Wij legden iedereen zeven vragen voor:
- Wat betekenen de beelden ‘moederland’ en ‘vaderland’ voor jou?
- Waarnaar heb je heimwee als je denkt aan je moederland en/of je vaderland?
- Hoe verhoudt je vaderland zich tot je moederland?
- Is er een niemandsland?
- Waar zie je grenzen tussen jouw vaderland en dat van anderen? En tussen jouw moederland en dat van anderen?
- Waaraan ben je trouw?
- Waar ligt je toekomst?
Dit zijn abstracte vragen. Toch helpen ze om het gesprek op gang te brengen.
Vraag 1 is een open vraag. Belangrijk is dat mensen de mogelijkheid krijgen om open uit te leggen wat de beelden ‘moederland’ en ‘vaderland’ bij hen oproepen. Om het gesprek op gang te helpen, kunt u beginnen met vragen waarbij mensen kunnen vertellen welke herinneringen ze hebben aan het land en de sfeer van hun kindertijd. Waar liggen je wortels? Waar voel je je thuis?
Je kunt mensen vragen een voorwerp mee te nemen dat een verbinding legt met hun herinnering. Of je kunt een aantal afbeeldingen neerleggen en mensen laten kiezen uit een beeld dat hen verbindt met hun herinnering.
Vervolgens kan het gesprek komen op de term ‘vaderland’. Dit kan bijvoorbeeld associaties oproepen met trots en idealen. Met welke waarden heeft je vaderland te maken? Welke gebeurtenissen in de actualiteit brengen bij jou de term ‘vaderland’ naar boven? Gaat het altijd om trots of is er ook schaamte verbonden met ‘vaderland’? Is je vaderland een plaats of is het meer een ideaal?
Ook hierbij kan het helpen om concrete voorwerpen mee te nemen of te kiezen uit een aantal beelden die ‘vaderland’ symboliseren.
Bij vraag 2 kun je mensen vragen om te vertellen over een ding of een plaats waaraan ze bijzondere herinneringen aan hebben, of over een familielid of een vriend. Missen ze die? Waarom?
Vraag 3 nodigt mensen uit om na te denken of het schuurt tussen (herinneringen aan) ‘moederland’ en ‘vaderland’. Hoe breng je beide in balans? Wij brachten het gesprek op gang door te vragen naar het land en de sfeer van de kindertijd. Hoe zagen die eruit? En wat is er veranderd? Past dat verhaal (nog) in hoe iemand Nederland nu ervaart?
Vraag 4 kan helpen om mensen de ruimte geven om te vertellen over gevoelens van ontheemding of ontworteling. Wanneer voelt iemand zich in een niemandsland? Vraag iemand waar hij/zij aan denkt en of hij/zij hierover kan vertellen.
Vraag 5 nodigt uit om na te denken over wat er gebeurt als er grote verschillen zitten tussen de ervaringen, gevoelens en idealen van de een of de ene groep, en die van de ander. Wie bepaalt welke identiteit je hebt? Wie stelt de grenzen tussen de ene groep en de andere eigenlijk vast? Heb je daar zelf iets over te zeggen? Of ziet iemand zichzelf juist als een grensbewaker?
Vraag 6 kan het gesprek nog verder verdiepen door te vragen naar waar(mee) mensen zich vertrouwd voelen. Als iemand dat kan verwoorden, kun je ook vragen wat kan maken dat iemands vertrouwen beschaamd wordt. Wanneer is iemands vertrouwen verstoord? En wie heeft jou geleerd om te vertrouwen?
Tenslotte kan vraag 7 het gesprek op gang helpen hoe iemand de toekomst van zijn of haar plaats in Nederland ziet. Waar voel je je thuis? Waar wil je thuis zijn?
Zelf aan de slag
De vragen kunt u gebruiken om zelf iemand te interviewen. Organiseer een gesprek waarin u iemand interviewt aan de hand van de zeven leidende vragen uit deze brochure. Enkele mogelijkheden om het gesprek te organiseren zijn:
- Maak tweetallen, waarbij één iemand interviewt en de ander vertelt. Neem hiervoor minstens een half uur de tijd.
- Begin met vraag 1 en laat mensen vrij associëren.
- Stel vraag 2 centraal en vraag aan de aanwezigen of er een herinnering aan een ding bij hen opkomt. Vraag hen dit ding te beschrijven en waarom dit beeld zo belangrijk voor hen is.
- Maak een word cloud
- Stel de vraag centraal welke beelden, gevoelens en ervaringen deze vragen oproepen.
- Stel de vraag centraal die vraag het meest aanspreekt en waarom.
- Stel de vraag centraal welke vraag men lastig vond en waarom.
Open gesprek
Het doel van deze gesprekken is het voeren van een open gesprek. Via dat gesprek leer je je te verplaatsen in de emoties van een ander en van jezelf. Het maakt dan niet uit of iemand onlangs naar Nederland is gemigreerd en zich moet inpassen in een nieuwe cultuur en samenleving, of dat iemand al generaties lang hier woont. Iedereen kan een gesprek voeren. Je hoeft zelf geen migratieverhaal te hebben om je toch een beeld te kunnen vormen bij gevoelens van vertrouwdheid, vervreemding en verlangen. De zeven leidende vragen halen thema’s naar voren als: trots, thuis, verdeelde loyaliteit, veiligheid, erkenning. Iedereen heeft een verhaal.