Onder de titel ‘Vrouwen in het hart van de monotheïstische religies: een geschiedenis van veelvoud’ en als onderdeel van de VN Internationale Week van Vrede en Wetenschap vond in november 2014 de eerste conferentie van dien aard – zo werd het tenminste gezegd – in een Arabisch land plaats. Veertig joodse, christelijke en islamitische vrouwen en enkele mannen uit verschillende Arabische landen, maar ook uit Europa, de Verenigde Staten, Azië, Afrika en Latijns-Amerika  kwamen twee dagen in de Marokkaanse hoofdstad Rabat bijeen onder het schermheerschap van de – als modern geldende – koning Mohammed VI. De Verenigde Staten toonden hun steun en betrokkenheid bij dit project door hun zwarte ambassadeur te sturen die tijdens de openingsplechtigheid een korte toespraak hield.

Rabita, een instuut voor vrouwenstudies in de islam, had de enorme organisatie van dit event op zich genomen. Een grote en indrukwekkende hoeveelheid aan informatie kwam in vijf platforms met ieder zes à acht korte lezingen op het publiek af. Verrassend was voor mij om mee te mogen maken hoeveel geleerde vrouwen in Arabische landen zoals Marokko, Egypte, Tunesië, Algerije, Saudi-Arabië, Libië en Indonesië aan universiteiten werken en leerstoelen bekleden waarvan ik eerder nooit had gehoord.

Opvallend hoe velen van hen steeds benadrukten dat de Koran vrouwvriendelijk is en vrouw onderdrukkende wetgeving (sharia) niet legitimeert. Met steekhoudende argumenten en exegetische vondsten werden deze argumenten onderlegd. De politieke context van de meeste Arabische landen waarin staat en religie niet gescheiden zijn, maakt het heel urgent dat deze op de Koranteksten stoelende inzichten steeds weer worden aangevoerd, om de redenatie en redevoering van machthebbers te ontkrachten.

Vraag hierbij is wel hoeveel deze machtshebbers zich gelegen laten zijn aan vrouwen- en genderstudies van de Koran, wanneer het hun machtsinteressen tegenwerkt. En hoelang gaat het nog duren voordat de scheiding van overheid en godsdienst in deze theocratische landen een feit kan worden?

Bijzonder was het ook dat Fatima Mernissi, Marokkaanse sociologe en feministe van het eerste uur, inmiddels de zeventig gepasseerd, in de zaal zat. Haar boeken – bekendste titels: De politieke harem: vrouwen en de profeet of Het verboden dakterras: verhalen uit mijn jeugd in de harem – uit de negentiger jaren zijn in Nederland redelijk bekend.

Het inhoudelijke spectrum van feminisme tot meer behoudende opvattingen over de rol en positie van vrouwen in de abrahamitische godsdiensten was breed en liep dwars door jodendom, christendom en islam heen. Zo was er de katholieke Focolare-beweging aanwezig, vertegenwoordigd door een Italiaanse met Koreaanse wortels die met verve voor het moederschap van de christelijke vrouw pleitte. Afrikaanse en andere vrouwen brachten daar tegenin dat in hun cultuur de extended family en het sociale moederschap een belangrijke plaats inneemt: een vrouw die geen kinderen heeft ontfermt zich over de nazaten van haar zus of engageert zich in het onderwijs, in de politiek en in maatschappelijke netwerken. Doelstellingen van de feministes: onderzoek naar egalitaire en vrouwvriendelijke bronnen in onze godsdiensten, actualisering van de religieuze teksten, inzet voor de mensenrechten van vrouwen in geloofsgemeenschappen en samenleving.

Hoogtepunt en feestelijke afsluiting van dit colloquium was een voorstelling van het Marokkaanse vrouwenkoor ‘Rhoum El Bakkali’ – inmiddels internationaal bekend – dat religieuze teksten op ritmische Marokkaanse muziek en mantra-achtige melodieën voordroeg en daarbij het hele gezelschap in beweging bracht. Dit ensemble komt uit de regio van Chefchaouen met een rijke traditie van populaire gezangen.

Deze hadra combineert poëzie, melodie en ritme en is een kunst die ontstond in de 16de eeuw. Sindsdien wordt ze van moeder op dochter overgeleverd. Hun naam hebben ze van hun stichteres Rhoum el Bakkali die met dit vrouwenkoor een eeuwenoude traditie wilde voortzetten en tegelijk ook weer nieuw leven wilde in blazen, dit door de erfenis van het soefisme en populaire gezangen te bewaren en subliem te vermengen met Arabisch-Andalusische muziek en gezangen van Samaa.

En nog geen maand na afloop van het colloquium werd als een van de resultaten bekend gemaakt dat er in Rabat een nieuw centrum voor interreligieuze tudies opgericht is, aangehaakt aan Rabita met als hoofddoelstellingen: de interreligieuze dialoog, religieus leiderschap en de interreligieuze dialoog van vrouwen. Aicha Haddou, die als dragende kracht achter de organisatie van het colloquium had gestaan, wordt directrice van dit instituut.

Dit is een bekroning en welverdiende loon op het werk van deze in talrijke interreligieuze netwerken en wetenschappelijke kringen actieve grensgangster tussen Rabat en Brussel. Alle lezingen van het colloquium worden in een publicatie verzameld en binnenkort door het nieuwe instituut uitgegeven.

Martina-Heinrichs

Martina Heinrichs

theologe en programmacoördinatrice Dominicanenklooster Huissen

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.