Het algemeen belang mag niet ondergeschikt zijn aan politiek getouwtrek. Het touwtrekmodel leverde in de laatste decennia geen beleid op waarmee het algemeen belang werd gediend. Dat is niet vreemd: touwtrekpolitiek schept winnaars en verliezers, en niet iedereen kan evenveel kracht zetten.
Toch zouden democratie en algemeen belang moeten kunnen samengaan. Daarvoor hebben we twee dingen nodig: Burgerberaden, zoals in een volgend artikel wordt beschreven, en idealen. Over idealen gaat dit artikel.
Wat zijn idealen?
Idealen bevolken een klasse van begrippen met vier noodzakelijke kenmerken.
(1) Zij wekken betrokkenheid en enthousiasme. Als ik warm loop voor een begrip als vrijheid, solidariteit, rechtvaardigheid of vrede en me ervoor wil inzetten, is het een ideaal geworden. Andere begrippen, zoals theedoek, update of persoonsvorm, wekken die diepe betrokkenheid niet.
(2) Het tegenovergestelde van een ideaal is geen ideaal: rechtvaardigheid – onrecht-vaardig¬heid, vrijheid – onvrijheid, vrede – oorlog. Dus het tegendeel van een ideaal wekt geen betrokkenheid en enthousiasme.
(3) Idealen zijn universeel. Niemand is uitgesloten van hun gelding. Je kunt niet werkelijk rechtvaardigheid willen die alleen voor jouzelf of jouw groep geldt. Dat is dan namelijk geen rechtvaardigheid maar een mooiklinkende term voor een eigenbelang of groepsbelang. Iemand die zich op ‘vrijheid’ beroept om anderen in hun bewegingsvrijheid te beperken, wil geen vrijheid maar een privilege. Dit bedoelde Martin Luther King toen hij vanuit de gevangenis schreef: “Onrecht, waar dan ook, bedreigt rechtvaardigheid overal.” Deze universaliteit kun je ook inclusiviteit noemen.
(4) Idealen zijn niet tegenstrijdig aan elkaar. Met andere woorden, rechtvaardigheid en vrede, solidariteit en vrijheid en gelijkheid botsen niet. De verwerkelijking van de een hoeft niet ten koste te gaan van die van de ander. Sterker nog: de verwerkelijking van de een berust op de die van de ander. Ergens weten we dat vrede zonder rechtvaardigheid geen vrede is, en vrijheid zonder gelijkheid geen vrijheid. Dit noem ik coherentie. Niet alleen idealen hangen samen, ook de problemen waarmee ze corresponderen. Martin Luther King: “De problemen van racisme, economische uitbuiting en militarisme zijn met elkaar verweven, we kunnen het een niet oplossen zonder het ander.”
Deze definitie van idealen is natuurlijk niet logisch dwingend. Als het overtuigt, dan door de ervaring die we ermee hebben. Wie bij zichzelf te rade gaat, kan vaststellen: “ja, zo leven idealen in mij”. Wie bij zichzelf geen idealen vaststelt, kan er niets over zeggen.
Deze definitie heeft twee voordelen. Ten eerste schept het de kans om het algemeen belang concreter in te vullen, namelijk door over idealen te spreken met elkaar. Zij geven een eerste invulling aan het algemeen belang. Je kunt elke concrete politieke oplossing afmeten aan idealen om te zien in hoeverre het in dienst staat van het algemeen belang. Als een ideaal erdoor wordt geschaad, dan weet je genoeg.
Ten tweede laat deze definitie het algemeen belang harmoniëren met persoonlijke vrijheid. Want idealen vertegenwoordigen het beste in ons. Ze vormen onze missie, onze identiteit. Anders zou je in het algemeen belang een soort groepsdwang kunnen vrezen, een gemiddelde waaraan iedereen zich onder dwang moet aanpassen. Maar zo is het niet.
We zullen in het vierde deel uit deze serie zien dat idealen ons ook kritisch laten kijken naar de structuur van de samenleving. Het idee van de vrije markt wordt dan tegen dit licht gehouden.
Idealisme: wakker zijn, dromen en slapen
Van idealisme is sprake als iemand zich laat leiden door idealen. Sommigen zien idealisme als een teken van naïviteit, als utopisme. Mensen zijn immers van nature egocentrisch en onverzadigbaar? Ze zullen toch altijd hun eigenbelang verdedigen? Het lastige van dat soort opvattingen is dat zij realistisch lijken maar net zo weinig empirische onderbouwing hebben als de tegenovergestelde bewering (“de meeste mensen deugen”). Hoogstens vormen beide een selffulfilling prophecy: als je ervan uitgaat dat iedereen zo handelt, doe jij het ook, en dat overtuigt weer anderen enzovoorts. (Overigens kun je die besmettelijkheid gebruiken en om die reden genereus en helpend gedrag te laten zien: dat is iets waar maken.)
Het bestaan van eigenbelang is natuurlijk geen argument tegen het nut van idealen. We kunnen idealen moeilijk verwijten dat ze geen werkelijkheid zijn zoals honger en brood. Idealen bieden een maatstaf waarmee we de werkelijkheid moreel beoordelen. Ze zijn er om de werkelijkheid mee te confronteren en beoordelen. Idealisme schaft het eigenbelang niet af. Het stelt er alleen paal en perk aan, uit vrije wil.
Idealisten worden soms weggezet als dromers. Dat klopt echter niet. De spanning tussen ideaal en werkelijkheid houdt hen juist wakker. Op die beeldspraak doordenkend, kun je juist zeggen dat niet-idealisten slapen! Want zij accepteren de structuur van de samenleving, vaak zonder dat zij zich realiseren dat zij daarmee onrecht laten bestaan.

Het kwadrant (zie afbeelding) verduidelijkt de positie van idealisme. Het is gebaseerd op twee tegenstellingen: die tussen algemeen belang en privilege, en die tussen realisme en het ontkennen van de werkelijkheid, of beter gezegd, je ogen sluiten voor feiten die je niet uitkomen.
Conservatieven vinden, in de veelgeciteerde woorden van Frank Wilhoit, dat de in-groep wordt beschermd door de wet, maar zich er niet aan hoeft te houden, en een out-groep niet beschermd hoeft te worden door de wet maar zich er wel aan moet houden. Conservatisme, kortom, beschermt privileges ten koste van de rechtsstaat.
Utopisten streven naar het algemeen belang maar hun geloof in een blauwdruk, zoals communisme of sharia, die iedereen gelukkig zal maken is zo sterk dat ze bereid zijn om weerstand te breken. Zij sluiten hun ogen voor de weerbarstige werkelijkheid en voor hun eigen hypocrisie.
Fascisten zijn ook bereid om weerstand te breken en feiten te ontkennen die hen niet uitkomen. Maar zij doen dit om privileges te verdedigen, ten opzichte van andersdenkenden en kwetsbare minderheden die als levensbedreigende vijand worden afgeschilderd.
Voor zowel utopisten als fascisten geldt dat zij gevoelig zijn voor samenzweringstheorieën. Hoe kritisch zij ook kunnen denken, de bewijsvoering voor zulke theorieën hoeft aan weinig andere eisen te voldoen dan dat het eigen gelijk bevestigd wordt en de minachting voor de tegenstander erdoor oplaait.
Leiders die vertrouwen wekken
Idealisme is niet voor bange of gulzige mensen. Het vereist moed om te geloven in het algemeen belang. Je moet durven vertrouwen dat, als je een eerlijke verdeling nastreeft, er genoeg overblijft voor jouzelf en de jouwen. Dat vertrouwen kan gemakkelijk verdampen. Het verdedigen van eigenbelang is immers besmettelijk. Als een CEO een hoger salaris krijgt, als de buren een SUV kopen of een alarmsysteem, dan willen anderen het ook.
Goede leiders voorkomen die besmettelijkheid. Zij benadrukken dat wij met alle anderen verbonden zijn, in plaats van in competitie met hen. Zulke leiders waren Emmeline Pankhurst, Gandhi, F.D. Roosevelt, Martin Luther King, Desmond Tutu en Wangari Maathai.
In het neoliberalisme daarentegen worden wij tegen elkaar opgezet en laat de overheid het ongelijke speelveld intact.
Het vergt een gezamenlijke inspanning van scholen, media, opvoeders, overheid om het idee voelbaar te maken dat mensen niet los verkrijgbaar zijn: wij zijn mens dankzij de anderen – en dankzij de aarde als levend ecosysteem. Wat jou helpt, helpt daarom mij. Wat ons helpt, moet de aarde helpen en zo toekomstige generaties.
Daar kun je lang over doorpraten. Laten we dat doen, met steeds meer mensen.
Volgende week: democratisch maar zonder verkiezingen het algemeen belang bepalen.