Een jaar geleden, eind januari 2023, plaatste Nieuw Wij een oproep tot deelname aan mijn lopend onderzoek naar de ervaringen van vrouwen die het geloof verlaten in het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Daarop volgden vele reacties, en reisde ik het hele land door om levensverhalen op te tekenen. Daarbij viel mij de grote diversiteit aan religieuze achtergronden op, maar ook veel gedeelde ervaringen.
Voor dit essay start ik vanuit het gevestigde onderzoeksveld van geleefde religie. In dat veld is een veelgehoorde observatie van onderzoekers dat religieus leven is gebaseerd op alledaagse ervaringen gevormd door constructies van gender, seksualiteit en ras. Deze observatie is voor mij een opstap om te veronderstellen dat hetzelfde opgaat voor het verlaten van geloof en/of religieuze gemeenschap: dat kan bijna niet anders dan ook een alledaagse gegenderde, seksuele en geracialiseerde ervaring zijn. In plaats van mijn gesprekspartners enkel te vragen naar waarom ze hun geloof verloren, onderzocht ik hoe ze zich losmaakten van hun geloof en gemeenschap door alledaagse ervaringen van lichamelijkheid en sociale relaties.
Sinds april 2022 werk ik aan dit onderzoeksproject dat door een Marie Skłodowska-Curie Individual Fellowship (EU) wordt gefinancierd. Tussen oktober 2022 en mei 2023 verzamelde ik zestig verhalen via persoonlijke of online levensverhaal-interviews. Ik zocht naar potentiële gesprekspartners met joodse, christelijke en islamitische achtergronden via relevante organisaties en initiatieven in Engeland en Nederland, en stuurde mijn oproep voor onderzoeksdeelnemers door via hun netwerken, evenals die van mij zelf. De deelnemers waren 57 vrouwen, één man, één agender persoon en één genderfluïde persoon. De leeftijd varieerde van 19 tot 71 jaar. Vele verschillende religieuze achtergronden waren vertegenwoordigd: anglicanisme, katholicisme, Jehova’s Getuigen, de Mormoonse Kerk, de Grieks-orthodoxe Kerk, orthodox Jodendom en de pinksterbeweging, alsook evangelische, soennitisch islamitische en verschillende calvinistisch gereformeerde tradities, de apostolische gemeenschap, de nieuw-apostolische kerk en de wereldwijde kerk van God. Ik analyseerde de levensverhaal-interviews met oog voor de rol van sociale relaties, de religieuze gemeenschap, individueel geloof, vrouwelijkheid, seksualiteit, racisme en belangrijke levensgebeurtenissen in processen van religieverlating.
Gender, seksualiteit, ras
In veel van de levensverhalen kwamen onderwerpen aan bod die verband houden met constructies van gender, seksualiteit en ras. Veel vrouwen spraken bijvoorbeeld over eerbaarheid, huwelijk, moederschap, queer verlangens, racisme en islamofobie. Soms werden worstelingen met gegenderde en seksuele lichamelijkheid en raciale structuren gepresenteerd als directe aanleiding voor geloofsverlies en het verlaten van de religieuze gemeenschap. Vaker waren deze onderwerpen niet directe aanleiding voor vertrek, maar werden ze niettemin beschouwd als van belang in verschuivingen op vlak van geloof en zelfverstaan. Regelmatig werd geloofsverlies en/of het verlaten van de religieuze gemeenschap niet voorgesteld als een eenduidige breuk of een eenzijdige ontsnapping aan zaken die onaangenaam, teleurstellend of kwetsend werden ervaren: gesprekspartners vertelden hoe zij blijven nadenken over, en omgaan met, opvattingen over vrouwelijkheid, seksualiteit, sociale relaties en geracialiseerde verhoudingen. Dit zijn onderhandelingen die vaak voortduren nadat geloof dan wel gemeenschap zijn achtergelaten.
In wat volgt, verken ik drie terugkerende thema’s: 1) gegenderde lichamelijkheid; 2) queer kwesties en verlangens; en 3) de gevolgen van racisme en islamofobie. Ik zal tonen dat we, door aandacht te schenken aan hoe gerelateerde onderwerpen worden besproken, kunnen nadenken over religieverlating voorbij de geijkte waarom-vraag.[1]
Gegenderde lichamen
Een manier waarop gegenderde lichamelijkheid naar voren komt, is door het onderwerp van vrouwelijke ingetogenheid en eerbaarheid. Zo gaven verschillende vrouwen die hun islamitische geloof verloren commentaar op wat zij zagen als de dubbele standaard met betrekking tot de seksualiteit van tienerjongens en volwassen mannen versus tienermeisjes en volwassen vrouwen. Soms, ook als vrouwen het niet eens zijn met deze dubbele standaard, merken ze toch dat gegenderde seksuele normen onderdeel zijn geworden van de manier waarop zij hun eigen lichamen zijn gaan ervaren. Zo vertelde Norah, een 26-jarige Marokkaans-Nederlandse vrouw, dat ze de seksualisering van haar lichaam wil afleren om zich prettig te kunnen voelen in de kleding die ze vandaag de dag graag draagt. Bovendien vindt ze dat ze moet leren zichzelf een seksueel wezen te zien – en dat het acceptabel en normaal is in plaats van beschamend dat jonge vrouwen seksueel verlangen ervaren.
Norah’s opvatting dat ze belichaamde normen rond vrouwelijke ingetogenheid en eerbaarheid moet afleren om tot alternatieve manieren van in haar lichaam zijn te komen, zag ik terug in veel levensverhalen van vrouwen afkomstig uit verschillende christelijke tradities en gemeenschappen in zowel het Verenigd Koninkrijk als in Nederland. Het onderwerp raakte vooral een gevoelige snaar onder degenen die de Mormoonse Kerk en evangelische of pinksterkerken verlieten, of reguliere kerken beïnvloed door evangelische vertogen en trends.
Zo vertelde Mia, een 40-jarige witte Britse vrouw, dat haar leven volledig ingebed was in de Mormoonse Kerk, en haar Mormoonse familie en gemeenschap. Dit liet haar lang geborgen en veilig voelen. Haar toenemende kritiek op normen rond ingetogenheid en eerbaarheid zorgde er echter voor dat ze zich op een gegeven moment niet meer in staat voelde haar rol als lerares te vervullen. Ze kon het niet meer opbrengen de meisjes in haar gemeente te leren ingetogen en bescheiden te zijn in hun verhouding tot jongens en mannen, en hen primair te doen uitzien naar een huwelijk. Ze ging over tot een subtiele herfomulering van haar onderwijs aan meisjes, totdat haar geloof ineen klapte als gevolg van plotselinge veranderingen in haar gezinsleven. Nu ze de Mormoonse Kerk heeft verlaten, voelt ze zich ongemakkelijk over haar lichaam. Ze vindt dat ze de bescheidenheidsnorm die ze belichaamt, moet afleren. Dit moeten ont-leren en opnieuw leren veroorzaakt spanning, wat Mia uitte door te benadrukken dat ze “nog steeds te Mormoons is voor de niet-Mormoonse wereld”.
Sommige gesprekspartners waren van mening dat normen op het gebied van gender en seksualiteit, en de fundamentele gender tweedeling waarop deze berusten, hun welzijn en gezondheid op volwassen leeftijd hebben geschaad. Sommigen hebben professionele hulp gezocht om te leren omgaan met het huwelijk of kinderloosheid, of om gender niet-binariteit te omarmen. Een aantal vrouwen vertelde dat ze blijvend moeten leren leven met de schade die hen door seksueel misbruik is toegedaan. Sommigen stelden de gender- en seksualiteitsnormen van hun voormalige gemeenschappen verantwoordelijk voor het kwetsbaar maken van meisjes en vrouwen voor misbruik.
Onmogelijke onderwerpen
Een aantal gesprekspartners omschreef zichzelf als lesbisch, biseksueel, panseksueel of niet-binair. Hun levensverhalen getuigen van de ervaring niet deel uit te kunnen maken van de religieuze gemeenschap waar ze lang toe behoorden. Omdat ze geen mogelijkheden meer voor zichzelf konden voorstellen, soms nadat ze van binnenuit queer kritieken hadden geuit, gingen ze hun posities, en soms zichzelf, zien als ‘onmogelijk’. Na een opeenstapeling van gevoelens van misplaatstheid, teleurstelling, woede of pijn, verlieten zij hun religieuze gemeenschappen. Ik noem deze vorm van religieverlating een queer weigering.
Drie vrouwen vertelden wat ik omschrijf als ‘queer-achtige’ verhalen. Deze gesprekpartners identificeerden zich niet of met tegenzin als LHBTQI+. In hun levensverhalen kwamen echter jeugdige queer verlangens naar voren. Indertijd was er voor deze jonge vrouwen geen terminologie voor handen om hun ervaringen te begrijpen of positief te bezien. Fien, een witte Nederlandse vrouw van 31 jaar oud, vond het triest dat de pinksterkerken die zij heeft gekend jonge mensen niet aanmoedigden om na te denken over seksuele en genderdiversiteit. Tegen het einde van ons gesprek benoemde ze meermaals verliefd te zijn geweest op vrouwen:
[I]k kan me wel veel van dat soort vrouwelijke crushes herinneren, maar ik stond er als tiener echt oprecht niet bij stil dat die seksualiteit een ding was. Dat dat kon of dat dat een optie was. Ik dacht: ik vind mannen ook leuk dus ik val gewoon op mannen. Ik heb ook nooit echt toen daar wat verder mee ontwikkeld of gedaan. Ik denk dat je daar wel een beetje in beperkt wordt als je opgroeit in de kerk. En misschien als meisje nog wel meer, omdat je ook nog wordt geleerd dat je vooral niet naar buiten moet treden met je seksualiteit. […] Een deel van het verdriet en de rouw nadat je het geloof vaarwel zegt, is dat je denkt: wie had ik kunnen zijn zonder al deze ballast? Of wie had ik kunnen zijn als ik in een vrijere omgeving was opgegroeid? Dat je ook een soort van rouw hebt naar een persoon die je niet kent, maar die er misschien potentieel wel in zit.
De drie vrouwen kijken met spijt terug op hun verliefdheid op meisjes. Later in hun leven vonden ze mannelijke romantische partners en bouwden ze heteroseksuele relaties op. Eén van hen is later gescheiden van haar gewelddadige echtgenoot. Twee ervan hebben relaties die ze beschrijven als gelukkig en bevredigend. Deze vrouwen leiden op geen enkele manier een queer leven; queerheid komt slechts tot uiting in jeugdherinneringen. De redenen voor religieverlating hadden weinig te maken met LHBTQI+ onderwerpen of verlangens. Hun verhalen, en de spijt die ze overbrengen, wijzen op een verlies aan potentiële queer levens en verbeeldingskracht. Dit is niet alleen een verlies voor individuele vrouwen zelf, maar ook, zo denk ik, voor hun religieuze gemeenschappen. Het zijn verhalen die nieuwsgierigheid oproepen naar wat anders had kunnen zijn als zij waren opgegroeid in een omgeving waarin positieve terminologie over seksuele en genderdiversiteit bestond en werd omarmd.
Religie en racisme
Tenslotte ging een aantal verhalen in op de implicaties van racisme en islamofobie. Ik stel voor om religieuze tradities en gemeenschappen te beschouwen als religieus-raciale formaties. Dit betekent dat elke religie zowel door individuele en collectieve geleefde ervaringen wordt gevormd, alsook door kwesties van ras binnen en buiten de gemeenschap. Ik zal dit toelichten door de manieren te schetsen waarop gesprekspartners vertelden over racisme en islamofobie. Deze verhalen werden op drie belangrijke manieren verteld:
De eerste is die van kritiek op intern racisme. Een aantal gesprekspartners, zowel gekleurde als witte vrouwen, bekritiseerden racisme binnen hun voormalige christelijke tradities en gemeenschappen. Tot de achtergronden van degenen die deze kritiek verwoordden, behoren evangelische, anglicaanse, mormoonse, gereformeerde en apostolische gemeenschappen. Meestal werd racisme gepresenteerd als een van de vele redenen waarom gesprekspartners hun traditie en/of gemeenschap in twijfel gingen trekken. Slechts één keer werd het naar voren gebracht als een primaire reden om de eigen traditie te verlaten en zich tot een andere te bekeren.
De tweede en derde kritiek op constructies van ras werden geformuleerd door vrouwen die hun islamitisch geloof verloren. Een eerste terugkerende zorg kwam van degenen die vreesden dat hun verhalen zouden kunnen worden misbruikt in islamofobe retoriek. Een tweede terugkerende zorg betrof mogelijk gebrek aan begrip of acceptatie van geloofsverlies door moslims. De meeste vrouwen die hun islamitische traditie verlieten, waren om één van of beide redenen voorzichtig met het delen van hun niet-gelovig zijn. Hun voorzorg, in combinatie met de intentie om dierbaren geen pijn te doen, leidt soms tot zelfcensuur en stilte. Tenslotte is er het voorbeeld van een enkele gesprekspartner die een uitgesproken ex-moslim activist is. Zij stelde de islam voor als een totalitair systeem en maakte geen ruimte voor denken over islam als meervoudig en moslims als divers. Ze omarmde activistische retoriek die islamofobie zoals het in het Westen bestaat versterkt.
Voor mij als onderzoeker ligt de uitdaging in het samen denken van deze verschillende vormen en lagen van racialisering. Een aantal gesprekspartners ontmaskerden hun voormalige christelijke tradities en gemeenschappen als religieus-raciale formaties waarin witheid tot norm is gemaakt in zowel religieuze verbeelding als intersubjectieve relaties. Voormalige moslims legden bloot hoe islam in het Westen ook een religieus-raciale formatie is. De islam is een conglomeraat van geleefde ervaringen, inclusief geloof en praktijk, geloofsverlies, de maatschappelijke racialisering van islam en moslims, en ten slotte het optrekken van grenzen soms door moslims zelf.
Verstrengelingen
Ter afsluiting een laatste uitdaging: die van het doordenken van de verstrengelingen van gender, seksualiteit en ras. Een voorbeeld van hoe deze categorieën in samenhang worden beleefd, is het levensverhaal van Imogen, een 43-jarige vrouw die van Sierra Leone naar het Verenigd Koninkrijk migreerde. Daar sloot ze zich aan bij een pinkstergemeente van de Afrikaanse diaspora, en later bij de Church of England. Haar verhaal is doorspekt van woede en pijn, en verweeft observaties over witte normativiteit met moederschap en een gewelddadig huwelijk. Deze onderwerpen verklaren tezamen dat Imogen haar geloof verloor en haar kerk verliet:
Mijn hele leven dacht ik dat Jezus een witte man was, als in etniciteit, want dat is wat ons in Afrika werd geleerd. Ik kwam er pas onlangs achter dat Jezus niet die kleur zou hebben gehad; hij zou iets heel anders zijn geweest. […] Ik ging naar de priester, omdat ik in de war was. Hoe kun je zeggen dat hij niet de man was die ik dacht dat hij was? [En hij] antwoordde: ‘Ja, het is waar; Jezus was niet wit’; dat de Kerk tegen de wereld heeft gelogen, en dat de Kerk zich voor die leugen moet verontschuldigen. […] [L]uister, als de Kerk heeft kunnen liegen over de etniciteit van Jezus, waar zouden ze dan nog meer over kunnen liegen? Ik vertelde je al dat ik in een gewelddadig huwelijk zat, en dat er van mij werd verwacht dat ik de rest van mijn leven in dit huwelijk zou blijven, omdat God echtscheiding haat, dus ik begon een hekel te krijgen aan deze God. […] Uiteindelijk kwam ik erachter dat de Kerk loog, en ik zat vast in dit huwelijk, omdat God de baas is… wat voor soort God zou mij toestaan in dit huwelijk te blijven? Mijn zoon zei geen christen meer te willen zijn […]; de Jezus die ik dacht te kennen, blijkt niet de etniciteit te hebben die ik dacht dat hij had. Niet dat het ertoe doet, toch, niet dat de etniciteit van Jezus ertoe doet, maar waarom erover liegen? Waarom liegen tegen mensen? Als je niet weet hoe hij eruit ziet, breng dan geen afbeeldingen van Jezus naar Afrika en zeg tegen de mensen in Afrika: ‘doe afstand van jouw goden en aanbid Jezus’. Hoe dan ook, dat is in een notendop de reden waarom ik mij niet meer met religie kon identificeren. Het deed mij pijn (mijn vertaling).
Ik eindig met een pleidooi voor een complexe en gelaagde benadering van individuele ervaringen van religieverlating. Bovenstaande verkenning heeft de rol van constructies van gender, seksualiteit en ras naar voren gebracht. Uit het laatste deel van het essay blijkt dat deze constructies ook op elkaar kunnen ingrijpen: in vertellingen van levensverhalen kunnen ze moeilijk uit elkaar getrokken worden. Met deze verkenning kunnen we individuele religieuze transformatie, inclusief het verlaten van geloof, gaan zien als een gegenderd, seksueel en geracialiseerd proces. Vaak zitten dus in de verhalen van vrouwen over individuele religieuze transformatie, inclusief het verlaten van geloof, vormen van van verzet tegen seksisme en racisme.
[1] Alle namen in dit essay zijn gefingeerd, en anonimiteit en privacy worden zorgvuldig beschermd.