Wat blijkt: de achtergrond van docenten speelt voor leerlingen nauwelijks een rol. Zelf heb ik een multiculturele achtergrond. Dit vertel ik aan de leerlingen in het begin van het schooljaar. Soms stelt een leerling daar een geïnteresseerde vraag over, maar verder is het voor leerlingen helemaal geen issue, ze weten het wel maar zijn daar helemaal niet mee bezig. Toch blijkt tijdens gesprekken in de klas dat leerlingen er heel diverse denkbeelden op na houden over ‘andersdenkenden’. Opvallend is dat die denkbeelden niet op de ‘andersdenkende’ medeleerling of op de docent slaan. Blijkbaar is er toch een verschil tussen de directe omgeving en daarbuiten. Onder ‘andersdenkenden’ versta ik dan nu even de religies en overtuigingen van leerlingen die in de minderheid zijn.
Leerlingen hebben mijn inziens een veel pragmatischer houding tegenover ‘andersdenkenden’ dan vaak wordt verondersteld. Daar hoort wel een hele grote mits bij; medeleerling en docent moeten zich dan ook binnen de kaders van de geldende mores houden. Maar hoe draag je die mores, die ongeschreven regels en afspraken dan over als dan niet vanuit thuis kan gebeuren? Dat lijkt mij een uitgesproken taak voor het vak levensbeschouwing.
Levensbeschouwing? Dat is toch godsdienstles? Op de open dag van onze school hoor je de ouders van toekomstige brugklassers vaak deze vraag stellen. In mijn antwoord aan ouders vertel ik dan over de ontwikkeling van godsdienst/schoolcatechese naar levensbeschouwing. We laten niet onze joods-christelijke schooltraditie los, maar profiteren van de vragen, antwoorden en uitdagingen die ons gegeven zijn uit die traditie.
Levensbeschouwing zou mijn inziens moeten gaan over de direct voelbare en aanwijsbare ervaringen van de leerlingen. In het schoolvak zouden hun eigen leven, dagelijkse ervaringen, hun leefwereld, relaties en hun vragen centraal moeten staan. De leerling zal moeten leren zijn eigen levensvisie onder woorden moeten leren brengen, en zal daarbij vaak met vragen worden geconfronteerd.
Het schoolvak levensbeschouwing gaat dus uit van de concrete ervaringen van de leerling. Omdat het schoolvak levensbeschouwing in principe alleen zal worden aangeboden op ‘bijzondere scholen’, zit er een dieper religieus verstaanskader vanuit de traditie aan verbonden. In het schoolvak levensbeschouwing betekent dit voor mij dat het leven wordt behandeld als een zinvol geheel. De leerlingen kunnen posities benoemen die religies/tradities innemen over mensbeelden en reflecteren op vragen naar het zijn, de zinvraag.
Doordat de leerling kennis opdoet van levensbeschouwelijke praktijken en over zichzelf kan hij reflecteren op zichzelf. Die reflectieve vaardigheid wordt duidelijk gemaakt in een oriëntatieproces op toekomstige opleiding en beroep en draagt daarmee bij aan een grote mate van burgerschapsvorming. De pedagogische functie voor het vak levensbeschouwing is een socialiserende/burgerschapsvormende functie. Socialisering moeten we dan in de moderne variant begrijpen: het gelijktijdig ontwikkelen van persoonlijke en sociale identiteit, niet het klakkeloos overnemen van de oude maatschappijstructuur en religieuze structuren. Daarbij hoort een proces van vragen stellen, aan zichzelf maar ook aan anderen. Met als doel om zo spelenderwijs zichzelf en de ander beter te leren begrijpen en samen een succesvolle toekomst tegemoet te gaan in onze mooie samenleving.