk.

Ik eindig het rapport met aanbevelingen voor alle betrokkenen, de overheid, vooral ook politie en justitie waar het gaat om betere opsporing en vervolging van daders, gemeentelijke overheden waar het gaat om preventie en bescherming en de lokale dialoog, de politiek waar het gaat om krachtig stelling te nemen en zelf een voorbeeldfunctie te vervullen, het maatschappelijk middenveld dat solidariteit en bescherming kan bieden en de moslimgemeenschap en moskeeën zelf die kunnen werken aan een volwaardige deelname aan de samenleving en het wegnemen van de voedingsbodem voor discriminatie. Naast het uitdragen van de eigen beleving en visie op de islam kunnen zij deelnemen aan het maatschappelijk debat over islamistisch extremisme – een belangrijke voedingsbodem – niet omdat moslims medeverantwoordelijk zijn voor dit wereldomvattende probleem maar wel omdat het van grote waarde is als zij samen met anderen medeverantwoordelijkheid nemen voor de oplossing ervan.

Tenslotte doe ik een meer algemene aanbeveling die het bredere integratiebeleid betreft: In de afgelopen decennia hebben verschillende concepten de doelen van het Nederlandse minderhedenbeleid geïnspireerd. Van gelijke rechten en solidariteit tot multiculturalisme, diversiteit en burgerschap. Sinds  het idee van een multiculturele samenleving in toenemende mate onder vuur kwam te liggen is het begrip burgerschap het meest gebruikt als een alternatief dat rechten en plichten voor nieuwkomers omvat en de visie tot uitdrukking brengt dat zij democratie en de rechtstaat dienen te omarmen als een voorwaarde tot volwaardig lidmaatschap in het aankomstland.

Ik stel voor sociale rechtvaardigheid aan deze doelstellingen toe te voegen. Omdat het bij burgerschap vooral gaat om het individu en zijn of haar verantwoordelijkheden, zou dit naar mijn mening aangevuld moeten worden met het begrip sociale rechtvaardigheid, dat meer georiënteerd is op het collectief. De afwezigheid van discriminatie is waar het bij sociale rechtvaardigheid in de eerste plaats om gaat.

Ineke van der Valk is onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam en auteur van het rapport Monitor Moslim Discriminatie. Klik hier om het rapport te downloaden. 

[1] Dit onderzoek werd uitgevoerd door Panteia in opdracht van de Anne Frank Stichting en FORUM in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam, afdeling Politicologie (voor dit monitorproject).

Ineke-van-der-Valk

Ineke van der Valk

Onderzoeker, Docent, Schrijver, Adviseur en Tolk/ Vertaler (Fr/Eng)

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.