Dit antwoordt Salwa El-Awa, een universitair docente uit Washington, als haar gevraagd wordt wat de Koran voor haar betekent.* Koranrecitatie is voor moslims heel belangrijk, dat is een open deur. Maar voor veel niet-moslims is moeilijk te begrijpen hóe belangrijk. Als ze bidden, gebruiken moslims teksten uit de Koran. Liturgische teksten, christenen zouden ze zelfs sacramenten noemen. Ooit heeft God deze woorden aan Mohammed ingegeven, en hij heeft ze voorgehouden aan zijn gemeenschap. Als je de tekst hardop voordraagt, zeg je dus de woorden van God zelf. Je zet Gods woorden om in klanken en zo kom je in contact met God, die ze als eerste heeft laten klinken.
Het is geen wonder dat moslims eindeloos met Koranrecitatie bezig kunnen zijn. Het kost jaren voordat je de techniek van het reciteren onder de knie hebt. Niet alleen moet je de tekst uit je hoofd leren, ook moet je de regels voor een goede voordracht kennen. En dan nog is er verschil tussen stijlen: zo sober mogelijk, murattal, of in een versierende melodielijn, mujawwad.
Wat de Koran met je kan doen, is goed te zien in de film Wadjda van de Saoedische regisseuse Haifaa Al Mansour. Wadjda, een 10-jarig meisje, woont met haar ouders in een voorstadje van Riyad. We zien haar eerst op de meisjesschool, waar de leerlingen in uniforme zwarte lange jurken gekleed zijn. Er heerst strikte discipline op de school. Wadjda wil graag een fiets, maar dat mag niet van haar moeder. Een meisje kan zich niet op een fiets in de openbaarheid vertonen. Wadjda besluit zich in te schrijven voor de Koran-reciteer-wedstrijd op school. Als ze wint, kan ze van het geld een fiets kopen.
In de film wordt de zware positie van vrouwen in de Saoedische samenleving gethematiseerd, maar op een onnadrukkelijke manier. “Ik kon geen film maken waarin alle vrouwen onschuldig zijn en ze allemaal vechten voor vrijheid en zo. Dat is niet realistisch”, zegt de regisseuse. “Ik denk dat veel vrouwen poortwachters zijn, een hoop vrouwen bevestigen de waarden… Ik wilde niet alle vrouwen slachtoffer maken en de mannen onderdrukkers.” En zo spelen de vrouwen de rol van poortwachters: de strenge directrice van de school die meisjes angst aanjaagt, de roddels van de moeder en haar vriendinnen, de oma van Wadjda die een tweede vrouw zoekt voor haar vader.
De film speelt zich afwisselend af in het huis van Wadjda en haar ouders, de school van Wadjda en de openbare ruimte (de straat, een winkel, een ziekenhuis). Het contrast tussen buiten en binnen is belangrijk. Dit is de Saoedische wereld door de ogen van vrouwen. De school is het oord waar de regels voor vrouwen er gedisciplineerd ingestampt worden. Het huis is de plek waar, ondanks spanningen, liefde en warmte heerst. Buiten is het terrein waar ontwikkelingen in gang gezet worden, waar het plot gaat kantelen. En tussen die ruimtes door doorweeft de Koranrecitatie het leven, soms als strenge richtlijn, soms als uitzicht op meer. De regisseuse heeft haar Koranteksten, lijkt me, weloverwogen gekozen. Op straat fungeert de Koranrecitatie als oproep voor de mannen om naar de moskee te gaan: ‘Kom naar de salat! Kom naar het heil!’ De vrouwen blijven thuis.
Als Wadjda voor het eerst meedoet met het Koranklasje, moeten zij en de andere 10-jarigen de volgende tekst opdreunen: ‘Jullie die geloven! Gehoorzaamt God en gehoorzaamt de gezant en de gezagdragers uit jullie midden. Als jullie met elkaar twisten, legt het dan voor aan God en de gezant, als jullie in God en de laatste dag geloven; dat is beter voor jullie en een mooiere afsluiting.’ De gehoorzaamheid wordt er op school goed ingepeperd.
Maar de Koran wordt ook thuis gereciteerd, en wel door Wadjda’s moeder. Zij komt met een heel andere tekst: ‘En tot Zijn tekenen behoort dat Hij voor jullie, echtgenotes uit jullie eigen midden geschapen heeft om bij haar rust te vinden. En Hij heeft liefde en erbarmen tussen jullie gebracht. Daarin zijn tekenen voor mensen die nadenken.’
Dat is de richting die de moeder graag zou willen geven aan het gezin, liefde en erbarmen tussen partners. “Je moet de Koran met je hart voordragen”, houdt ze haar dochter voor. Alleen dan kun je de Koranwedstrijd winnen, want dan is het je eigen tekst geworden. Als Wadjda op de dag van de wedstrijd op het podium staat, gaat haar tekst over de verhouding tussen vrouwen en mannen: “De mannen hebben een aandeel in wat de ouders en de verwanten nalaten en de vrouwen hebben een aandeel in wat de ouders en de verwanten nalaten of het nu weinig is of veel: een vastgesteld aandeel.”
Aan beiden, mannen en vrouwen, komt een aandeel toe. Dat door God gegeven aandeel zou centraal moeten staan in de maatschappij. Helaas, de film heeft een bitterzoet einde: de vader van Wadjda bezwijkt voor de druk en neemt een tweede vrouw en tegelijk beseft de moeder wat zij voor Wadjda kan betekenen: Wadjda krijgt haar fiets.
*Michael Ipgrave (2004), Scriptures in dialogue.