Wie is Dirk van de Glind?
“Ik ben altijd een gevoelig jochie en een dromer geweest en dat heb ik van geen vreemde. Ik groeide op in een groot plattelandsgezin in de Gelderse Vallei en kreeg een zware variant van Gereformeerd geloof met de paplepel ingegoten. Mijn moeder heeft zich tot haar dood toe vastgeklampt aan dat geloof. Mijn vader maakte zich daar gaandeweg van los en kwam tot een ruimer, vrijwel pantheïstisch godsbesef, overigens zonder de kerk de rug toe te keren. Ik heb veel van mijn vader en ook door m’n jarenlange werk als docent levensbeschouwelijke vorming heb ik over grenzen heen leren kijken. Het is mijn passie te schrijven en vertellen over het leven dat ik als een groot – en soms knap lastig – wonder zie. Geloven heeft steeds meer de kleur van vertrouwen gekregen en religies zijn wat mij betreft alleen dan zinvol wanneer ze fungeren als oefenplaatsen voor menselijkheid en liefde. Daarbij zie ik ze ook als schatkamers van en voor de menselijke geest.”
Hoe is dit bijzondere boek tot stand gekomen?
“Toen mijn vader in 2000 overleed, liet hij zo’n anderhalve meter schriften en mappen met persoonlijke aantekeningen, gedichten en verhalen na. Als kinderen zouden we ieder een deel doornemen om er de pareltjes uit te halen, maar het kwam er niet van.
In 2018 overleed een van mijn broers en een vriend, neef en naamgenoot. Ik besloot met vervroegd pensioen te gaan, mede om eindelijk serieuze aandacht aan mijn vaders nalatenschap te kunnen geven. Zo kwam het begin 2020 tot de bundel Opvliegende Duiven. Maar het meest was ik geraakt door zes dikke cahiers met een soort premature roman over ene Gert van Soeren, boerenknechtje in de jaren dertig van de vorige eeuw. Het was me algauw duidelijk dat het mijn vaders eigen verhaal was en ik besloot het te bewerken. Daarbij zette ik het dialect dat hij gebruikt had om naar meer toegankelijk Nederlands en gaf het boerenknechtje zijn eigen naam terug: Hans van de Glind. Tijdens het schrijven kwam mijn vader bijna tastbaar dichtbij en waren de rollen van weleer omgedraaid. Nu was ik de oudere vader die zich ontfermde over het kind dat zich onder erbarmelijke omstandigheden staande moest zien te houden. Ik heb meerdere keren een traantje moeten wegpinken.
Bijzonder is ook dat mijn vader, zoveel jaren na zijn dood, mij op nieuwe wegen van schrijven heeft gezet waar ik enorm van genoten heb.”
Wat raakte en raakt jou vooral in het verhaal van je vader? Wat wilde hij overbrengen? En wat wil jij nu duidelijk maken?
“Mijn vader was een intelligente en gevoelige man die graag verder geleerd had en ambities had om te schrijven. Maar toen hij in 1936 als dertienjarig jochie met een prachtig rapport van de lagere school kwam, moest hij als boerenknechtje aan het werk. De hele week van huis en alleen op zaterdagavond, na het melken naar huis, om einde zondagmiddag, vóór het melken weer terug te zijn. Voor twee gulden per week die hij thuis af moest geven omdat zijn ouders straatarm waren en zijn vader door ziekte nauwelijks werken kon. Als knechtje werd hij niet alleen uitgebuit, maar ook gekoeioneerd en vernederd.

Mijn vader heeft mij in mijn jonge jaren vaak gezegd dat ik niet half in de gaten had in hoeveel rijkdom ik leefde en hoeveel kansen ik kreeg. Hij heeft dan ook niet alleen zijn eigen verhaal willen vertellen maar er ook een oproep tot bewustwording in willen leggen die ik van harte onderschrijf. In zijn cahiers stapt hij daartoe meerdere keren uit het verhaal om zijn lezers een spiegel voor te houden. Dat soort passages heb ik weggelaten omdat het verhaal zelf krachtig genoeg is.”
Elk hoofdstuk begint met een artikel uit het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind. Waarom?
“Bij het werken aan dit boek werd me algauw duidelijk dat het belang ervan onze familie om meerdere redenen overstijgt. Zo was mijn vader bepaald niet de enige die in die jaren van crisis en armoede volledig klem zat en werd uitgebuit. Maar ook vandaag zijn er in de wereld nog altijd vele kinderen die in miserabele omstandigheden moeten opgroeien. Ook in ons eigen, rijke land zijn er beschamend veel kinderen die door geldgebrek en sociale achterstand niet volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Daarom heb ik mijn vaders roep om recht willen versterken met de helder geformuleerde rechten van het kind – én omgekeerd. Want zijn verhaal geeft die rechten niet alleen kleur en diepgang, maar bepaalt de lezer ook bij het feit dat er nog veel gebeuren moet om ze gerealiseerd te krijgen.”
Welke rol speelt geloof en religie in het verhaal van je vader? Wat laat het verhaal ons in dit opzicht zien?
In zijn eigen geschriften is zijn worsteling met het dogmatische geloof van predestinatie, schuld en schaamte volop aanwezig. En hoewel hij veel daarvan pas heeft kunnen beschrijven toen hij ruim veertig jaar later op zijn jeugd reflecteerde, moet zijn vrijheidsdrang al op jonge leeftijd aanwezig zijn geweest, en zeker zijn liefde voor de natuur. In de kerk kon hij zich benauwd en opgesloten voelen. Buiten, in het veld of op een open plek in het bos, ervoer hij dat het leven ontzaglijk veel groter en dieper is dan wij kunnen weten. Vaak heeft hij daarbij de gedachte verwoord dat het bij geloven niet om de juiste leer gaat, maar om de manier waarop we met elkaar omgaan.”

De ondertitel is opvallend: ‘Een roep om recht voor kinderen en andere grote mensen’. Verklaar je eens nader…
“Ik houd ervan om te spelen met woorden en te zien wat er gebeurt als je ze in een ongebruikelijke volgorde zet of in een ander kader plaatst. Aanvankelijk was ‘Een roep om recht voor kinderen’ de ondertitel, maar dat bevredigde me niet omdat de roep natuurlijk net zo goed volwassenen geldt. Met de toevoeging ‘en grote mensen’ zou ik kinderen tekort doen – alsof die eerst en vooral klein zouden zijn. Met een knipoog naar Jezus die zei dat wie groot wil wezen moet willen zijn als een kind, maakte ik ervan wat er nu staat. Daarbij hoop ik dat volwassen lezers zich onwillekeurig afvragen in hoeverre ze zelf ‘groot’ zijn of – en dat zou mooi zijn! – ook nog altijd kind.”
Hoe is het boek tot dusver ontvangen?
“Ik krijg vaak te horen dat mensen het niet weg kunnen leggen en dat het ondanks de aangrijpende thematiek toch ook een hoopgevend boek is. Het is prachtig dat mijn vader, die zo graag een boek heeft willen schrijven, nu alsnog zo warm ontvangen wordt met zijn verhaal. Ik heb vele mailtjes ontvangen met soortgelijke verhalen over ouders en grootouders. Ook klinkt hier en daar de verzuchting: had mijn vader of moeder maar zoveel nagelaten – of zelfs maar één schriftje met aantekeningen. Ik hoop dan ook dat het boek zal aansporen ouders nog eens te vragen naar hun ervaringen en inzichten, en tot het beschrijven van sleutelervaringen en verworven levenswijsheid voor het eigen nageslacht. Daar kun je elkaar véél mee geven. Dat weet ik van mijn vader.”
Dirk van de Glind, Boerenknechtje anno 1936. Uitgeverij Morgenland, 2021. 212 pag. € 17,95. Bestel het boek via Bazarow.com.
Dit interview is oorspronkelijk geplaatst op 14 juni 2021 en is opnieuw gepubliceerd in het kader van de Nieuw Wij Zomerherhalingen.