Ruim een jaar geleden verscheen De Profeten, de prachtige vertaling van het meesterwerk van de joods-Amerikaanse theoloog Abraham Heschel (1907-1972). Zijn denken over God en mens was onlosmakelijk verbonden met ijver voor recht en gerechtigheid. Samen met Martin Luther King zette hij zich in voor gelijke burgerrechten en tegen de oorlog in Vietnam. Volgens Heschel zijn profeten mannen en vrouwen die niet anders kunnen dan zich verplaatsen in ‘de woede van God’, als onrecht in de wereld ondraaglijk wordt. Zonder zomaar partijgangers van de oppositie te worden, wijzen profeten op misstanden in het verleden en het heden en waarschuwen voor rampspoed die mensen over zichzelf afroepen. Maar ze laten ook zien dat het voor omkeren nooit te laat is.
Verabsolutering van de eigen identiteit
Aan valse profeten die de staat Israël bevestigen in zijn eigendunk en onderdrukkende gedrag is vandaag geen gebrek. Theocratische traditionalisten die van de verabsolutering van hun eigen identiteit maar geen genoeg kunnen krijgen, winnen met hun landroof steeds verder terrein. Ze hebben gebroken met het oorspronkelijke rabbijnse voorschrift om in het Land geen eigen politieke macht te vestigen. Europese rabbijnen waarschuwden eeuwenlang hun gelovigen “de naties van de wereld” niet te imiteren, maar de tijd van de Vervulling, dus van de Masjieach rustig af te wachten. Je kunt dat ook opvatten als het afzien van politieke macht, omdat die geen enkele godsdienst past. De religieus-zionisten keerden deze leer radicaal om en gaven een eigen wijding aan de koloniale landhonger tot op vandaag. Zoals Yehuda Kook (1891-1982) die zijn volgelingen voorhield dat Auschwitz een teken van God zelf was geweest om massaal terug te gaan naar het Land. Hij eiste de Westbank op en wist dat je in Jeruzalem “de Masjieach kan horen marcheren”.
‘Niet op de manier van Joshua’
Toch viel al in de aanvang van het zionisme een principiële kritiek te beluisteren op het nationalistische joodse project. De cultuur-zionist Asjer Zvi Ginsberg (1856-1927), verzette zich tegen Theodor Herzl (1860-1904) om met hulp van de Engelsen een staat alleen voor joden te stichten. Wars van iedere nationalistische agenda pleitte hij voor een joodse spirituele en culturele emancipatie binnen een gedeeld Land.
Judah Magnes (1877-1948) en Martin Buber (1878-1965) gingen verder in zijn spoor. De filosoof Buber waarschuwde de zionisten zich niet van de Arabische bevolking te isoleren, maar zich aan te passen en samen te werken. Voor hem ging het Jodendom als ethisch systeem altijd vóór, op welke staat dan ook. Joden mochten geen “missionarissen van het Westen” worden, vond hij. In de Israëlische geschiedschrijving van Howard Sachar haalt Buber maar vijf verwijzingen, tegen Moshe Dayan 65. Maar nog steeds zit Israël met Dayans veroveringen in de zijn maag, terwijl Buber nog altijd de gewetens aanspreekt.
Bubers medestander, de reformrabbijn Judah Magnes was net als hij lid van de Duits-zionistische vredesbeweging Brit Shalom, opgericht in 1925 die een binationale staat nastreefde. In zijn klassiek geworden essay Like all the nations? (1930) schreef Magnes dat joden het Land niet nog een keer “op de manier van Joshua” zouden mogen betreden. Hannah Arendt (1906 -1975) schreef bij zijn dood: “Magnes was het geweten van het Joodse volk en veel van dat geweten is met hem gestorven, althans voor onze tijd”.
‘Het gaat u geen bliksem aan wie een jood is!’
Maar Yeshayahu Leibowitz (1903-1994) ging verder met het aanspreken van de gewetens. Hij hield grote afstand van de zionistische machthebbers. Toen de atheïst Ben Goerion (1886-1973) voor het eerst de religieuze joodse wetten ging verbinden met het staatsburgerschap brieste Leibowitz: “Het gaat u geen bliksem aan wie een jood is!” Vandaag zou hij dit Netanyahu kunnen hebben toegeroepen.
Leibowitz veroordeelde iedere associatie tussen de joodse religie en de staat. In literair-theologische zin vormde de joodse staat voor hem een herleving van het kanaänisme, een tendens onder joden die al tijdens de Ballingschap koos voor een materialistische, territoriale definitie van Israël bóven een joods bestaan zonder territoriale bestemming. Een staat, vond hij, is in wezen inhoudsloos: “Joodse inhoud verzekert joodse inhoud en voor de rest niets”. Hij beschuldigde Ben Goerion ervan een soort ‘staatsjodendom’ te willen creëren.
Joodse universaliteit
De Amerikaanse joodse filosoof Mark Ellis (1952) bekritiseert vandaag de religieuze hoofdstromen van het Jodendom omdat die zich niet meer ‘profetisch’ profileren. De Joodse religie zou moeten kiezen, vindt hij, voor een onafhankelijk ethisch kompas, dat wijst in de richting van een profetisch engagement met de héle mensheid en niet met de een of andere staat.
Dat profetische engagement vind ik o.a. terug bij de Jeruzalemse rabbijn Jeremy Milgrom. Die schreef in één van zijn columns die te vinden zijn op de website www.kairospalestina.nl: “Nationalisme was op zichzelf nooit een joods ideaal. Aangezien het begrip ‘joodse volk’ alleen zinvol was als een gemeenschap in een Verbond met God, waarin het privilege niet boven de moraal ging.” Dit principe vinden we vandaag o.a. gepraktiseerd door de Rabbi’s for Human Rights die directe hulp geven aan Palestijnse boeren en bedoeïenen die door kolonisten en het leger worden verdrukt. Maar je vindt het ook onder oud-militairen van Breaking the Silence die het stilzwijgen over het optreden van het Israëlische leger in Gaza en elders doorbreken en een bewustwording op gang brengen over wat de bezetting aanricht onder slachtoffers en daders. Ik denk verder aan de mannen en vrouwen van Parents Circle, Palestijnen èn Israëli die een naast familielid hebben verloren door het geweld van de ander. Ze vinden dat zij het levende bewijs zijn dat verzoening mogelijk is. Er zijn tientallen van zulke mensen en groepen. Ze weten zich vandaag wereldwijd gesteund door jonge joodse maar ook christelijke bewegingen die de profetische betekenis van hun optreden herkennen. Het geeft uitdrukking aan een diep verlangen naar joodse universaliteit, die ook Heschel bezielde, die vond dat “de terugkeer naar Zion” alleen zin had wanneer die betekenis zou krijgen “voor àlle mensen”. Profeten gaan niet voor minder.
Dit artikel is een bewerking van een lezing voor een conferentie van Kerk en Israël over Heschel in Westmalle op 12 maart 2014.