Driss Izemrane (1946, Taza) is opgegroeid in een gezin met vijf jongens en twee meisjes. Zijn vader was landbouwer en zijn moeder huisvrouw. Hij was een vlijtig leerling en kreeg zelfs een beurs om in de provincie te studeren. Eenmaal in Nederland zou hij naast zijn werk altijd blijven doorstuderen. Hij is een echte diploma-stapelaar: mbo, hbo, universiteit. Izemrane was een van de eerste Marokkaanse tolken in Nederland.
De leergierige Driss Izemrane kwam in 1968 via Spanje, Frankrijk en België in Nederland terecht. Zijn plan was om na twee of drie jaar in Europa met het gespaarde geld terug te keren. Hij wilde een eigen zaak opzetten of verder studeren, maar hij raakte steeds meer gewend aan de Nederlandse maatschappij. De rol die onderwijs in de samenleving speelt, heeft altijd zijn grote belangstelling gehad.
“Tijdens de jaren veertig bestond het Frans koloniale onderwijs in Marokko uit drie typen scholen. Het eerste type: de school voor de zoons van de elite om ze te integreren in het koloniale apparaat. Het waren zoons afkomstig uit de heersende klasse die in slaap waren gesust door de kolonisatie. Het tweede type: de vakopleidingen bedoeld voor de vorming van het lagere kader en de beter geschoolden. Het derde type: de Frans islamitische school gericht op deelname aan het economische bestel. Ik was een leerling van het derde type.
Sinds 1956, het jaar van de Marokkaanse onafhankelijkheid, ligt het onderwijs niet meer in handen van onderwijsdeskundigen, maar in handen van lieden die elkaar de macht betwistten. De politieke leiders in Marokko hebben het onderwijs steeds gebruikt als middel in hun machtsstrijd en daarvan zijn de kinderen van het volk de dupe. Het Marokkaanse onderwijs is staatsonderwijs dat eigenlijk bestuurd wordt door twee groepen: de nationalistische traditionele burgerij en de pro Franse burgerij. Deze twee groepen uit de heersende klasse blokkeren iedere onderwijsontwikkeling door onder meer te wachten op het antwoord op de vraag: In welke taal moet het onderwijs gegeven worden, in het Arabisch of in het Frans? Achter deze ‘taalproblemen’ schuilen vooral machtsbelangen. Sinds 1956 dragen deze twee groepen elkaar met regelmatige tussenpozen de onderwijsportefeuille over. In de jaren negentig was ongeveer 25 procent van de bevolking in de stad en ongeveer 80 procent op het platteland analfabeet. Hoewel het analfabetisme in Marokko bestreden wordt, komt het toch nog op vrij grote schaal voor.”
Koranschool
“De vrijdag was voor de Marokkanen op het platteland de wekelijkse vrije dag, een dag van rust, van geven en van ontspanning. Ook bij ons. Op vrijdag droegen de mannen en vrouwen nieuwe kleren. ‘s Middags gingen de mannen naar de moskee om te bidden, terwijl vrouwen zich verzamelden bij een leidster thuis om ook te bidden. Buiten de gebedsuren was de moskee in ons dorp een soort kleuterschool, waar de kinderen van het dorp hun eerste lessen in de Koran kregen. Ik volgde daar van 1954-1957 de Koranschool. Ik kon de hele koran uit het hoofd opzeggen. Zo kon ik imam worden of verder gaan studeren, rechten of theologie. Ik was altijd blij als mijn vader mij naar school bracht. Na de basisschool, ging ik naar de middelbare school in de provincie, 100 kilometer buiten mijn dorp. Ik woonde in een internaat. Maar de boeken en het extra schoolmateriaal waren duur. Plus was er de grote afstand van mijn dorp naar de provincie. Toen mijn vader, de kostwinner van het gezin, stierf, konden wij de school en de reis niet meer betalen, want niemand in ons gezin had werk. Ik vond het erg dat ik niet meer naar school kon. In 1965 begon ik als ambtenaar bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Ik verdiende ongeveer 200 gulden per maand en kwam net rond. Drie jaar later besloot ik daarom net als andere landgenoten naar Europa te reizen.”
Altijd gewerkt en gestudeerd
“Ik heb heel mijn leven gewerkt en gestudeerd. Ik begon als fabrieksarbeider bij Melkunie Sterovita in Utrecht, daarna werkte ik bij een limonadefabriek en bij Philips als technisch medewerker. In 1974 was ik als maatschappelijk werker werkzaam bij de stichting Hulpverlening Buitenlandse Werknemers MiddenNederland voor de regio Utrecht. Op het advies van mijn chef ben ik toen een Nederlandse taalcursus gaan volgen. Ik luisterde bijna elke dag naar cassettes en las kranten, de Volkskrant, de Telegraaf, het Utrechts Nieuwsblad. De woorden die ik niet snapte, zocht ik in mijn Frans-Nederlands woordenboek op. Ik merkte dat mijn Nederlands snel vooruitging. Ik kreeg kans van de stichting om met subsidie van de overheid te gaan studeren. Ik begon met een mbo Sociale Dienstverlening en combineerde studie met werk. In die tijd trouwde ik ook. Vanaf 1979 was ik actief als tolk bij de Gerrit Aafjes Mavo. Op eigen initiatief besloot ik toen om een maatschappelijke opleiding op hbo-niveau te doen. Het onderwijs heeft mij altijd geboeid. Mijn onderzoek ging altijd over het onderwijs en de problemen van allochtone kinderen in de Nederlandse samenleving. Mijn eerste onderzoek heette: ‘Het onderwijsprobleem van kinderen van Marokkaanse werknemers’. Mijn tweede onderzoek ging over het onderwijs in de eigentaal en cultuur (OETC) van Marokkaanse kinderen.
In de jaren tachtig werkte ik als opbouwwerker bij het stedelijk Bureau Opbouwwerk afdeling Samenbouw van de gemeente Den Haag. Ik studeerde inmiddels Culturele Antropologie aan de Vrije Universiteit. De kans die ik in Marokko niet kreeg om te studeren, kreeg ik in Nederland.
Van 2004 tot 2011 was ik in dienst bij politie Haaglanden als integratiemedewerker allochtone jongeren en sinds mijn pensioen ben ik actief als freelance tolk. Naast mijn werk heb ik mij als vrijwilliger ingezet om de belangen van allochtonen in Den Haag en omgeving te behartigen. Ik bekleedde diverse functies bij verschillende sociaal-cultureel verenigingen en ben nog altijd bestuurslid van de Vereniging Ittihat, een Marokkaanse bewonersorganisatie in Schilderswijk.
Ik ben ook actief in Marokko. Vroeger stuurden we geld naar familie of kennissen in Marokko. Tegenwoordig denken we groter. Wij besloten bijvoorbeeld om een drinkwaterproject in mijn dorp in Marokko te starten. De dorpelingen moesten namelijk vaak kilometers lopen om drinkwater halen. Of ze gingen te paard of met een ezel. Wij legden voor de dorpelingen een waterreservoir aan, een pomp en waterleidingen. De kinderen gaan nu naar school in plaats van water te halen. Ook het verbouwen van groenten en het houden van dieren zoals koeien, geiten en kippen wordt hierdoor vergemakkelijkt. Ik ben nog altijd betrokken bij projecten in Marokko.”
Kinderbijslag
“Hoe zijn de Marokkanen in Nederland terecht gekomen? Ik zie het zo. De ongelijke verdeling in Marokko van arbeid en kapitaal door het Frans koloniale beleid heeft er in de jaren zestig toe geleid dat men zijn land moest verlaten om in een ander land zijn brood te verdienen. In de jaren zestig arriveerden de eerste Marokkanen in Nederland. Daarna volgden hun vrouw en kinderen. Hun komst heeft volgens mij naast dat de mannen hun gezin misten met een aantal redenen te maken. Eén: veel Marokkanen waren destijds geschrokken vanwege een nieuwe wet in 1983 over de kinderbijslag. De kinderbijslag voor de kinderen van gastarbeiders die in het land van herkomst waren achtergebleven, zou met zeventig procent verlaagd worden. De tweede reden was dat kinderen tussen de 18 en 21 jaar die in Marokko werkloos waren of hun studie niet konden afmaken, in het kader van de gezinshereniging naar Nederland mochten komen. Ondanks dat hun kinderen nu in Nederland woonden, hadden ouders nog lang het idee dat ze terug naar Marokko zouden keren. Het is toch niet gebeurd. Terugkeer? Vergeet het maar! De werkloosheid in Marokko was nog groot. We raakten ook steeds meer gewend aan de Nederlandse maatschappij, waardoor het nadenken over een terugkeer naar Marokko steeds moeilijker werd.”
“Er wordt een beeld gecreëerd van moslims waardoor mensen bang worden”
“De Marokkanen in Nederland worden door media vaak bewust negatief in beeld gebracht. Dat is ook niet moeilijk omdat ze niet als een Marokkaanse Nederlander gezien worden. Door consequente herhaling van bijvoorbeeld een woord als ‘kutmarokkaan’ of steeds een moslim met een baard op de voorpagina van de krant te zetten, terwijl de foto dan weinig tot niets te maken blijkt te hebben met de inhoud van het artikel, wordt er een beeld gecreëerd van moslims waarmee mensen angstig worden gemaakt. Dit bevordert niet de dialoog tussen de etnische groepen. Moslims in de bus of in de tram worden tegenwoordig scheef aangekeken. Vroeger was dat niet zo. Ik ben vader geworden van vier kinderen, drie jongens en een dochter. Mijn oudste zoon is makelaar. De tweede is ingenieur en werkt nu in New York, de derde zoon zit in de handel. Mijn dochter heeft psychologie gestuurd. Ik ben nu bijna zeventig jaar en zit in mijn kantoor aan de Stationsweg bij Hollands Spoor en probeer nog altijd mensen te helpen door te tolken en het schrijven van bezwaarbrieven. Ik besef dat aanwezigheid in Nederland niet meer van tijdelijke aard is, maar blijvende aard is geworden.”
Boek en tentoonstelling
Geïnteresseerd in een exemplaar van ‘Een halve eeuw in Nederland; over 50 jaar Marokkaanse arbeidsmigratie in Nederland’? Dit boek is voor € 23,99 te bestellen via deze link.
Het Atlas Cultureel Centrum wil de komende maanden een reizende tentoonstelling, met een diverse randprogrammering, waaronder lezingen, dialoogbijeenkomsten, debatten, literaire en culinaire avonden organiseren. Landelijk werken er meer dan 20 organisaties mee om dit project tot een succes te maken.