Mijn reisgenote en ik vervolgden onze weg door de nauwe steegjes van Arabisch Jeruzalem. Het was vrijdag en mensen kwamen in groten getale de moskeeën uit. Ondanks dat we duidelijk herkenbaar waren als joodse vrouwen – lange rok, bedekkend shirt, sjaaltje op het hoofd, kettinkje met davidster om de hals – reageerde men hartelijk en open op onze groeten Assalaam aleikoem en Ramadan moebarak.
Ik pretendeer niet een oplossing te hebben voor het Midden-Oosten conflict en wil niet bijdragen aan de zoveelste polariserende polemiek. Mijn tactiek berust op het zoeken van verbindingen, niet op het blindstaren op verschillen. Deze korte ontmoeting met de Limonana-verkoper raakte mij. Nee, wij zullen geen beste vrienden worden, we zullen niet gezamenlijk plaatsnemen aan de onderhandelingstafel of diepgaande existentiële gesprekken voeren. Hij zal zich mij waarschijnlijk nooit meer herinneren. Ja, er ligt een diepe culturele kloof tussen ons. En toch koos hij er voor om mij te zien. Als mens.
De joodse filosoof Martin Buber beschreef wat de kitscherige film ‘Avatar’ van James Cameron (ja, de kaskraker met de blauwe aliens) uitbeeldde: ‘Ik zie je’. Volgens Buber is er een existentieel verschil tussen onze relatie met dingen die hij omschreef als ‘ik-het’ en met God en mensen, het ‘ik-jij’. Wij mensen moeten met elkaar om gaan op een ‘ik-jij’ wijze. We dienen elkaar niet te objectiveren maar in een waarachtige relatie met ieder individu te staan, hoe kort of vluchtig dat contact ook moge zijn. Neytiri, de hemelsblauwe Navi-prinses uit de film, betoogt hetzelfde. “I see you” is dan ook de groet op de fantasieplaneet Pandora.
Een chassidische wijsheid zegt het weer iets anders. We moeten in onze inbeelding op het voorhoofd van elk mens de heilige Naam van God zien, want wij zijn allen b’tselem Elohim – naar Gods evenbeeld – geschapen. De christelijke traditie spreekt over ‘ecce homo’, ‘zie de mens’, waar Jezus als metafoor dient voor het zien van de waardigheid van elk individu.
Mijn Palestijnse Limonana-verkoper koos ervoor om mij te zien en mij rachmones (mededogen) te tonen op een snikhete dag. Wij waren even niet onzichtbaar voor elkaar. Een mooie gedachte om zowel de periode na de ramadan als het joods nieuwjaar mee in te gaan. Ik zou zeggen: kijk elkaar eens goed aan en glimlach!
Prachtig verwoord zeg. Tegelijkertijd is het ook raar om te beseffen dat echte ontmoetingen zeer zeldzaam zijn. Mooi om te lezen dat die er wel degelijk zijn.
Ben nog nooit in Israël geweest, maar kan mevr. Hugenholtz aangeven of Ramadan van invloed is geweest op de vriendelijke houding van de moslims die ze tegenkwam of…
@Kees: Wat is dan een ECHTE ontmoeting? Is het niet genoeg om de mensen die je op straat, op je werk, bij de bakker of tegenover je in de trein te zien, gedag te knikken en naar hen te glimlachen? Is dat niet al een ontmoeting van mens tot mens? Ik heb geen behoefte om altijd en met ieder van hen een (diepgaand) gesprek aan te knopen, maar ZIE elkaar…
Wat ik soms wel lastig vind, is dat verschillende mensen/ bevolkingsgroepen hier soms anders over lijken te denken… Wanneer ik op straat een man tegenkom, deze recht in de ogen kijk en toelach, dan kan dat inderdaad opgevat worden als een vriendelijk gebaar, maar ook als flirten, of als een teken van respectloosheid, afhankelijk van diens achtergrond en ideeen…
Ik loop op Hoog Catharijne richting Jaarbeurs. Een paar meter verderop loopt een groepjes jongens richting treinen. Baggy kleren, gouden kettingen, bruin kleurtje, hiphop to the top. De jongen die rechts langs me heen loopt kijk ik recht in de ogen. Ik glimlach naar hem.
“Hee jongen, je hebt sjans!” Z’n vrienden stoten hem lachend aan en kijken om naar mij terwijl ze met grote gebaren naar me wijzen. Ik wend mijn blik af, versnel mijn pas en neem me voor om nooit meer iemand aan te kijken. En al helemaal niet te glimlachen naar mannen. Tot ik me besef dat het eigenlijk ook niet uitmaakt. Vriendelijkheid, sjansen, whatever, als je maar een lach op iemands gezicht kunt toveren 🙂