Bij het binnenlopen van het wijkcentrum word je direct omarmd door een levendige, warme sfeer. Overal vormen zich groepjes mensen die in verschillende talen met elkaar in gesprek zijn. Vanuit elke hoek in de ruimte klinkt gelach. Iedereen die binnenstapt wordt met open armen ontvangen en betrokken bij een van de gesprekken die plaatsvinden. Wie nog wat verder loopt wordt als vanzelf door heerlijke geuren naar de keuken geleid, waar eten in de oven, in de pan en op het aanrecht staan. Op de grond staan tassen vol onaangebroken ingrediënten die verraden dat de bijeenkomst nog maar net is begonnen.
In een van de studieruimtes een stukje verderop zitten ongeveer acht vrouwen in een kring. Hun kinderen rennen rond in dezelfde zaal, kleuren wat en spelen spelletjes, allemaal gerelateerd aan het thema ‘eenheid in verscheidenheid’. Een aantal jongeren begeleidt hen met veel plezier, en de warme band tussen hen en de kinderen is duidelijk voelbaar. Zo nu en dan komt een van de kinderen wat aan hun moeder vragen of staat een van de moeders op om de jongeren bij te staan. Het lijkt haast een familiereünie, maar wat deze mensen samenbrengt, is dat zij allen in dezelfde wijk wonen en betrokken zijn bij het onderling organiseren van activiteiten die groeiende groepen mensen met elkaar verbinden.
Wanneer de kinderen eindelijk rustig zitten en met hun activiteit begonnen zijn, kunnen de vrouwen onderling ook een goed gesprek voeren. Ze denken na over hetzelfde thema als hun kinderen. In vier verschillende talen helpen ze elkaar om alles te begrijpen. Reflecterend op hun eigen ervaringen benoemen ze al snel hoezeer zij worstelen met racisme en discriminatie in het dagelijks leven. “Ik kom racisme en discriminatie op veel plekken tegen,” verzucht één van hen. “Soms vraagt mijn dochter aan mij: ‘Mama, ik ben in Nederland geboren. Waarom zeggen kinderen tegen mij dat ik niet Nederlands ben?’ Ik weet dan niet goed wat ik moet antwoorden. Meestal zeg ik tegen haar: Je bent Nederlands, maar ook Marokkaans. Op allebei mag je trots zijn.”

Een andere vrouw stemt met haar in. “Zelf merk ik het ook,” deelt ze. “Ik spreek goed Nederlands, maar ik merk dat mensen ervan uitgaan dat ik de taal niet spreek. Als ik een ruimte binnenkom zien mensen mij niet staan en soms negeren ze mij compleet. Ik heb zo veel te bieden, maar vaak krijg ik niet eens de kans om ergens aan mee te doen. Dat zorgt ervoor dat ik me vaak niet welkom voel. Maar ik heb echt veel bij te dragen, als ik de kans maar krijg.”
Ze denken na over hun wijk en mensen om hen heen die hetzelfde ervaren. “De kracht van het individualisme is sterk,” zegt een van hen. “Ik zie dat veel mensen niet durven uit te reiken naar anderen voor hulp. Ze voelen dat racisme en discriminatie iets is waar ze zelf mee moeten leren omgaan. Maar juist samen kunnen we er iets tegen doen.”
De vrouwen zijn het erover eens dat de grootste impact op het niveau van je eigen buurt of wijk kan plaatsvinden. “We kunnen beginnen als individu. Begin thuis met de kinderen door opvoeding. Daarna kan je het naar je straat brengen, dan de wijk. Betrek andere vrouwen. Misschien spreken ze de taal niet, maar ze hebben wel het talent; zorg ervoor dat er iemand is om te vertalen, zodat ze hun talenten echt kunnen laten zien. Haal barrières weg.”
Ze knikken allemaal instemmend. Een gesprek ontvouwt zich over het belang om iedereen de kans te geven om écht bij te dragen aan de wijk en de gemeenschap, en hoe cruciaal het is om de hand naar elkaar uit te reiken. “Het is eigenlijk heel simpel,” luidt de conclusie. “Het begint bij je buren. Leer elkaar kennen. Dan zul je zien dat je eigenlijk niet zo verschillend bent als het lijkt. Juist op die manier kun je vooroordelen en angst wegnemen.”
Hoewel het op individueel niveau en tussen buren begint, zijn ze het erover eens dat daarna andere lagen van de samenleving moeten volgen. “Er moet transformatie plaatsvinden op het niveau van het individu, de gemeenschap én de instellingen van de samenleving. Maar waar het allemaal begint is gewoon hier, in de wijk.”

Langzaam komt het gesprek tot een einde. “Iedereen moet in zijn of haar eigen hart kijken. Door hallo te zeggen tegen buren, een praatje te maken of eten langs te brengen. Vragen hoe het nu echt met iemand gaat. Wanneer iemand verwelkomend is, wanneer je voelt dat je belangrijk voor iemand bent en het duidelijk is dat je iets voor diegene betekent, voel je dat je erbij hoort. En het belangrijkste: Wanneer je de kans krijgt om bij te dragen, voel je je thuis.”
Het onderzoeksproject is geïnitieerd door Bureau Public Affairs van de Nederlandse bahá’í-gemeenschap. Om de anonimiteit van de deelnemers te waarborgen zijn zo min mogelijk herkenbare details in dit verhaal opgenomen. Alle foto’s zijn sfeerfoto’s en geven niet de deelnemers aan dit gesprek weer. Recent is als onderdeel van het project een document met tussentijdse inzichten en reflecties gepubliceerd op basis van deze en andere rondetafelgesprekken die tot dusver hebben plaatsgevonden. Wil je de bevindingen lezen? Kijk dan hier.