Afgelopen weekend was ik bij de opening van de nieuwe moskee van de Mevlana-gemeenschap in Zevenaar. De gemeenschap – die met trots de naam draagt van de bij ons als Rumi bekend staande grootheid – had een grote groep mensen van allerlei denominaties uitgenodigd. De gedeelde kern van de speeches was een oproep aan alle aanwezigen om persoonlijk positief bij te dragen en te werken aan een vreedzame co-existentie in Zevenaar en ver daarbuiten. Ik moest toen aan mijn vader denken. Mijn vader was een blijmoedig, ruimhartig mens. Een banketbakker die lange dagen maakte. Die oprecht geïnteresseerd was in zijn medemens. Toen hij bijna tien jaar geleden stierf, hebben mijn broers en ik samen met onze moeder zijn levensverhaal doorgenomen. Eén verhaal sprong er voor mij en de anderen uit.

Begin jaren 70 van de vorige eeuw kwam er een Turks gezin in ons dorp wonen: Hasan met vrouw en vier kinderen. De jongste was nog een baby. Op de hoek van onze straat stond een witte bank, die in de volksmond bekend stond als de ‘Leugenbank’. Wanneer de weersomstandigheden het toelieten, kwamen onze vaders daar samen na het avondeten. Onder het genot van een sigaar of sigaret hadden ze hun mannenmoment. Ook Hasan voegde zich bij de groep mannen. Hij werd getolereerd, het communiceren ging moeizaam. Van officieel inburgeren was toen nog geen sprake. Na verloop van tijd werd Hasan een vast element in dit mannenritueel. Verder was er geen contact met hem en zijn familie.

Totdat mijn vader zich zomaar liet ontvallen tijdens de warme maaltijd dat hij besloten had Hasan te helpen. In de zomer trok het Turks gezin voor een week of vier naar Turkije op familiebezoek. Het jongste kindje was nog te kwetsbaar om zo’n zware reis te maken en mijn vader had aangeboden zolang voor de baby te zorgen. Hij kwam regelmatig bij het Turkse gezin over de vloer bleek. Het heeft wel wat praten met mijn moeder gekost, maar het kindje kwam bij ons in huis en iedereen hielp met de verzorging. Vier weken later: geen Hasan. Mobieltjes waren er niet, Skypen bestond nog niet en de familie van Hasan woonde ergens in een geïsoleerde bergstreek. Na vijf weken werden mijn ouders ongerust en na zes weken gingen ze plannen maken om het kind dan maar te adopteren mocht het Turkse gezin niet terugkeren. Uiteraard zou dat niet zomaar gaan, maar de bereidheid van mijn beide ouders om het kind op te nemen in ons gezin staat me bij als heel ruimhartig.

En dat is meen ik wat nodig is om van een afstandelijke houding van tolerantie over te stappen naar een daadwerkelijk accepteren en goed omgaan met elkaar. Blij-moedig, ruim-hartig zijn betekent andere mensen op een open, oprecht belangstellende manier tegemoet treden en in staat zijn diezelfde mensen in de ont-moeting te ontdoen van alle labels die in de interactie niet wezenlijk zijn. Begrippen definiëren is theorie, het daadwerkelijk stappen ondernemen om een verandering te latten plaatsvinden is een tweede, voor velen net iets te grote stap.

Toen mijn vader stierf, was Hasan ook bij de kerkelijke uitvaart. De islamitische man zat tussen al die katholieken te bidden en te huilen. Na afloop omhelsde hij me. Terwijl de tranen over zijn wangen liepen, fluisterde hij: “Bakker was een goed mens”. Ik sluit me van harte aan bij de oproep van de Mevlana-gemeente uit Zevenaar. Ieder mens is in staat een ander met open armen tegemoet te treden. Al vergt het misschien wat oefening, diezelfde oefening zou ook zomaar kunst kunnen baren.

marianne

Marianne van Waterschoot

Communicatiecoördinator

Marianne van Waterschoot werkt momenteel als communicatiecoördinator voor twee parochies. Ze doet daarnaast redactie & vertaalwerk en …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.