Meneer Blessing doceert volgens de krant shari’a aan de Universiteit van Amsterdam, maar op de site van die universiteit is hij niet terug te vinden. Hij werkt er kennelijk niet. Dat is jammer. Ik had graag iets meer over hem geweten, want met arabisten die zich als islam-deskundigen voordoen, hebben we in dit land geen al te beste ervaringen. We zullen het moeten doen met zijn tekst in Trouw.

Blessing maakt korte metten met het argument dat vrouwenbesnijdenis niet islamitisch is omdat de Koran er niets over zegt. De islam heeft meer wortels dan de Koran alleen. Ook de traditie, de soenna, is een gezaghebbende bron, waar veel, zo niet verreweg de meest, islamitische gedragsregels aan ontleend zijn. En daarin heeft hij gelijk.

Bij die traditie gaat het om een enorme verzameling vignetjes, korte verhaaltjes over dingen die Mohammed en zijn getrouwen gezegd en gedaan hebben. Die tekstjes zijn lang mondeling overgeleverd voor ze op schrift werden gesteld en ze zijn elk voorzien van een lijst van overleveraars die begint met de oog- of oorgetuige en eindigt bij degene van wie de schrijver ze hoorde. Elke moslim beseft dat er bij dat overleveren van alles mis kan gaan, en dat het in die periode van mondelinge overdracht een koud kunstje was om handelingen en uitspraken aan de profeet toe te schrijven en daar vervolgens zelf een lijstje ‘overleveraars’ bij te verzinnen.

Toen geleerden een eeuw of wat na het ontstaan van de islam die traditie schriftelijk vastlegden hebben ze het merendeel van de verhaaltjes op allerlei gronden weer geschrapt. En vervolgens ontwikkelde zich een hele wetenschap die zich bezighield me de vraag hoe je de betrouwbaarheid van individuele overleveringen kunt inschatten.

De soenna, hoe gezaghebbend als geheel ook, is en blijft een bron van meningsverschillen. De verscheidenheid aan standpunten over het bedekken van hoofd, haar en handen, bijvoorbeeld, komt daar vandaan, en voor meningsverschillen over het besnijden van meisjes geldt dat al evenzeer. De standpunten variëren van besnijden als plicht via besnijden als iets dat niet verboden is maar waarbij grote terughoudendheid past, tot volledige afwijzing omdat deze praktijk elke basis in islamitische wetgeving mist (het standpunt van gezaghebbende geestelijken van Al Azhar, de islamitische universiteit van Caïro). En ten overvloede: dan heb ik het alleen nog over de standpunten in orthodoxe kring. De ondanks alles nog altijd wel degelijk bestaande en omvangrijke groep van gematigde moslims is zonder meer tegen besnijdenis van vrouwen. Vrouwenbesnijdenis presenteren als wezenlijk voor de islam en onverbrekelijk verbonden met de shari’a is dus gewoon onzin.

Volgens Blessing is het van wezenlijk belang om de verbondenheid van vrouwenbesnijdenis en shari’a te beseffen omdat je die praktijk zonder dat inzicht nooit effectief bestrijden kunt. Het principe achter die stelling deugt: als je niet weet waar iets kwalijks vandaan komt, wordt bestrijden snel lastig. Dat die verbondenheid onzin is, verandert daar niets aan, maar nu de premisse verandert, zal ook de conclusie dat doen: wie meent met de strijd tegen vrouwenbesnijdenis de islam te bevechten, komt geheid van een koude kermis thuis.

Het is juist die strijd tegen de islam die de wind in de rug geeft aan stromingen bínnen de islam die vanwege onze vijandigheid enthousiast pleiten voor alles wat het Westen afwijst: de wahhabitische islam die op dit moment in allerlei moslimlanden in opkomst is. Door de islam gelijk te stellen met die radicale stroming laten we de overgrote meerderheid van de islamitische wereldbevolking allerakeligst in de kou staan, en helpen we een wereld creëren en in stand houden waarin vrouwen onderdrukt en verminkt worden. Ik neem graag aan dat Drayer en haar Bering daar niet op uit zijn, maar ’t is wel precies waar hun misvattingen toe leiden.

Bart Voorzanger

vertaler

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.