Zijn hand leek op een vogelklauwtje. Zijn nagels waren kromgegroeid en hadden een grauwbruine kleur aangenomen, zijn vingers waren vergroeid. Een shaggie draaien ging hem moeilijk af omdat zijn nagels te lang waren. Hij was broodmager. Het pak dat hij had gekregen in de kringloopwinkel was vele maten te groot.
In de loop van de jaren waren zijn tanden uit zijn mond gevallen. Zijn haren hingen in lange dunne slierten om zijn hoofd. Zijn oogjes keken pienter de wereld in. Razendsnel liep hij een beetje voorovergebogen over het trottoir altijd haastig op weg naar een onbekende bestemming. Ik vroeg hem of ik met hem mee mocht naar de supermarkt. Dat mocht, hij wilde zijn kraslot inwisselen.
Zijn lange nagels kwamen goed van pas bij het openkrassen van de vakjes op het lot. Tot Mo’s grote vreugde had hij een prijs gewonnen, ik mocht mee om de prijs op te halen. Er zou weer een nieuw kraslot voor hem beschikbaar zijn. Bij de service balie stond een jong meisje. Met grote minachting keek zij Mo aan, en vroeg wat hij wilde. Geïrriteerd pakte zij het open gekraste lot aan. Er kon geen vriendelijk woord af met een afkeurende blik pakte zij uit een lade een nieuw kraslot. Haar blik ontweek mij.
Mo vroeg of ik een pak bananen sap wilde kopen. ‘Het kost maar één euro veertig’, sprak hij. Wij liepen de supermarkt in. Mo liep recht op zijn doel af en vond snel het schap met pakken vruchtensap. Hij boog diep om het bananensap te zoeken. Het bleek niet meer aanwezig te zijn. Mangosap vond hij ook lekker, dat was er wel. Wij besloten om dan maar mangosap te kopen. Ik rekende bij de scankassa af. Buiten nodigde hij mij uit om samen met hem een bekertje mangosap te drinken. Wij bedachten dat het wel gezellig zou zijn om dit op te drinken op het balkon van de bovenste verdieping.
Ik had nog een zakje zachte toffees bij mij die ik ook maar op tafel zette. Mo had bekertjes geregeld en samen zaten wij gemoedelijk op het bankje. ‘Wil je nog een bekertje sap?’ vroeg Mo. ‘Ja hoor, schenk maar in.’ Het was een mierzoet drankje. Tevreden zaten wij tussen de geraniums en spraken met elkaar als oude vrienden.
Zwanine Siedenburg over haar berichten uit de parallelle wereld
Elke keer kost het weer doorzettingsvermogen om mijn eigen veilige wereld te verlaten en af te stappen op de mensen die niet om mijn hulp gevraagd hebben. Met enige schroom klop ik op deuren waarvan ik niet weet wat zich daarachter bevindt. Elke keer ontroert het mij om de blijdschap, de wijsheid en de berusting te zien bij de mensen die in kleine kamertjes wonen en afhankelijk zijn van drugs en hun begeleiders. Ik praat met ze zoals je maar zelden met mensen kan praten. Ik zweef mee op hun wanen, ik corrigeer als het mij te ver gaat en ik loop weg als ik geen contact kan maken. Maar elke keer zit ik neuriënd op mijn fiets naar huis omdat ik het zo goed met ze heb gehad.