Deze acceptatie van de multiculturele situatie als gegeven was ook het uitgangspunt van het essay Multiculturalism. A Christian Retrieval dat de Engelse politiek filosoof Jonathan Chaplin in 2012 publiceerde. Ook hij constateerde destijds dat multiculturalisme een omstreden begrip is geworden. Hij stelt daarom voor het aan een analyse te onderwerpen ten einde het goede ervan te kunnen bewaren, zodat het mogelijk wordt het verschijnsel multiculturalisme op een nieuwe manier te waarderen.

Voor deze poging tot redding en herwaardering zet Chaplin in zijn essay twee instrumenten in. In de eerste plaats zal het hier gaan om een reddingspoging in christelijk perspectief: een ‘christelijke’ visie op multiculturalisme. In de tweede plaats onderzoekt hij hoe passend multicultureel beleid centraal staat vanuit het perspectief van rechtvaardigheid. “De uitdaging is een nieuwe en houdbare multiculturele orde tot stand te brengen, houdbaar niet enkel omdat ze op een meerderheidsmening berust, wat altijd een potentieel gevaar betekent voor minderheden, maar omdat ze rechtvaardig is en ook alom zo gezien wordt, zowel door de meerderheid als de minderheden.”
Christelijke visie op multiculturaliteit
Dit essay is nu in Nederlandse vertaling uitgebracht onder de titel Multiculturele gerechtigheid. Een christelijk-wijsgerige visie in discussie. De nieuwe titel geeft duidelijker weer wat de intentie van het essay is: een herwaardering van het begrip multiculturaliteit vanuit het perspectief van gerechtigheid. Gerechtigheid kan echter niet bereikt worden zonder visie. Daarom beperkt hij zich niet tot een analyse van het begrip multiculturalisme, maar doet hij ook voorstellen om dit begrip met nieuwe verbeeldingskracht tegemoet te treden. In Bijbelse traditie geldt etnische diversiteit nadrukkelijk als een uiting van Gods goede schepping, en het Nieuwe Testament heeft een universele en inclusieve strekking: in Christus bestaan er geen Joden of Grieken meer (Gal. 3:28). Helaas heeft het christendom zich in de praktijk maar al te vaak verbonden met nationalistische en exclusivistische bewegingen. Het christelijk perspectief zelf vraagt dus om een genuanceerde en zelfkritische benadering.
Ruimte scheppen voor minderheden
Multicultureel samenleven is niet alleen een kwestie van geslaagde of minder geslaagde integratieprocessen. Het is ook een kwestie van goed samenleven van meerderheden met minderheden. In westerse samenlevingen is het meerderheidsperspectief gemengd, want het betreft van oorsprong christelijke samenlevingen die merendeels geseculariseerd zijn, maar waarin het christendom in al zijn schakeringen nog steeds de grootste religieuze groep is. Juist deze gemengde meerderheid heeft de opdracht ruimte te scheppen voor minderheden zodat zij gestalte kunnen geven aan hun eigen culturele en religieuze identiteit. Chaplin motiveert dit vanuit het Bijbelse inzicht dat de veelheid aan culturele en religieuze identiteiten een teken is van de goede schepping. Een andere beweegreden om diversiteit te stimuleren en te ondersteunen is het feit dat echte en diep gewortelde morele overtuigingen in positieve zin gevoed worden door culturele en religieuze tradities.
Spanningen
Hoe staat het dan met de spanningen die er kunnen zijn tussen de overtuigingen en tradities van de minderheid en de gevestigde meerderheidscultuur? Chaplin geeft toe dat multicultureel samenleven meestal niet zonder spanningen verloopt. Tolerantie wordt vaak verward met onverschilligheid, maar echte tolerantie is een deugd die meer inspanning vraagt, omdat het ook verdraagzaamheid vraagt ten opzichte van het vreemde dat dichtbij komt.
Tolerantie houdt in dat je verdragen kunt dat zich in je onmiddellijke omgeving mensen vestigen die gehecht zijn aan andere culturele en religieuze regels, op het gebied van voedsel, kleding en gedrag. Het kan dan gaan om zaken die voor de meerderheid niet vanzelfsprekend en soms zelfs tamelijk ontoegankelijk zijn, zoals de weigering van joodse of islamitische religieuze leiders om vrouwen een hand te geven, of regels op het gebied van ritueel slachten en besnijdenis. Ook de vraag in welke beroepen het toegestaan is om een hoofddoek te dragen valt daaronder. Onderzoek en zo nodig jurisprudentie door middel van rechterlijke uitspraken moet in die gevallen naar een oplossing leiden, waarin telkens opnieuw afwegingen moeten worden gemaakt.

Een interessant geval dat Chaplin bespreekt gaat over het recht van een zwarte schooljongen om zijn haar op school in cornrows te dragen, in overeenstemming met zijn stam- en familietradities. Daarmee zou hij afwijken van de schoolregel dat om het haar boven de oren te dragen. Terecht stelde het Hof dat de jongen slachtoffer zou zijn van ‘indirecte rassendiscriminatie’ als hem dit recht niet gegund zou worden. Aan dit voorbeeld zien we de complexiteit van het nastreven van multiculturele gerechtigheid, want hier blijkt een ongelijkheid voor de wet nodig te zijn voor gelijkheid in de praktijk.
Kritische reacties
In de bundel Multiculturele gerechtigheid is ook een aantal kritische reacties opgenomen op de voorstellen van Chaplin. Drie daarvan zijn van de hand van medewerkers van Wetenschappelijke Instituten van christelijke partijen in Nederland. Opvallend in deze is dat ze allen kritische kanttekeningen maken bij Chaplins positieve waardering van multiculturaliteit. In antwoord daarop wordt (van de kant van SGP) het belang onderstreept van het cultiveren van nationale eigenheid. De scribenten van het CDA benadrukken het belang van een meer algemene publieke gerechtigheid, vanuit de vrees dat de door Chaplin verdedigde multiculturele gerechtigheid versplinterend werkt.
Wouter Beekers (CU) verwijt Chaplin een vorm van multiculturele hoogmoed. Wanneer de diversiteit te veel nadruk krijgt kan dat zelfs leiden tot onrechtvaardigheid, omdat veel mensen zich dan niet langer thuis zullen voelen in de samenleving. Een vierde reactie is van de hand van Enis Odaci, die zich als medewerker van NieuwWij bezighoudt met de praktijk van de interreligieuze dialoog. Odaci stelt kritische vragen bij de nadruk die Chaplin legt op het christelijke perspectief. Hij betwijfelt of zo’n religieuze onderbouwing relevant is en zou zelf liever kiezen van een inclusief fundament, zoals de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens.
Migratie een beheersbaar probleem?
In een evaluatie van de gevoerde discussie laat filosoof Jan Hoogland zien dat beheersbaarheid vooral in de reacties van de Wetenschappelijke Instituten op Chaplin het leidende perspectief is. Maar, zo vraagt hij zich af, is het wel realistisch om ervan uit te gaan dat de instroom van migranten en vluchtelingen, als gevolg waarvan Nederland een multiculturele samenleving is geworden, als een beheersbaar verschijnsel moet worden gezien? Kunnen migratie en de komst van vluchtelingen door politieke maatregelen (nationaal of internationaal) geregisseerd worden? Of heeft elke poging tot het nemen van de regie tot dusverre gefaald?
De weigerachtigheid van Europese landen om mee te werken aan vluchtelingenquota spreekt in dit verband boekdelen. Ook deze constatering van Hoogland pleit ervoor om de multiculturele situatie, inclusief de vluchtelingencrisis, meer te bezien vanuit het perspectief van recht en gerechtigheid. En dit is precies het perspectief dat Chaplin in zijn essay gestalte geeft en met goede argumenten verdedigt.
Jonathan Chaplin (e.a.), Multiculturele gerechtigheid. Een christelijk-wijsgerige visie in discussie. Redactie Renée van Riessen en Jan Hoogland. Buijten en Schipperheijn: Amsterdam 2020. (204 pp)
Ik ben in een christelijke traditie opgegroeid, maar ik herken dit totaal niet: In Bijbelse traditie geldt etnische diversiteit nadrukkelijk als een uiting van Gods goede schepping, en het Nieuwe Testament heeft een universele en inclusieve strekking: in Christus bestaan er geen Joden of Grieken meer (Gal. 3:28).
Taalverschillen waren juist een soort straf van God om de bouw van de toren van Babel te dwarsbomen. Etnische verschillen gaan in de christelijke traditie terug op de zonen van Noach: Sem (Semieten), Cham en Jafet. En die werden in mijn jeugd beslist niet als gelijkwaardig of verrijkend beschouwd. En het christendom pretendeert wel universeel te zijn, maar op haar voorwaarden.
Er zit iets van de baron van Münchhausen in dit hele multiculturele verhaal: dat kun je niet opbouwen vanuit één cultuur. Ook een visie op gerechtigheid lijkt me cultuurgebonden. Je zou dus uit moeten gaan van een universeel uitgangspunt, bv de VN verklaring over de rechten van de mens. Maar die ligt weer slecht in islamitische kringen.
Een onderhandelingsmodel lijkt me de enige oplossing.
Het is wat riskant te reageren op deze weergave van een boek als je dat zelf niet gelezen hebt. Toch maar een paar opmerkingen.
Mijns inziens is het aanvechtbaar een veelheid aan identiteiten per definitie als tekens van de goede schepping te zien. De eerste vraag is dan wat je onder ‘schepping’ verstaat. Als dat verwijst naar de schepping zoals in de eerste hoofdstukken van Genesis beschreven wordt, kun je daarin geen etnische diversiteit ontwaren. Die is eerder het gevolg van de spraakverwarring bij de torenbouw van Babel. Of je dat als een straf moet zien, zoals Klaas Vos stelt, lijkt me de vraag. De bedoeling was een machtsconcentratie te voorkomen, maar ook om ervoor te zorgen dat de mensen zich over de aarde zouden verspreiden. De daaruit ontstane etnische en culturele verscheidenheid is dus eerder de resultante van een door God geleide historische ontwikkeling dan een produkt van de schepping. Uiteraard is religieuze verscheidenheid zeker geen produkt van een goede schepping. Volgens de Bijbel is die verscheidenheid het resultaat van de zondeval.
Als je uitgaat van het christelijk geloof als het enige ‘ware’, impliceert dat helemaal niet dat dit binnen de openbare samenleving dominant zou moeten zijn of zelfs het alleenrecht zou moeten hebben. We leven in nieuwtestamentische tijden, waarin ‘kerk’ en ‘staat’ gescheiden zijn (in tegenstelling tot de tijd van het Oude Testament). Er is ook geen reden de ‘christelijke cultuur’ – die sowieso al lastig te omschrijven is en die trouwens ook niet uniform is – als ‘Leitkultur’ te bestempelen. Een cultuur is altijd een menselijke afleiding van het geloof waarin het geworteld is, en dus per definitie aan kritiek onderhevig. Naar mijn overtuiging bestaat er wel een ‘waar’ geloof, maar geen ‘ware’ cultuur. Omdat in nieuwtestamentische tijden God zich niet meer aan één volk verbindt en geen enkel volk een bepaald gebied garandeert, is er geen principiële grond een bepaald grondgebied te reserveren voor één volk, één cultuur of één religie. Daarom heeft de kritiek van de SGP niets met het christelijk geloof van doen; het is eerder politiek-reactionair, want geworteld in een mythe van Nederland als protestants-christelijke natie (wat Nederland nooit geweest is). Beekers slaat m.i. ook de plank mis: of mensen zich ’thuis’ voelen in de samenleving is niet relevant. De samenleving is geen gezin, waarin de gezinsleden zich thuis voelen.
Tenslotte: ik vind het wat problematisch dat multiculturaliteit vrijwel uitsluitend verbonden wordt met de aanwezigheid van immigranten. Ook wanneer Nederland voor 100 procent zou worden bevolkt door witte autochtonen, zou het multicultureel zijn. Dat is het gevolg van het individualisme, waardoor een grote diversiteit aan levensbeschouwelijke opvattingen en daarmee culturele eigenaardigheden is ontstaan. Het zou het debat op een hoger niveau tillen – en ontdoen van dubieuze kanten, zoals uitingen van etnische en culturele superioriteit – wanneer het besef zou doordringen dat Nederland, met of zonder allochtonen, een land van subculturen is.
Met de reactie van Johan ben ik het helemaal eens. Nederland is een land van minderheden die het met elkaar moeten rooien. Er is geen enkele culturele of politieke groep die de meerderheid heeft. Het zg. poldermodel is in feite al zo oud als ons land is. Wij zijn als Nederlanders pas één als er een gezamenlijke vijand is. Philips II en de RK kerk destijds, de Duitse bezetter en nu het Corona-virus.
En op een meer positieve manier: als onze schaatshelden en het Nederlands Elftal mooie prestaties leveren.
De universele verklaring van de rechten van de mens lijkt mij als enige leidende principe aanvaardbaar voor onze cultuur.
Of om het meer politiek te vertalen: in een democratische rechtstaat is alleen de wet heilig. Die is namelijk namens ons allen ingesteld, wordt gehandhaafd door de door ons gekozen en gecontroleerde overheid.
Als iemand vindt dat hij of zij de wet overtreden mag, vanuit geloofsprincipes, dan moet je ook het martelaarschap willen dragen en niet gaan piepen dat je wordt gediscrimineerd als je gearresteerd en veroordeeld wordt.