Een kleine groep mensen had geen geloof, ze waren ‘niets’. Mannen waren het hoofd van het gezin en kostwinner. Ze manageden met strakke hand vrouw en kinderen. Jong zijn betekende niets te vertellen te hebben. Nergens. Je stond onder het ouderlijk gezag tot je eenentwintigste, maar moest tot je dertigste toestemming aan je ouders vragen om te trouwen. Kortom: truttigheid trof. Een te stellige conclusie? Ik heb nog meegemaakt hoe onze buurvrouw bekeurd werd door een politieagent omdat ze na zonsondergang een matje uitklopte. Dat was verboden.

Alles moest anders, was het motto van de protestgeneratie. De rest is geschiedenis: we weten allemaal dat de jaren zestig een grote breuk hebben betekend in het denken en doen tussen mensen van ‘voor de oorlog’ en degenen die daarna werden geboren. De uitroep: ‘Wacht maar tot je vader thuiskomt’, die moeders van stal haalden als je te ondeugend was geweest, werd krachteloos. De uitroep ‘Ik ben je vader’ werd machteloos. Gods superieure scheppingsdaad, de man, kwam in een vrije val, mede door toedoen van het feminisme. Ministers, hoogleraren, leraren, dokters en priesters… dat hele leger gezagsdragers dat Nederland op de been hield en vertelde hoe het allemaal moest, kwam onder vuur te liggen. Hun titulatuur: excellentie, professor, dokter, eerwaarde, enzovoort, werd afgeschaft in het kader van de democratisering en nivellering. En ten slotte trokken ze – de huisartsen voorop – ook hun witte jas uit of hun habijt en lieten leraren zich bij de voornaam noemen.

De leefstijl van de generatie van voor de oorlog werd gekenmerkt door een traditioneel burgerlijk waardepatroon. Kenmerken: een hoog arbeidsethos, kerkelijk, zuinig, vaste rolpatronen en vooral: trouw aan orde en gezag. Mannen waren er voor de productie en vrouwen voor de reproductie. Hij de kostwinner, de wereld van het hoofd, zij moeder en echtgenote, de wereld van het hart. Eenmaal volwassen werd je gedirigeerd door een vaste levensloop waarin bepaald was wat je op welke tijd moest of mocht doen, waarin alles voor het leven was, je werkgever, je huwelijk, je stand en je woonplaats. En nu? Ons denken en doen wordt in het algemeen gekenmerkt door waarden als individuele vrijheid en zelfontplooiing, democratisering, gelijke behandeling van mannen en vrouwen, andere relatievormen dan alleen het huwelijk en andere seksuele voorkeuren. Niets ligt meer echt vast, niets lijkt meer voor het leven. Verandering is de wet van het leven geworden. Je levensloop is je eigen dynamisch concept, vol keuzemomenten. Wat een vrijheid!

Toch begint het duidelijk te worden dat de permissieve society waarin we ons bevinden, tot veel openbaar wangedrag leidt en wel wat correctie kan gebruiken. Een basiscode waar burgers zich in het openbare domein aan moeten houden, zou de oplossing kunnen zijn. Maar op de handhaving daarvan met ‘enig gezag’ kunnen we in ons land hoogstwaarschijnlijk niet rekenen. Een voorbeeld: onlangs werd ik op een voetgangerspromenade bijna geschept door twee racende jongens op bromfietsen. Voor mij liepen vrouwen met kinderen en oudere mensen, zich van geen gevaar bewust. Aan het begin van de promenade stond een politieauto met twee agenten erin. Ze zagen hoe de ene fietser na de andere niet afstapte, maar zigzagde tussen de niets vermoedende voetgangers. Door het open raam van de politieauto vroeg ik: “Kunt u niets aan die fietsers en bromfietsers doen, ze zijn levensgevaarlijk”. Het nukkige antwoord was: “Mevrouw, daar zijn we hier niet voor”.

Heleen Crul

wetenschapsjournalist

Heleen Crul is auteur van het boek ‘Tussen de generaties, de nieuwe grootouders’. Ook houdt zij lezingen over dit onderwerp.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.