Na de aanslagen op 11 september 2001 heeft religie een actualiteitswaarde gekregen waar elke journalist, redactie buitenland of binnenland, redactie ‘geestelijk leven’ of economie, mee te maken kreeg. Niet alleen achtergrondrubrieken maar ook actualiteitenrubrieken hebben met verstand van zaken moeten berichten over de meest ingewikkelde religieuze kwesties, gevoeligheden en overtuigingen.

Dit is – een understatement – niet altijd even goed gegaan. Het resulteerde meer dan eens in een overmatig ‘identiteitsdenken’. Mensen en groepen moesten in korte tijd worden beschreven, geïnterviewd en geportretteerd, met te weinig verstand van zaken. Etiketten van geloofsovertuigingen zijn al snel een eigen leven gaan leiden. In de publieke opinie vond een herschikking en herwaardering van identiteiten plaats, waarbij mensen en groepen eendimensionaal werden belicht en soms in een negatief tot zeer negatief daglicht werden gesteld. Dit eendimensionaal identiteitsdenken spiegelde overigens het identiteitsdenken dat we in de hele samenleving aantroffen, bij politiek en burger.

Het ging allemaal een beetje als op de middelbare school. Jeugd probeert met indelingen zichzelf en de ander een identiteit te verschaffen; de een is gabber, de ander gothic, weer een ander alto. Het is zoeken, soms onbeholpen en verlegen, soms met bravoure, zichzelf overschreeuwend. Deze periode, zoekend naar wie we zijn en hoe ‘de ander’ zich profileert, hebben we doorlopen. De puberale krampen van het eerste decennium van onze eeuw zijn nu voorbij. Zonder aan het grote belang van geloof en identiteit en de waarde van het toekennen van herkenbare omschrijvingen voorbij te gaan, willen we principes hanteren die meer recht zullen doen aan mensen en hun geloof.

Dit betekent voor de religiejournalistiek dat er een opgave ligt om identiteitsbegrippen tot inzichtelijke en juiste proporties terug te brengen. We zullen daarbij moeten accepteren dat er achter eenvoudige ‘identiteitsetiketten’ complexe persoonlijkheden schuilgaan, en dat er achter geloofsovertuigingen ook complexe motivaties schuilgaan. We willen meer oog ontwikkelen voor die complexiteit. Dat is een opgave, omdat complexiteit niet wordt gewaardeerd. Het zogenaamde ‘bruggenbouwen’ tussen wereldbeelden en geloofsovertuigingen – een noodzakelijkheid waarover alom wordt gesproken – is dan ook een opgave waarbij complexiteit moet worden geaccepteerd, in plaats van zaken klein en behapbaar te maken moeten we die complexiteit tonen.

De eerste tien jaren van onze eeuw is de religiejournalistiek veranderd. Het zijn jaren geweest die ook ons hebben veranderd. Hoe had de religiejournalistiek eruitgezien, wanneer we niet bij onze berichtgeving telkens de zware hypotheek zouden voelen die de islamcontroverse op ons vak heeft gelegd?

Met vijf principes willen we de integriteit herijken binnen de religiejournalistiek. Onder die religiejournalistiek verstaan we het bericht geven over religie, waarbij we ons tegelijkertijd realiseren dat we zelf ons werk doen vanuit een eigen religieuze of levensbeschouwelijke inspiratie of kleur. Dit werkt door in onze journalistieke uitingen. In het licht van de journalistieke opdracht om onafhankelijk en neutraal te berichten, staan deze twee gegevens op gespannen voet met elkaar. Het slechtste uitgangspunt zou zijn om te doen alsof dit spanningsveld niet bestaat. We nemen onszelf mee in onze berichtgeving.

Het principe van respect voor sterke overtuigingen

Religieuze tradities koesteren vaak bindende waardepatronen en sterke waarheidsclaims. Onze samenleving, waarin pluralisme en een zeker waarheidsrelativisme gemeengoed zijn, moet hier mee om leren gaan. Goed omgaan met grote verschillen en steeds sterkere contrasten is een grote opgave, ook voor de religiejournalistiek. Belangrijk is het inzicht dat sterke overtuigingen, ook orthodoxe of fundamentele, bestaansrecht hebben. Het is mensen toegestaan – en in grote kringen is het zelfs gemeengoed – te denken of zeker te weten de enige juiste inspiratie of kijk op mens en wereld te hebben.

Het is van belang dat we onderscheiden dat sterke waarheidsclaims niet per se in het verlengde liggen van vrijheidsbeperking van medeburgers in een gedeelde samenleving. Intolerantie, uitsluiting of zelfs geweld mogen niet automatisch worden gekoppeld aan fundamentele, sterke of orthodoxe geloofsopvattingen. Deze geloofsovertuigingen verdienen een kritische benadering, zonder deze vooringenomenheid.

Het principe van waarachtigheid

Journalisten hebben de taak waarheidsvinding te bedrijven en religies claimen een zekere waarheid. Dit gegeven resulteert niet altijd in een vruchtbare confrontatie. Lange tijd is in de religiejournalistiek één invalshoek dominant geweest: welke overtuigingen en denkbeelden heeft een religieuze groep of persoon en in hoeverre zijn deze consistent? En kan er eigenlijk wel bewijs bij worden geleverd? Een nee op laatstgenoemde vraag kon vaak al de bereidheid om over een bepaalde religieuze inbreng in het maatschappelijk debat te berichten, wegnemen: “Bedenksels hoeven we toch niet serieus te nemen?”
Een religiejournalist kan ook besluiten om ‘de waarheid’ in het midden te laten en een tweede, afgeleide opdracht te aanvaarden: ‘waarachtigheidsvinding’. Bij waarachtigheidsvinding verleggen we de focus van ideeën en overtuigingen, naar de praktische uitwerking van denkbeelden. Het wegen van geloofsovertuigingen staat dan niet langer centraal. De praktijk waarin overtuigingen al of niet worden waargemaakt, verdient aandacht. Dit bepaalt de maatschappelijke verdienste van personen en groepen en daarmee ook de journalistieke relevantie: “Hoe waarachtig bewegen mensen zich in de maatschappelijke praktijk?”, luidt dan de journalistieke onderzoeksvraag. Leidend hierbij is het aloude: aan de vruchten herkent men de boom. Waarachtigheid zoeken, waar we de waarheid in het midden kunnen laten.

Het principe van balans

Aanslagen van religieuze extremisten, bloederige rituelen, sterk afwijkende denkbeelden – het zijn meermaals de exotische en buitenissige aspecten van religie die de pers halen. We doen religie tekort als we niet ook de volle breedte en diepte ervan tonen. Alleen als we zowel destructieve als constructieve kanten van religie leren kennen en begrijpen, kunnen we haar doorgronden, voorbij de clichés en controverses.

We staan hier voor de journalistieke opdracht om meerdere en zeer diverse vormen van bestaan te verhelderen. Deze bestaansverheldering is erbij gebaat dat we ons verzetten tegen vormen van reductionisme. Een journalist die het belang van religie onderkent, heeft oog voor het detail en het eigene van een religie zonder deze religie tot één aspect te reduceren. We moeten een betere balans nastreven tussen het berichten over nieuwswaardige religieuze incidenten en het bespreken en tonen van de levende en geleefde godsdienstige realiteit van alledag. Religiejournalistiek vereist daarbij een welwillende betrokkenheid, waarbij de journalist naast ‘het ware’, misschien ook wat vaker ‘het goede’ en ‘het schone’ tot richtinggevende inspiratie mag nemen.

Het principe van voldoende kennis

Ten overvloede, maar nog elke dag relevant. Gebrekkige kennis over de geschiedenis, de ideeën en de praktijken van religieuze bewegingen is schadelijk, niet alleen voor journalistiek, maar ook voor de religies in kwestie, en bijgevolg voor de samenleving als geheel. Religie is allang niet meer een losstaande ‘dimensie’ buiten of aan de rand van de samenleving met een beperkt bereik, maar een integraal onderdeel ervan dat nog steeds aan relevantie wint. Zonder een degelijke verdieping in achtergronden en bronnen die medeburgers vormen en bepalen, leidt berichtgeving over religieuze zaken tot de bevestiging van vooroordelen en de vorming van stereotypen waarin ‘de ander’ zich niet herkent.

Journalisten moeten beschikken over een goede, volledige en actuele kennis van de onderwerpen die ze behandelen. Gemakzucht in het zoeken naar bronnen kan de journalist zich daarom niet permitteren. Wie zich enkel verlaat op Google en een gedeelde internetencyclopedie als Wikipedia stelt zich bloot aan maatschappelijke schommelingen en wisselende (politieke) voorkeuren. Alleen meer kennis en nuance kan ervoor zorgen dat we de maatschappelijke dynamiek niet louter volgen, maar ook in staat zijn deze dynamiek te duiden.

Principe van lichtvoetigheid en moed

De religiejournalistiek dient over religie te berichten op een wijze en in een taal die door iedereen – zowel door religieuzen als seculieren – kan worden verstaan. Religieuze taal is nu eenmaal niet voor iedereen gesneden koek. Begrijpelijke berichtgeving die in staat is om te binden, beperkt zich dan ook niet tot ofwel het seculiere, ofwel het religieuze volksdeel. Daar waar deze beide elkaar tegenkomen is het van groot belang om lichtvoetigheid en soms ook humor in te brengen, als tegenwicht voor de ernstige, vaak zwaarmoedige en onheilspellende toon waarmee de clash tussen ‘geloof en ongeloof’ wordt belicht. Zonder op enig moment respectloos te worden, moeten we daarbij zowel religieuze als seculiere gelijkhebberij lichtvoetig kunnen behandelen. Angst voor represailles weerhoudt de journalist hier soms van. Dit is een ernstige bedreiging van onze vrijheid om de dynamiek van religieuze en seculiere confrontaties grondig te belichten. Het enige wat we hiertegen in stelling kunnen brengen is een principiële, moedige opstelling.

Ina Brouwer, Pauline Kuijper, Tjerk de Reus, Anne Havik, Frank Bosman, Karin Leeuwenhoek, Rinus van Warven, Anton de Wit (samensteller Beraad) en Bart Brandsma (Beraadleider Dominicanenklooster Huissen)

Bron: Klooster Huissen

Nog geen reactie — begin het gesprek.