In plaats van het westerse perspectief of het verwante en al even dominante economische perspectief (‘global village’) pleit Eleonora voor een ‘planetair perspectief’. Een missiologie die de hele wereld omvat, biedt (letterlijk) een breder perspectief. De scheiding tussen binnenlandse en buitenlandse zending is dan onhoudbaar. Ook de geschiedenis van migranten-christenen komt daardoor in een geheel ander licht te staan, namelijk als integraal onderdeel van de koloniale geschiedenis van Nederland. De nieuwe visie biedt bovendien meer mogelijkheden om de beschermwaardigheid van kwetsbaar leven centraal te stellen.
Eleonora Hof heeft haar postkoloniale missiologie uitgewerkt in drie hoofdthema’s: marginaliteit, kwetsbaarheid en roeping. De ‘missietheologie vanuit de marges’, die haar oorsprong vindt in Jezus Christus, de gemarginaliseerde grensganger bij uitstek, is van actuele betekenis nu de kerk door de secularisatie steeds meer naar de rand van de samenleving verdwijnt.
Het kernbegrip ‘marginaliteit’ is gekoppeld aan kwetsbaarheid: het definitieve afscheid van het ideaalbeeld van de autonome, onkwetsbare mens. Kwetsbaarheid en marginaliteit zijn ook onmisbaar in een robuuste roepingstheologie. De zendingsroeping is vaak geïnterpreteerd in een paradigma van expansieve missie. Juist daarom is het noodzakelijk om roeping primair te definiëren als aanwezigheid. Roeping vindt plaats in en door de kwetsbare aanwezigheid in de marges van de maatschappij.
Het proefschrift heeft zijn waarde in de praktijk al bewezen: bij haar werk als beleidsmedewerker bij de zendingsorganisatie GZB bleek Eleonora Hof dat de kwetsbaarheid en zending vanuit de marge behulpzaam waren bij het formuleren van een nieuw beleidsplan.
Eleonora Hof behaalde haar BA theologie (cum laude) in Leuven en haar MA (cum laude) in Amsterdam. Ze werkte van 2010 tot 2015 als promovenda bij de Protestantse Theologische Universiteit. Na haar promotietraject werkte ze als beleidsmedewerker bij de GZB. Zij is nu free-lance schrijver en hoopt in de VS verder te studeren om zich voor te bereiden op het predikantschap.
Bron: PThU
Tsja. Weer eem illustratie dat het kerkelijk beleden en uitgedragen geloof eigenlijk vooral een lege huls is die gevuld wordt met de normen en waarden van de tijdgeest.
De koloniale tijdgeest van toen was: handelsposities verwerven, machtsposities bestendigen, winst pakken, en geen lastige vragen stellen! En dat ging werkelijk uitstekend samen met het christelijk geloof.
En jawel, de situatie in de gekoloniseerde landen was niet zelden gewoon achterlijk. In maatschappelijk, cultureel, technisch, politiek, economisch, en militair opzicht.
Daarom lukte de kolonisatie in b.v. Africa en Zuid America wel, en in b.v. Japan en China niet (daar werden would-be kolonisatoren i.h.a. ingepakt, afgedroogd, en met respect vervuld weggestuurd). India bijvoorbeeld kenmerkte zich door een (voor de modale mens) kei en kei-harde maatschappij en niet-aflatende politieke strijd tussen de bevoorrechte aristocratische heersers. De Engelsen konden India onderwerpen door de corrupte vechtenden geschikt tegen elkaar uit te spelen.
Nu is er veel slechts te zeggen over het kolonnialisme, maar ook veel goeds. Inclusief de kerstening.
In de nadagen van de kolonisatie kreeg je de “bevrijdingstheologie”. De lege huls werd gevuld met het besef dat mensen in de kolonieen ook mensen waren, die daardoor ook rechten haaden. Waaronder het recht op zelfbeschikking.
Als uitvloeisel en nasleep daarvan zien we dan een stroom waar dit soort “kritische” beschouwingen, met modieuze kreten als “planetair perspectief” en “kwetsbaarheid” op meedrijft. En de oproep om vooral bepaalde theologische vaktermen maar te laten verdwijnen. Want verweven met een gedachtenstroom die inmiddels in onbruik is geraakt.
Tsja. Leuk als je je daarbij goed voelt. Wat hier verder de waarde van is? Zeg het maar, want ik weet het niet.