Ook in andere streken speelde het werpen van het lot een belangrijke rol. Zo werden in Athene lange tijd de negen bestuurders en de leden van de Raad door het lot aangewezen. De kandidaten voor die ambten werden door keuze en overleg geselecteerd, maar de beslissing lag bij het lot. De eerste koning van Israël, Saul, werd door het lot gekozen. Het lot viel eerst op de stam waartoe Saul behoort, dan op zijn familie, uiteindelijk op hem. Saul valt de eer van het koningschap te beurt; later sterft hij op het slagveld. Bij het prille begin van de beweging van hen die later ‘christenen’ worden genoemd, vindt de groep van de ‘twaalf’ het nodig zichzelf aan te vullen. Judas is immers weggevallen. Er worden twee kandidaten voorgesteld. De groep gaat in gebed. Vervolgens wordt het lot geworpen. Nu nog wordt de patriarch van Alexandrië gekozen doordat een klein kindje een van drie briefjes met de naam van een kandidaat uit een kelk trekt. In al deze gevallen is het werpen van het lot een soort godsoordeel. Loterijen hebben religieuze wortels.
In een loterij bindt het lot mensen even samen als verliezers of als winnaars. De winnaars krijgen een prijs, maar vaak zal men hen daarna het leven zuur maken. Als het even kan, moeten ze het gewonnen geld delen met familieleden en ‘vrienden’. Wanneer het om de macht gaat, heeft het kiezen dat eerst een voorbereiding was op het loten, dit vervangen. Verkiezingen zijn een soort loterij. Van de winnaar wordt zoveel verwacht, dat hij spoedig tegenvalt. Verkiezingen zijn geen godsoordeel maar een volksoordeel; het volk is hier god.
Lotsverbondenheid leverde ooit een krachtig ‘wij’ op. Ze kwam tot stand door uitdrijving en geweld. Het lijkt verstandiger te streven naar een zwak ‘wij’, gedragen door hen die de zwakken zijn in onze samenleving. We hebben een andere religiositeit nodig. Een zonder loterij.