En paar jaar later zou dat niet meer het geval zijn geweest. De politie boette in het begin van de jaren zestig aan gezag in. Niet alleen de politie trouwens, maar ook onderwijzers (inmiddels ‘leraren’ genoemd) en later ambulancepersoneel en brandweer, ouders, dominees en priesters, artsen, politici en bankiers verloren aan gezag. Het woord ‘gezag’ hoort thuis in een strakke hiërarchische samenleving waar weinigen het levenslot bepalen voor velen. In een hiërarchische samenleving komen kennis en levenswijsheid van boven, van de oudere generatie die weet hoe de samenleving in elkaar steekt en zekerheid uitstraalt over wat wel en wat niet goed is. De oudere generatie straalt gezag uit, omdat de jongere partij meent dat zij van die generatie veel, zoal niet alles, ontvangen heeft. De oudere generatie heeft van nature gezag. Haar beslissingen worden niet betwijfeld. Het leven kabbelt voort in de lijn van de voorvaders en voormoeders.
Maar in onze samenleving is eeuwenoude kennis die overgedragen wordt van de oudere generatie naar een jongere minder belangrijk. In onze meer democratische samenleving is kennis overal verspreid en tamelijk gemakkelijk tot de jouwe te maken. Kinderen kunnen geanimeerd praten over wat ze zelf op internet hebben gevonden. Kleine kinderen kunnen thuis de computer of geluidsinstallatie vaker beter bedienen dan hun grootouders. De apparatuur en de programma’s veranderen voortdurend. De jongere generatie groeit ermee op; de oudere moet telkens weer het wiel uitvinden. Het verzet in Egypte vorige maand tegen ‘farao’ Hosni Mubarak was ook een opstand van de jeugd tegen de macht van de ouderen. Mubarak had bij de jongeren geen gezag.
Het is een open vraag of het verloren gaan van een zogenaamd vanzelfsprekend gezag in onze maatschappij schadelijk is. Het gezag van een of meer bepaalde figuren wordt vervangen door onderling overleg. In dat overleg worden beslissingen voorbereid, gemaakt en uitgevoerd, en naar gelang de vaak snel veranderende situatie worden ze bijgesteld. In deze meer democratische maatschappij kunnen toch mensen opstaan die ‘gezag’ hebben. Hun gezag berust niet op hun positie in een hiërarchische maatschappij, maar zij geven anderen het gevoel dat zij hen serieus nemen. Zij zijn integer, echt, doen wat zij beloven, durven moeilijke beslissingen in een onoverzichtelijke situatie te nemen, praten anderen niet na, en wijzen de weg zonder de pretentie te koesteren dat zij altijd gelijk hebben.
Zo heeft de nieuwe leider van GroenLinks, Jolande Sap, gezag verworven door bij de besluitvorming over de Nederlandse missie naar Afghanistan op grond van argumenten te durven afwijken van de meerderheid van haar achterban. Dit gezag heeft ze ook verkregen bij hen die het met haar beslissing niet eens zijn. Christenen zien Jezus van Nazareth als een mens met gezag, moslims Mohammed. In onze democratische samenleving blijven mensen met gezag dat ze verkregen hebben, meer dan welkom. Ze zijn modellen om na te volgen, zout van de aarde, lichtdragers in de duisternis.
Gezag, bestaat dat nog?
Op het einde van de jaren vijftig van de vorige eeuw was ik een van de leiders van een vakantiekamp van Amsterdamse kinderen in de buurt van Harderwijk. Gedurende die week haalden de kinderen iets uit – ik weet niet precies meer wat. Ik geloof dat zij steentjes hadden gelegd op de rails van de spoorweg. Er werd besloten dat iemand de kinderen zou toespreken. Men kwam op de gedachte de plaatselijke politie te vragen dat te doen. De politie stemde toe en verscheen in de persoon van de plaatselijke veldwachter die met zijn uniform, zijn flinke stem en zijn grijze snor zo weggelopen leek uit een jongensboek. Zijn vaderlijke toespraak maakte indruk. Hij was in de ogen van de kinderen een man met gezag.
Goed opgemerkt en helder verwoord. Autoriteit wordt niet langer afgedwongen door de macht van de sterkste maar gegeven aan mensen die authentiek zijn en tot voorbeeld dienen.