Naar aanleiding van de protesten tegen zijn voornemen de subsidie aan de kleine levensbeschouwelijke omroepen in te trekken dook op Twitter de term ‘klaagchristenen’ op. Dekker heeft het overigens niet alleen op de christelijke zenders voorzien, maar ook op de islamitische, joodse, boeddhistische en humanistische. De vraag is of de beduchtheid is gegrond en Nederland zich moet opmaken voor een scheiding van kerk en staat naar het rigide Franse model, dat elk teken van religie in het publieke domein verbiedt. Dat zou haaks staan op de traditie van pluriformiteit die het politieke, sociale en culturele leven in Nederland kenmerkt.

Er staat dus wel wat meer op het spel dan de term ‘klaagchristenen’ suggereert. In wezen draait het om de keuze tussen een samenleving die verschillen tussen bevolkingsgroepen waardeert en ruimte geeft en een samenleving met een eenheidscultuur die de burgers dwingt tot aanpassing. In dat perspectief is het scheldwoord veelzeggend, omdat het uitdrukt dat katholieken en protestanten zich maar hebben te schikken nu zij een minderheid vormen.

De nauwelijks verhulde eis tot aanpassing die eruit spreekt, heeft verrassend snel veld gewonnen sinds de natie zich tien jaar geleden bewust werd van de aanwezigheid van een kleine miljoen moslims binnen de grenzen. De macht van de dominee en de pastoor was nog maar net gebroken, en nu kondigde zich in de imam een nieuwe bedreiging aan van de moderne levensstijl. Onder deze omstandigheden nam ook de druk toe op de traditionele religies en hun verwante organisaties en partijen, zoals de SGP, zich naar de moderniteit te schikken.

De PVV van Wilders stelt aan de islamitische inwoners van dit land de eis van aanpassing onverhuld, de traditionele partijen hebben het wat subtieler gedaan door het belang van individuele vrijheid en ontplooiing hoger aan te slaan dan de tolerantie tegenover andere culturen of, zoals het CDA, maar een beetje te schipperen tussen verscheidenheid en eenheid. Het bontst maakt de SGP het door de ruimte die zij op basis van de godsdienst- en verenigingsvrijheid voor haar afwijkende gedachtegoed claimt, aan de islam te misgunnen.

In veel kwesties zijn de afgelopen jaren de grenzen van de burgerlijke rechten en vrijheden opgezocht en heeft, zoals het hoort, de rechter uitspraak gedaan. Wat nu dreigt is dat de ‘liberale, blanke meerderheid’, die de Amerikaanse historicus James Kennedy al in het vorige decennium gestalte zag krijgen, haar cultuur en identiteit tot norm in het publieke leven maakt. Daardoor kan de tolerantie, die een kenmerk was van het Nederland van vòòr 2002, tegenover afwijkende minderheden snel afnemen. Deze tendens is terug te zien in de hardnekkige opvatting dat religieuze uitingen in het publieke domein strijdig zijn met het principe van scheiding tussen kerk en staat. Ik heb lang verondersteld dat deze uitleg van het principe op een misverstand berustte, maar ik houd het langzamerhand op moedwil God geheel en al achter de voordeur te dringen.

De scheiding van kerk en staat is een van de zegenrijke uitkomsten van de Franse Revolutie van 1789, omdat hiermee een eind kwam aan het onheilige verbond tussen koning en priester in het Ancien Régime. In Nederland werd het principe in 1795 verankerd in de grondwet van de Bataafse republiek. Het hield in dat aan de bevoorrechte positie van de gereformeerde, later Nederlands-hervormd genoemde, kerk een eind kwam en dat elke burger vrij was in het belijden van zijn godsdienst. Daarin besloten lag de notie dat de publieke ruimte, vrij van staat en kerk, de burgers vrijheid biedt hun leven naar eigen inzichten vorm te geven. Zo werd uitdrukking gegeven aan de kern van de Verlichting, samengevat in de woorden ‘sappere aude’ van Kant, durf te weten.

De vraag is hoe verlicht de seculiere meerderheid is als zij meent die vrije ruimte van de burgers te moeten beperken. In het huis van de liberalen is er altijd een stroming geweest die de vrijheid van godsdienst opvatte als een oproep mensen te bevrijden van godsdienst. Deze verwaten houding leidde in de negentiende eeuw tot heftige weerstand tegen gelijkberechtiging van het christelijke onderwijs aan het openbare. Kinderen moesten naar de openbare school om ‘bevrijd te worden van het vooroordeel en de bekrompenheid van de katechiseermeesters’. Uit het verzet tegen deze liberale bevrijdingsdwang is in feite het eigenaardige politieke bestel in Nederland voortgekomen met de ARP van Abraham Kuyper in 1879 als eerste partij. De antithese die Kuyper in de politiek werkzaam maakte met zijn onderscheid tussen christelijke en vrijzinnige partijen werkt nog altijd, zij het dat de verhoudingen totaal op hun kop zijn gezet. Van een christelijk land is Nederland een overwegend seculier land geworden.

Ook in de sociaal-democratie heeft altijd de neiging naar een eenheidscultuur gezeten. Zo pleitte Herman Gorter aan het begin van de vorige eeuw voor staatsscholen. Voor zover er sprake was van dwang, zei hij, was dat dwang ‘om van dwang te bevrijden, om groter vrijheid te brengen’. Liberalen en sociaal-democraten vonden elkaar in het ideaal van ‘onverdeeld naar de openbare school’, dat nog tot diep in de jaren vijftig van de vorige eeuw op affiches werd uitgedragen.

Met andere woorden, de tendens bij de seculiere partijen om de restanten van christelijk Nederland op te ruimen komt niet uit de lucht vallen. In de jaren zestig is daar nog het sentiment bijgekomen van de bevrijding uit de oude zuilen, waardoor in Nederland, geheel anders dan in de Verenigde Staten, vrijheid en individuele ontplooiing tegenover religie zijn komen te staan. In die zin is de PVV eerder een late vrucht van de jaren zestig dan van de jaren dertig. De vraag is of de tegenstelling tussen God en de rede een vruchtbare is, behulpzaam bij het oplossen van actuele uitdagingen, zoals de globalisering. Het lijkt mij van niet. Nederland mag een overwegend seculier land zijn met ruim zestig procent onkerkelijken, in de Europese Unie is de overgrote meerderheid van de ruim 500 miljoen inwoners nog bij een kerk aangesloten. Ongeveer een vijfde is onkerkelijk. Dat zet het pleidooi van D66 voor het terugtrekken van onze ambassadeur in Vaticaanstad in een nogal provinciaals licht.

Christelijke partijen erkennen al lang dat seculiere partijen niet zijn verstoken van moraliteit. Omgekeerd lijkt bij de seculiere partijen revanchisme een belangrijke drijfveer om restanten van christelijk Nederland op te ruimen en de rede hoger aan te slaan dan religie. In een wereld die steeds kleiner wordt met samenlevingen die steeds diverser worden, lijkt het hoog tijd deze tegenstelling te overstijgen en argumenten, aan welke levensovertuiging ook ontleend, op eigen merites te beoordelen.

Hans Goslinga

politiek journalist en columnist bij het dagblad Trouw

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.