Het Comité 21 Maart tegen Racisme en Discriminatie heeft op 22 maart in het kader van de Internationale dag voor de uitbanning van racisme en discriminatie van de Verenigde Naties een demonstratie georganiseerd in Amsterdam. Het was een spannend moment om na maanden bezig te zijn geweest met de voorbereidingen op de dag zelf dan eindelijk het Museumplein op te lopen. Terwijl we opbouwen vraag ik mijzelf en collega’s steeds opnieuw zenuwachtig of de mensen wel gehoor zullen geven aan onze oproep.
Als Marian Markelo, een Nederlands-Surinaamse wintipriesteres, om stipt 13.00 uur het podium beklimt om de demonstratie te zegenen middels een vooroudergebed, zijn er al duizenden mensen aangekomen. Wanneer zij moeder aarde aanroept om ons de kracht te geven om racisme te bestrijden, klinkt het eerste gejuich vanuit de menigte op. Iedereen lijkt zich te verbinden met haar woorden.
Nu is het aan mij om namens het Comité 21 Maart de demonstranten welkom te heten. In mijn speech verwijs ik naar het thema dat de Verenigde Naties dit jaar toevalligerwijs gekozen heeft voor deze internationale dag: ‘De rol van leiders bij de bestrijding van racisme en discriminatie’. Ik ga in op het feit dat we de afgelopen dagen zagen hoezeer de politieke en maatschappelijke leiders hierbij een rol hebben en dat zij helaas racisme en discriminatie kunnen oproepen en opzwepen. Ook geef ik aan dat leiders richting kunnen geven aan het protest tegen racisme en discriminatie. En dat leiders kunnen helpen om het debat erover inhoud te geven en een voorbeeld kunnen stellen aan anderen door zelf positie te kiezen of anderen daarbij te ondersteunen.
Met de wens voor een vrije en vreedzame samenleving, beëindig ik mijn welkomstwoord. Mustapha Ayranci, voorzitter van de in Amsterdam gevestigde Turkse Arbeiders Vereniging Nederland, begint zijn speech met “Wij zijn allemaal Marokkanen”, gevolgd door Quinsy Gario van ‘Roet in het eten’ en Glenn Helberg van het Overlegorgaan Caribische Nederlanders die beiden een vlammend betoog houden.
Dan roept presentatrice Anousha Nzume iedereen op zich achter de kopgroep te begeven om aan de demonstratie door de stad te beginnen, en meteen komt de massa in beweging. Terwijl ik de menigte probeer te stroomlijnen, merk ik dat dit helemaal niet nodig is. Maar ik ga toch door en probeer iedereen persoonlijk te bedanken voor hun komst. Als ik even later door twee oudere Amsterdams-Marokkaanse mannen met tranen in de ogen wordt bedankt voor mijn toespraak, realiseer ik mij dat de boodschap die ik probeerde over te brengen in ieder geval bij deze twee heren is aangekomen. Ik ben even overdonderd.
Opeens denk ik aan de leden van het Comité 21 Maart. We zouden met zijn allen in de kopgroep gaan lopen en ik sprint weg. Pas op de brug voor het Rijksmuseum heb ik hen weer ingehaald. Tussen Mustapha Ayranci en Abdou Menebhi, voorzitter van Euro-Mediterraan Centrum Migratie en Ontwikkeling, voel ik mij opeens zo geborgen, zo heb ik mij in lange tijd niet gevoeld. Als ik met duizenden andere mensen langs mijn oude lagere school loop op de Weteringschans (de Zacharias Janssenschool) denk ik aan het gesprek dat ik laatst had met Karen, een andere vrijwilliger van het Comité 21 Maart over mijn schoolervaringen. Ik vertelde haar dat ik praktisch nooit een beurt kreeg in de klas en nooit werd uitgenodigd op verjaardagfeestjes, nooit te spelen was gevraagd bij iemand thuis en vaak voor straf op de gang stond.
In het gesprek met Karen realiseerde ik mij pas voor het eerst hoe het kwam dat ik vaak op de gang stond. Als je niet mag meedoen, ga je klieren. Vooral het feit dat ik geen beurt kreeg heeft mij als kind destijds diep geraakt. Ik vond het van meet af aan onrechtvaardig en ik bleef toch steeds hopen dat de meester mijn naam zou noemen. Als dat dan eindelijk gebeurde, nadat iedereen wel drie keer de beurt had gekregen, was ik inmiddels zo zenuwachtig dat ik al vrij snel begon te hakkelen. Het eindigde altijd met dat ‘mijn meester’ mij afkapte en de beurt aan iemand anders gaf.
Karen bleek precies hetzelfde te hebben meegemaakt. Toen zij haar verhaal vertelde dacht ik dat ik mijzelf hoorde praten. Sindsdien deel ik mijn verhaal met talloze andere zwarte vrouwen die tot mijn verbijstering ook allemaal dezelfde ervaringen hebben. Ik realiseer mij voor het eerst dat ik als zwart meisje op de lagere school last had van racisme. En ik altijd maar denken dat mijn recalcitrante gedrag dat mij mijn hele verdere schoolcarrière heeft achtervolgd onderdeel uitmaakte van mijn karakter.
Terwijl dit door mijn hoofd schiet, zie ik tegelijkertijd de vele jonge kinderen die meelopen met hun ouders en vraag ik mij af hoe rechtvaardig of onrechtvaardig het er nu aan toe gaat op de scholen. Het feit dat Amsterdammertjes met een migrantenafkomst vele malen vaker een vmbo-advies krijgen dan autochtone Amsterdammertjes doet mij vrezen voor het ergste.
Als we op het Frederiksplein lopen, schiet ik een politieman aan en vraag of hij weet hoeveel demonstranten er ongeveer op de been zijn. Hij vertelt dat hij net van zijn collega hoort dat de laatste demonstranten op het Museumplein zijn aangesloten. Ik kan mijn oren bijna niet geloven en schiet iedereen aan om dit goede en vooral belangrijke nieuws te vertellen.
Het stuk van het Frederiksplein door de Utrechtsestraat tot aan de Blauwbrug kom ik veel vrienden en oude contacten tegen die allemaal stralend leuzen scanderen. ‘Stop, stop racisme’ is de leus die het meest wordt opgepikt. Ik zorg dat ik eerder dan de stoet op het Jonas Daniël Meijerplein aankom voor het geval er nog iets gedaan moet worden. Het podium staat en ook zie ik professor en activiste Gloria Wekker en politicus Mohamed Rabbae die straks de demonstranten zullen toespreken.
Ik zaai uit pure zenuwen voor de komst van duizenden mensen nog even verwarring over de volgorde van de toespraken. Een ding is zeker de burgemeester die door het comité de dag ervoor nog gevraagd is om te komen spreken heeft op de ochtend van de demonstratie toegezegd. Het spreken wordt hem aanvankelijk bemoeilijkt door een spreekkoor vanuit de anarchistische hoek. Later hoor ik van diverse demonstranten dat ze van mening zijn dat hij te veel is in gegaan op de actualiteit waardoor het institutioneel en alledaags racisme door hem onvoldoende geagendeerd is. Ik ben het hiermee roerend eens. Immers de demonstratie ging over zoveel meer vormen van uitsluiting. Gloria Wekker daarentegen gaf in haar betoog de grotere verbanden tussen het verleden en het heden weer. Haar betoog leek in die zin een beetje op een college over de koloniale geschiedenis en de slavernijgeschiedenis van Nederland. Ze schetste het verband tussen deze pijnlijke geschiedenis van honderden jaren van Nederlandse onderdrukking en het alledaagse en institutionele racisme.
Als ik na afloop in een roes met Anousha Nzume, Patricia Kaersenhout, Heidi Lobato en Imelda Tjon-Fo richting het kantoor van het HITIB loop om daar nog even na te praten en ons succes te vieren, realiseer ik mij dat er vandaag een kanteling heeft plaatsgevonden. Alle tijd die er de afgelopen maanden in de voorbereidingen van de demonstratie is gestoken, blijkt een hele goede investering te zijn geweest. Op HITIB zitten we met een biertje in de hand al snel nieuwe plannen te maken. En ik denk aan al mijn werk dat de afgelopen maanden is blijven liggen en realiseer mij dat het bestrijden van racisme en discriminatie heel veel tijd kost en dat de actieve betrokkenheid van veel meer mensen noodzakelijk is. Ik roep dan ook iedereen op om in beweging te komen, op te staan tegen racisme en discriminatie. Weet je niet hoe, meld je dan aan bij het Comité 21 Maart, het platform tegen racisme en discriminatie. Kijk op www. 21maartcomite.nl.