Aanwezig op deze sessie zijn leden van de leerstoelgroep educatie van de Universiteit voor Humanistiek, leden van andere leerstoelgroepen en geïnteresseerde studenten. Dohmen is, als emeritus hoogleraar wijsgerige ethiek aan deze universiteit, bepaald geen vreemde. De helft van de zaal kent hij persoonlijk. Maar dat betekent niet dat hij het deze ochtend, waarin zijn boek ‘Iemand zijn’ besproken wordt, makkelijk heeft. Zijn stellige uitspraken over opvoeding en onderwijs in de huidige tijd en de praktisch-filosofische oplossingen die hij aandraagt, worden van verschillende kanten stevig bevraagd. Dat is ook de opzet van dit seminar, waarin drie kritische referaten van tien minuten gehouden worden, die eindigen in vragen waarop Dohmen na een korte pauze mag reageren. Maar eerst krijgt hij de gelegenheid zijn verhaal te doen.

Het is bewonderenswaardig hoe Dohmen in een half uur tijd zijn werk van meer dan 800 pagina’s weet samen te vatten. ‘Ik schreef het uit ontevredenheid,’ vertelt hij. ‘Ontevredenheid met mezelf, met de universiteit, en met de wereld.’ Na zijn laatste grote publicatie in 2013 bleef het dan ook een tijdje stil. Het was een tijd van bezinning voor Dohmen, waarin het idee ontstond om een synthese te creëren van zijn eerdere publicaties en ideeën. Een boek dat de lijnen uit zijn werk samenbracht, maar vooral ook toepast op de huidige tijd. En dat was nodig, vindt Dohmen. Hij kenmerkt de huidige tijd als een tijd van ‘onteigening’. Veel mensen ervaren een onbehagen met de wereld die ons dagelijks oorlog, klimaatcrisis en polarisatie voorschotelt. De kern van de oplossing voor dit onbehagen is volgens Dohmen gelegen in de persoonsvorming, en wel in de vorming als praktische filosofie. Dat is de rode draad die de vier delen van het boek bij elkaar houdt. In deel 1 wordt de maatschappelijke crisis, en dan vooral de crisis in opvoeding en onderwijs beschreven en geduid. Deel 2 geeft een overzicht van filosofie als vorming, die begint bij Socrates en eindigt bij de voor Dohmen belangrijke Foucault. In deel 3 beschrijft Dohmen zijn eigen visie op bildung of persoonsvorming. Hij ziet deze visie als een verdere, eigen uitwerking van Foucaults idee van de ‘zorg voor het zelf’, die Foucault zelf helaas niet meer heeft kunnen schrijven. Deel 4 beschrijft vervolgens hoe deze visie in de huidige praktijk van opvoeding en onderwijs vorm zou kunnen krijgen.

Kernwoorden in de visie van Dohmen zijn zelfkennis, motivatie, disciplinering en verbinding. Hoewel Dohmen zeer kritisch is op het neoliberale verhaal van ‘de mens als plat kiezend wezen’, is hij niet overtuigd door degenen die vinden dat het zelf op zich te veel centraal zou staan. ‘Het post-modernisme is te ver gegaan in het ontmantelen van het zelf,’ zegt hij. Voor Dohmen is het zelf juist de kern van de oplossing. Die oplossing begint bij personen die weet hebben van zichzelf, zichzelf kunnen disciplineren en niet zomaar door alle neoliberale verleiding meegesleept worden. Personen die gemotiveerd zijn om te kiezen wat nastrevenswaardig is.

boek_Joep-11

Zo’n persoon ontstaat niet vanzelf. Daarvoor is vorming nodig; ‘bildung’ in Dohmens woorden. Deze bildung definieert Dohmen als ‘begeleide zelfvorming’, daarmee benadrukkend dat er wel degelijk opvoeding nodig is, maar dat alles dat anderen ons aanbieden (in de vorm van kennis, waarden of idealen) toegeëigend moet worden. Het zelf kan dus geen passieve rol spelen bij bildung. Onderwijs en opvoeding hebben hier wat Dohmen betreft een belangrijke taak te vervullen. Over de concrete uitwerking van die taak is hij in gesprek met onder meer het NIVOZ en de Hogeschool voor Toegepaste Filosofie.

Na deze inleiding houden drie sprekers een referaat. Peter Elshout, promovendus op het gebied van persoonsvorming in het basisonderwijs (en auteur van dit verslag), beschrijft de kloof die ontstaan is tussen de praktijk van het onderwijs en de theorie rond persoonsvorming. Leerkrachten willen deze taak op zich nemen; aankomend leerkrachten kiezen het beroep vaak omdat ze een verschil willen maken in de levens van kinderen. Leerkrachten nemen de vormende taak ook regelmatig op zich, als ze met kinderen in gesprek gaan over belangrijke onderwerpen bijvoorbeeld. Wat ze daarbij nodig hebben is volgens Elshout vooral heldere taal. Duidelijke concepten en ideeën over wat persoonsvorming is of zou moeten zijn, zodat ze hun handelen kunnen evalueren en bespreken met collega’s. Op dit moment ontbreekt het aan deze taal, onder andere doordat verschillende schrijvers, verschillende dingen bedoelen met ‘persoonsvorming’.

Een voorbeeld daarvan is het verschil tussen Gert Biesta’s visie op persoonsvorming en die van Joep Dohmen. Hoe kijkt Dohmen tegen deze conceptuele verschillen aan? In zijn reactie benadrukt Dohmen allereerst dat hij minder optimistisch is over persoonsvorming in de praktijk van het basisonderwijs dan Elshout. Persoonsvorming gebeurt misschien op allerlei momenten wel, maar het gebeurt ook vaak niet. Daar is werk nodig. Hij is het eens met de gedachte dat heldere taal hierin een functie kan vervullen. Het verschil tussen de visie van Biesta en van Dohmen zelf, is voor een deel gebaseerd op het feit dat Biesta geen zelf of identiteit centraal wil stellen, wat voor Dohmen juist de kern van persoonsvorming is.

Dr. Martien Schreurs, docent in de filosofie en de geschiedenis van het humanisme, beschrijft ‘Iemand zijn’ als een meesterwerk, maar heeft ook een aantal bezwaren. In zijn ogen maakt Dohmen te weinig gebruik van de romantische denkers uit de bildung-traditie zoals Hegel, Schelling en Goethe, en presenteert hij daardoor een te smal concept van bildung. Dat is volgens Schreurs een gemiste kans in deze tijden van ecologische crisis omdat juist deze romantici benadrukt hebben dat vorming ook te maken heeft met de natuur, en het verlangen naar inzicht in de orde van de kosmos, zoals Goethe zo mooi verwoord heeft. Bildung is niet alleen iets van de binnenwereld, maar gaat ook over verwondering en esthetiek. Dohmen benadrukt volgens Schreurs ‘het goede’ te veel, waar juist ook ‘het ware’ en ‘het schone’ een plek zouden moeten krijgen in een bildungsvisie. Ook zet Schreurs vraagtekens bij de nadruk die Dohmen legt op onderwijs in het vormingsproces, daarbij verwijzend naar schoolverlaters Thomas Mann, Harry Mulisch en Arnon Grunberg. Dohmen pareert de kritiek door te stellen dat het begrip van ethiek dat Schreurs gebruikt te smal is, en dat het esthetische bij hem deels onder de noemer ethiek valt. Hij claimt in het boek wel degelijk aandacht gegeven te hebben aan de verwondering en de romantiek, hoewel dit wellicht meer had kunnen zijn.

Wijsgerig pedagoog prof. Doret de Ruyter noemt het boek van Dohmen ‘geslaagd als praktische filosofie van de vorming’, waarin Dohmen bepaalde lastig te doorgronden filosofen goed uitlegt. Maar De Ruyter is ook kritisch. Voor bepaalde stellige uitspraken over het gebrek aan opvoeding vanwege desinteresse van ouders en het gebruik van de term ‘pedagogische verwaarlozing’, ontbreekt het volgens haar aan empirisch bewijs in het boek. Ook vind ze deze uitspraken veel te veel gegeneraliseerd. Zijn er niet ook veel ouders die hun rol als opvoeder wel degelijk serieus nemen, eerder worstelen met opvoeden dan dat ze het te druk hebben met zichzelf? ‘De meeste ouders doen het best aardig,’ stelt De Ruyter. Ook over de onderbouwing van de pedagogische lijn in Dohmens werk is De Ruyter kritisch. De bronnen die gebruikt worden zijn vrijwel alleen Nederlandstalige en vaak populaire publicaties, maar ook belangrijke Nederlandse pedagogen als Langeveld spelen maar een marginale rol in Dohmens werk. Zij vindt dat hij zich meer had moeten laten informeren door de wetenschappelijke wijsgerige pedagogiek, die vaak in Engelstalige tijdschriften te vinden is.

Een voorbeeld hiervan is het ontbreken van ‘floreren’ in Dohmens werk, dat inmiddels ook door de OECD en Unesco wordt gebruikt als doel van onderwijs. Kinderen opvoeden om een zinvol en waardevol leven te kunnen leiden vinden we in ‘Iemand zijn’ niet terug, hoewel dit behoorlijk in lijn is met Dohmens eigen zwak perfectionistisch opvoedingsdoel. In zijn reactie aarzelt Dohmen om dit concept een plaats te geven. Want, zegt hij: ‘hoe kun je floreren als je je niet verantwoordelijk opstelt?’ De noodzakelijke voorwaarden om te kunnen floreren zijn volgens Dohmen opgenomen in zijn bildungsconcept. De stelligheid van zijn empirische uitspraken over opvoeding wil Dohmen niet afzwakken. ‘Er wordt gewoon te weinig opgevoed’, blijft zijn eindconclusie.

Een seminar van twee uur kan geen recht doen aan een boek als dat van Dohmen, daarover leken de aanwezigen het eens te zijn. Toch gaf de ochtend een vrij helder beeld van de insteek en argumentatielijn die Dohmen heeft gekozen voor zijn ‘magnus opus’, en die hij, ook dat werd duidelijk, vurig verdedigt.

peter elshout

Peter Elshout

Peter Elshout is docent levensbeschouwing aan Pabo InHolland Dordrecht.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.