Na het vertrek van Nahas en het wegvallen van structurele subsidie, heeft Yoesuf enkele jaren een zieltogend bestaan geleid. Dit jaar heeft (interim-)voorzitter Hubert Fermina met enkele medewerkers achter de schermen hard gewerkt aan het opzetten van een nieuwe organisatie die seksuele diversiteit onder mensen met een biculturele achtergrond en verschillende levensovertuigingen bespreekbaar wil maken. Biculturele weerstanden komen doorgaans voort uit levensbeschouwelijke, religieuze, ethische, familiale of nog andere loyaliteitsconflicten tussen botsende waardenpatronen in een samenleving met grote tempo- en cultuurverschillen in homoacceptatie.

Dankzij grondig werk van Fermina en de zijnen is er een organisatie ontstaan die een degelijke basis heeft bestaande uit een bestuur van mensen met diverse culturele achtergronden, levensovertuigingen en seksuele geaardheid.

In zijn inleiding schetste Fermina de uitgangspunten van Malaica als volgt: Malaica streeft naar het wegnemen van acceptatieweerstanden als gevolg van fricties en frustraties over homoseksualiteit, het in aanraking brengen van mensen met levensbeschouwelijke weerstanden met homoacceptatie, het verminderen van spanningen tussen seksueel, religieus en seculier burgerschap en het bereiken van een nieuw level van homoacceptatie in het volgende decennium. Doel hiervan is het vergroten van de ontwikkelingsvrijheid en handelingsruimte om naar eigen inzicht vorm te kunnen geven aan zelfacceptatie en maatschappelijke acceptatie van seksueel burgerschap van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen, transgenders en queermensen.

Malaica wil dit bereiken door middel van dialoogactiviteiten. Heel concreet: betrokkenen met levensbeschouwelijke en biculturele bezwaren worden ‘ingewijd’ in de ideeën van homoacceptatie. Hierbij zijn openheid, communicatie en kennisuitwisseling noodzakelijk. Daarnaast werkt Malaica met een aantal zogenaamde acceptatieambassadeurs. Dit zijn vier mensen met een Turkse, Arabische, Chinese en Surinaams/Hindoestaanse afkomst die hebben toegezegd het onderwerp seksuele diversiteit in hun cultureel/etnische groep bespreekbaar te gaan maken.

Ten slotte heeft Malaica met een aantal organisaties een alliantie gesloten om het komende jaar gezamenlijk via verschillend dialoogbijeenkomsten het onderwerp seksuele diversiteit binnen de betreffende organisaties bespreekbaar te maken. Dit jaar zijn dat de Surinaams/Hindoestaanse stichting Vikaash, de stichting Diversiteitsland, een maatschappelijke organisatie voor cultuurontmoeting en participatie, en de Afrikaans-christelijke Triumphant Faith Chapel.

Na de bekendmaking van de namen van de bestuursleden, acceptatieambassadeurs alliantiepartners en diverse inleidingen, kreeg schrijver publicist Stephan Sanders de gelegenheid om zijn mening te geven over hetgeen hij gehoord had. En: hoe staat hij tegenover ontwikkelingen op het gebied van de acceptatie van seksuele diversiteit? Hij heeft, zo noemde hij het zelf, in de loop der jaren door zijn persoonlijke ervaringen met diverse culturen een gevoelig oog voor alle nuances tussen roze en zwart ontwikkeld. Als men hem twintig jaar geleden gevraagd zou hebben zijn visie te geven op het onderwerp, dan had hij ongetwijfeld verbaasd gereageerd met de vraag: “Maar dit is toch klaar?” Niets is echter minder waar. Ondanks het hoogtepunt van de gelijke behandeling van homo’s door het openstellen van het burgerlijk huwelijk voor paren van gelijk geslacht, is de situatie de afgelopen jaren eerder verslechterd dan verbeterd. Niet alleen de in de afgelopen jaren in Nederland geïmporteerde orthodoxe islam is zeer homonegatief, ook de houding ten aanzien van seksuele diversiteit binnen bijvoorbeeld de voetbalwereld is bedroevend intolerant. Maar ook orthodox- christelijke kerken en partijen zijn erg intolerant. Zo mag je van de SGP wel homo zijn, maar je mag je de homoseksuele daad niet verrichten.

Nederland is een belijdenisland. Als je ontdekt dat je je tot het eigen geslacht aangetrokken voelt, is het gebruikelijk dat je op een zeker moment je omgeving hierover informeert (de zogenaamde coming out) en dat je vanaf dat moment openlijk als homo, bi of transgender door het leven gaat. Hoe anders gaat het er in andere culturen aan toe. Sinds enkele jaren getrouwd met een Caribische man, is Sanders volledig door zijn schoonfamilie geaccepteerd zonder dat het woord homoseksualiteit ooit is gevallen. Jaren daarvoor was hij met zijn toenmalige Algerijnse vriend bij diens familie op bezoek. In de kleine woning was het overduidelijk dat hij met zijn vriend in één bed sliep, zonder dat daar verder over gesproken werd. De enige vraag die door de oude moeder gesteld werd was: “Wie maakt er bij jullie de gootsteen schoon?” Met andere woorden: wat je tussen de lakens doet gaat mij niets aan, zolang je je huishouden maar op orde hebt. Hoezo intolerant?

Cynisch stelde Sanders dat de komt van moslims naar Nederland indirect toch goed geweest is voor de homo-emancipatie. Nederlanders houden als het puntje bij paaltje komt uiteindelijk meer van hun homo’s dan van hun islamitische medelanders. Het valt hem ook op dat er de afgelopen jaren zelfs binnen de top van het CDA drie openlijk homoseksuelen op belangrijk functies zitten, zonder dat daar binnen de partij moeilijk over gedaan is. Maar uiteindelijk is de balans toch negatief. Veel buitenlanders die om verschillende redenen naar Nederland zijn gekomen vanwege het vermeende homotolerantie klimaat, moeten hier tot hun stomme verbazing vechten voor het recht op hun seksuele geaardheid.

Toch toonde Sanders begrip voor nieuwe Nederlanders van de tweede en derde generatie. Zij zitten vaak klem tussen loyaliteit naar hun ouders, geloof, cultuur en tradities. Deze tradities zijn veel sterker dan bij ons, maar nog niet eens zo gek lang geleden hielden deze ook veel Nederlandse homo’s in hun greep. Daarom riep hij jonge allochtone holebi’s op in verzet te komen tegen hun ouders, daarbij terugdenkend aan zijn eigen jeugd. Het generatieconflict heeft hem uiteindelijk veel goeds gebracht zonder dat hij daardoor de goede relatie met zijn ouders heeft verspeeld. Sanders denkt ook dat allochtone ouders uiteindelijk trots sullen zijn op hun kinderen, ook al voldoen zij niet aan de heteroseksuele norm die hun ouders hanteren. Door voor zichzelf op te komen, verwerven zij actief een plekje in de Nederlandse samenleving, waardoor zij het net iets verder zullen schoppen dan hun ouders. En dat is iets waar uiteindelijk de meeste ouders trots op zijn.

Aan het eind van zijn verhaal stelde Sanders dat er niet iets aparts als homorechten bestaat. Er bestaan alleen burgerrecht en individueel recht, die iedereen hetzelfde recht geven. Bijvoorbeeld het seksuele geboorterecht. Elk mens heeft recht op het ontplooien en beleven van de seksualiteit die vanaf de geboorte in haar of hem zit, of je nou hetero, homo, bi of transgender bent. Het individu dient op dit gebied voorrang te hebben boven de groep.

Naar aanleiding van het verhaal van Sanders ontstond onder het publiek een discussie op het recht om anders te mogen zijn. Een oudere man constateerde dat als hij door de Reguliersdwarsstraat in Amsterdam loopt (voorheen hét uitgaanscentrum voor homo’s), het grootste deel van de voorbijgangers grijs is. Waarop een jongere deelnemer reageerde met de opmerking dat hij het liefst met zijn man met drie geadopteerde kinderen en een kat op schoot in de caravan zit. De vraag reist dus of de Nederlandse homobeweging, voor zover daar al een eenheid in te vinden is, aan het vertrutten is. Sinds homo’s mogen trouwen, lijkt het er op dat de meeste homo’s het liefst ‘zo normaal mogelijk’ willen zijn. Je mag niet meer afwijken van de norm. Binnen de lhbt-wereld blijkt net zo goed onderscheid gemaakt te worden tussen wat wel en niet kan als door hetero’s. Je mag wel homo zijn, maar je mag het niet openlijk ten toon spreiden. En: je mag niet gelovig zijn. Homo’s schelden biseksuelen uit. Huiselijkheid is taboe. Aan de Gay Pride meedoen is stereotyperend. Er werd ook gepleit voor het recht om anders te mogen zijn. Iedereen moet kunnen doen wat hij of zij prettig vindt, zonder anderen te verketteren. Als je knus met de kat op schoot op de bank wilt zitten moet dat kunnen, maar als je in een roze tutu over straat wilt lopen ook.

Aan het eind van de bijeenkomst, tijdens het wachten op minister Plasterk die de naam zou komen onthullen, verscheen wintipriesteres Marian Markelo in traditioneel Surinaams kostuum. Zij beklaagde zich over het feit dat als het over Surinamers en religie gaat er nooit over winti (het Surinaamse volksgeloof) gesproken wordt. Daarom nodigt ze zichzelf maar uit bij dergelijke bijeenkomsten. Ze legde kort uit wat winti inhoudt en vertelde dat de nieuwe generatie priesters en priesteressen een zeer open houding heeft ten aanzien van seksuele diversiteit. Als er bijvoorbeeld ouders bij haar komen omdat hun kind homo of lesbisch is, spreekt zij met de ouders over het anders zijn van hun kind en hoe zij daar het beste mee om kunnen gaan. Met de jongere zelf voert zij ik-versterkende rituelen uit om hem of haar te ondersteunen bij zijn of haar persoonlijke ontplooiing.

Omdat de minister na een lange middag in de Tweede Kamer waar hij over homo-emancipatie sprak uiteindelijk afbelde omdat hij in de file stond, werd toch de nieuwe naam onthult en konden de deelnemers na een lange middag met een vol programma eindelijk aan een hapje en een drankje.

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.

Nico Lippe

Gender-en seksuele diversiteitsactivist, coördinator voorlichting Biseksualiteit

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.