“Burgerinitiatieven spelen een enorm belangrijke rol als het aankomt op internationale solidariteit. Ze zijn onmisbaar. Deze vrijwilligers leggen, vanuit ultieme medemenselijkheid, relaties over grenzen heen, voor heel lange tijd. Het belang daarvan zijn we bij de professionalisering van de grote ontwikkelingsorganisaties gaan miskennen. Ergens zijn we uit het oog verloren dat het bij internationale samenwerking gaat om gewone mensen die om elkaar geven, dat over en weer uitspreken en die samen de wereld mooier willen maken.”

Prof. dr. Sara Kinsbergen (41), sinds 1 juli 2023 hoogleraar aan de Radboud Universiteit (RU) in Nijmegen, bestudeert al twintig jaar de rol van burgers bij duurzame ontwikkelingssamenwerking. Bij deze bijzondere leeropdracht werkt de afdeling Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies samen met het Radboud Centrum Sociale Wetenschappen en stichting Wilde Ganzen. Kinsbergen doet onderzoek naar de duizenden kleinschalige, vrijwillige ontwikkelingsorganisaties die Nederland en andere landen rijk zijn.

Het belang van de burgerinitiatieven is zeer groot, stelt Kinsbergen. “Er zijn ongekend veel initiatieven. Ze delen met elkaar een relatieve kleinschaligheid qua aantal mensen en budget, een geweldige bevlogenheid en toewijding en een persoonlijke verbondenheid en betrokkenheid bij mensen met wie ze samenwerken. Over en weer zien we veel vriendschappelijke relaties. Deze sociaal bewogen mensen hebben een grote impact. Zij leggen de zaadjes voor wereldburgerschap en zijn een bondgenoot voor de overheid en grote ontwikkelingsorganisaties.”

“De burgerbijdragen zijn misschien weinig tastbaar en ze spelen zich vaak buiten de schijnwerpers af, maar we moeten ze blijven koesteren. De overheid en ngo’s moeten de burgers erkennen in hun rol en hen waar nodig faciliteren, maar dat gebeurt onvoldoende. Er bestaan bij de grote organisaties veel vooroordelen. Zij vinden de burgerinitiatieven maar amateuristisch gedoe. De betrokken burgers zeggen: wij staan met de voeten in de klei. Bij ons komt al het geld goed terecht. Het is verspilde energie, die veroordelingen. De organisaties dienen immers allemaal hetzelfde doel.”

Kinsbergen is niet blind voor de mogelijke nadelen van de privé-initiatieven. “De meeste van deze organisaties hebben een lange adem, ook in financieel opzicht. Onder het motto ‘Ik zal jou nooit in de steek laten’ bereiken de medewerkers bijzonder goede resultaten. Daar zit hun kracht. Maar hun commitment leidt soms tot te lang durende afhankelijkheid. Er bestaat een risico dat dit soort organisaties vanuit barmhartigheid te paternalistisch opereert. Er zijn nog steeds vrijwilligers die hun werk doen vanuit veronderstelde ongelijkwaardigheid.”

“De bijdragen als zodanig zijn waardevol, maar ze leiden niet altijd tot structurele en systemische veranderingen. De grondoorzaken van de problemen in de gemeenschappen waarmee wordt samengewerkt blijven zo in stand. De hulp werkt verdoezelend. Ik ken bijvoorbeeld een organisatie die veel scholen heeft gebouwd in Kenia. De plaatselijke overheid vond het wel prima dat de Hollanders dat deden. Maar de vraag is: waarom waren er geen scholen? Waarom bouwde de lokale overheid die niet zelf? Besteedde zij het beschikbare geld wel aan de juiste zaken?”

Belg Sara Kinsbergen kreeg haar maatschappelijke betrokkenheid met de paplepel ingegoten. Ze groeide op in de Vlaamse dorpjes Boechhout en Edegem, onder de rook van Antwerpen. “Mijn moeder komt uit een devoot katholiek gezin; mijn vader is protestants. Dat mijn vader trouwde met een katholiek meisje was curieus in België. Mijn Nederlandse opa van vaders kant was Joods, maar werd protestant toen hij in de oorlog in Nederland onderdoken zat. Hij werkte in de Antwerpse diamantindustrie. Van zijn familie zijn ruim zeventig leden omgebracht.”

Kinsbergens achtergrond, waarin meerdere religies een rol speelden, hebben haar wereldbeeld bepaald. “Ik ging naar een school met de bijbel in een katholieke omgeving. Niemand wist eigenlijk wat het was, protestant zijn. Dat was maar raar. Ik was een curiositeit, maar ik ben nooit gepest. De kinderen die me in mijn lagereschooltijd omringden, wisten niet zoveel van de wereld als ik. Bij een pyjamafeestje bij een katholieke vriendin maakte ik een grapje. Ik zei dat ik een matje had meegenomen om daarop te bidden voor mijn protestantse god. Dat namen ze serieus.”

“Ik voelde toen wel aan dat ik anders in de wereld stond dan de andere kinderen. Mijn ouders kozen ervoor de wereld bij ons binnen te laten komen. Dat gebeurde vooral via de kerk. Ze waren links georiënteerd, maar we zaten niet elke avond grote discussies over politiek te voeren. Mijn moeder deed als huismoeder veel vrijwilligerswerk, onder andere in de Belgische variant van een Blijf van mijn Lijfhuis. Mijn vader had een eigen bedrijf, met tientallen mensen in dienst. Hij werkte in de medische advieswereld en leverde implantaten voor doven aan ziekenhuizen.”

Kinsbergen, Sara 7
Sara Kinsbergen Beeld door: Duncan de Fey

“Mijn ouders zijn maatschappelijk betrokken mensen, maar niet zo uitgesproken. De hervormde kerk speelde in mijn jonge jaren een rol als sociale gemeenschap. Ik had veel vrienden via de kerk, maar religie was niet iets dogmatisch in ons gezin. Ik ben er dan ook niet op afgeknapt, maar ik ga niet meer naar de kerk. Dankzij mijn ouders en het protestants en Joods zijn in België heb ik een flexibele en tolerante geest ontwikkeld. Mijn jeugd heeft me een ongeremde nieuwsgierigheid opgeleverd. Mede daardoor ben ik onderzoeker geworden.”

“Ik was een blij kind, maar op een bepaalde manier ook bang voor het leven door wat mijn ouders ons lieten zien. Ik had wel door dat het leven niet voor iedereen zo makkelijk in elkaar zat. We waren niet rijk, maar ik heb nooit gebrek gekend.” Lachend: “Aan het eind van de maand gingen we opvallend vaak bij mijn grootouders eten. Voor de gezelligheid maar het kwam ook goed uit. Mijn broer, mijn zus en ik konden wel gaan studeren. Ik heb zelf eerst Algemeen Secundair Onderwijs gevolgd, een soort vwo.”

“We reisden veel. Dat vonden mijn ouders belangrijk. Toen ik zeven was, gingen we op vakantie naar Amerika. We bezochten daar vrienden die letterlijk stinkend rijk waren. Hun badkamer was behangen met dollarbiljetten achter glasplaten. De wc was bedekt met munten. We reisden door naar Mexico en daar zag ik een jongetje bedelen. Ik bedacht naar aanleiding van de reis als zevenjarige een plan om de armoede de wereld uit te helpen en dat ging ik mijn ouders midden in de nacht uit de doeken doen. Ik was geen jonge moeder Theresa, maar de problemen in de wereld hielden me al heel vroeg bezig.”

“We kregen een keer walnoten van een vriend van mijn broer. Die gingen we verkopen, maar toen dachten we toch: we hebben ze gekregen, dus je kunt ze niet gaan verkopen. We hebben toen een bordje bij ons kraampje gezet met de tekst “Voor de kinderen in Somalië’. De opbrengst hebben we aan de dominee gegeven. Op een kinderlijke manier waren we al maatschappelijk geëngageerd. Maar dat werd ons niet opgedrongen door onze ouders. Het leidde er wel toe dat ik maatschappelijk werk ben gaan studeren. Ik wilde de kwetsbaren ondersteunen.”

Toen ze achttien was, ontmoette Sara haar partner Jaron met wie ze drie zoons kreeg. De kinderen zijn nu 7, 10 en 12 jaar oud. Het gezin woont in Zutphen. “Ik ben voor de liefde naar Nederland gekomen.” Jaron is huisman; Sara werkt fulltime als hoofd van de eenjarige opleiding van de RU die ze zelf volgde: de Advanced Master International Development (AMID). Ze is tevens afdelingsvoorzitter van de afdeling Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies en bijzonder hoogleraar. Kinsbergen studeerde door en promoveerde aan de RU na haar bachelor en master Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies.

Kinsbergens onderzoek naar burgerinitiatieven werd vooral relevant na de tsunami in Zuid Oost-Azië in 2004. Veel Nederlanders verleenden met een eigen stichting hulp aan de slachtoffers. Door de tsunami kwam er onbedoeld een spotlight op die burgerinitiatieven te staan. Ze kregen veel aandacht in de media. Dat intrigeerde Kinsbergen. Ze ging in Sri Lanka onderzoek doen naar de Nederlandse activiteiten en het onderwerp speelt nog steeds een hoofdrol in haar loopbaan. “We wisten binnen de academische wereld drie keer niks van deze particuliere organisaties, maar iedereen vond er wel iets van. Wij zijn eerst de feiten in kaart gaan brengen. We hebben een database opgezet met informatie over zo’n zevenduizend stichtingen.”

Hoewel er nog steeds duizenden vrijwilligers actief zijn in de particuliere ontwikkelingssamenwerking, constateert Kinsbergen op basis van haar onderzoek dat sinds 2009 de groei van de burgerinitiatieven met vijftig procent is afgenomen. “Dat is zeer zorgwekkend. In landen om ons heen zie je die tendens niet. In Denemarken, België en Frankrijk zie je juist een gestage toename van de groei. De overheid daar heeft wèl een visie op burgerbetrokkenheid. Die biedt ondersteuning en erkenning. De laatste keer dat onze overheid in haar beleid sprak over de rol van burgers bij internationale samenwerking was in 2010.”

soweto-3827789_1920
Beeld door: Pixabay

De Nederlandse overheid speelt volgens Kinsbergen al lang geen aanmoedigende rol meer. “Tot vijftien jaar terug was er beleid op dit terrein. De overheid hechtte toen veel meer belang aan burgerinitiatieven. Er werden veel debatten over ontwikkelingssamenwerking gevoerd. De overheid voerde een sterk beleid om het draagvlak te versterken. Er verschenen tijdschriften om de burger te informeren. Er waren financieringsinstrumenten voor burgerinitiatieven en veel stedenbanden. Er was ruime media-aandacht voor het onderwerp. In de jaren erna is er vooral bezuinigd.”

Het baart Kinsbergen zorgen dat de internationale solidariteit in Nederland onder druk staat. “We zijn nog steeds een land dat gekenmerkt wordt door enorme vrijgevigheid in de vorm van tijd en geld. We geven graag en veelvuldig, maar de bereidheid tot geven aan internationale organisaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking is afgenomen. Waarom? Het is moeilijk te duiden. Ik wil niet te makkelijk causale verbanden leggen. Maar duidelijk is voor mij dat de overheid weer een aanjagende rol moet gaan vervullen, ook in het onderwijs.”

“Je bedenkt als kind niet zelf dat je je bezig gaat houden met internationale samenwerking. Als je wereldburgers wilt, dan moet je wereldburgers opvoeden. Dat kost aandacht en geld. Wereldburgerschap valt niet uit de lucht. De overheid heeft het gouden goed van internationale burgerinitiatieven verkwanseld. De Nederlander is nu vooral betrokken bij mensen met problemen dichtbij huis en minder solidair over de grenzen heen. En als je dan als overheid aankondigt fors te gaan bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking, dan kraait daar geen haan naar. Dan blijft het Malieveld leeg.”

“De betrokkenheid bij de directe belangen in eigen land is legitiem. Mensen ervaren dat hun eigen levensruimte onder druk staat. Dan zoek je het dichter bij huis. Ik neem het niemand kwalijk, hoewel het neigt naar eigen volk eerst. Maar ja, wie denkt er nu spontaan: weet je wat, ik ga me inzetten voor Ghana. Is dat een gebrek aan burgerbetrokkenheid? Ik zie vooral dat de overheid en de maatschappelijke organisaties niet betrokken zijn bij de burger en dat ligt niet aan die burger zelf.”

“We hebben het over complexe vraagstukken. Je moet blijven uitleggen hoe ons lot en dat van mensen aan de andere kant van de wereld verbonden zijn met elkaar. Voor mij is dat vanzelfsprekend, maar niet iedereen denkt zo. Laat staan dat mensen ernaar handelen. De logische volgende stap zou zijn dat je levensruimte inlevert voor je ‘buren’ duizend kilometer verderop, maar de Nederlander heeft bij de laatste verkiezingen niet gestemd voor internationale solidariteit en wereldburgerschap.”

“Ik neem dat de kiezer niet kwalijk. Dat we op het hier en nu gericht zijn, dat hebben we met elkaar veroorzaakt. Het probleem is dat je om dat hier en nu veilig te stellen moet denken aan ‘daar’ en ‘later’. Anders komen we er niet. We zitten niet op een eiland. Met ‘het zal mijn tijd wel duren en ik kijk niet verder dan mijn eigen achtertuin’ schieten we niets op. Maar mensen stemmen niet rechts uit kwaadwilligheid. In een gemeente als Urk, bijvoorbeeld, stemmen veel mensen op de PVV maar ze geven er ook heel veel geld aan een stichting die actief is in Ethiopië.”

“En er bestaat natuurlijk nog wel internationale solidariteit. Bij rampen en oorlogen staan we als Nederlanders klaar. Dan gaan mannen patat bakken in Oekraïne. Maar feit is dat de overheid en de grote maatschappelijke ontwikkelingsorganisaties de burger hebben verloochend, terwijl je hem of haar hard nodig hebt als bondgenoot. We staan voor ongekende uitdagingen als we de duurzame ontwikkelingsdoelen willen halen. Je kunt het belangrijke internationale ontwikkelingswerk alleen doen bij de gratie van steun van de burger als consument, kiezer, donor en vrijwilliger.”

“Iedereen moet zich committeren aan het realiseren van de ontwikkelingsdoelen. Daarbij moeten we vanuit lef handelen en keuzes maken, anders gaan we het niet redden als wereldgemeenschap. Ik zie te veel terughoudendheid bij een overheid die harde doelen bijschaaft, verzacht, vertraagt. Maar business as usual, dat kan echt niet meer. Overheid en bedrijfsleven moeten niet angstig zijn om keuzes te maken. Je moet het vertrouwde durven loslaten. Ik hoor te veel gejamaar, maar daarmee komen we nergens. Daarom zeg ik: screw het gejamaar.”

Overheid en instituten moeten er volgens Kinsbergen alles aan doen het vertrouwen van de burger te herwinnen. “De burger is niet onnozel. Diens vertrouwen krijg je niet zomaar terug. Als je je als burger niet gehoord hebt gevoeld met je serieuze en reëel noden, dan is het logisch dat er een gat ontstaat tussen burgers en instituten. De burger als cruciale bondgenoot is verwaarloosd. Dat is natuurlijk een kwalijke zaak. Oprechte interactie en interesse voor de burger ontbreekt al jaren. Overheid en instituten moeten daarom in bescheidenheid en nederigheid opnieuw kennis gaan maken met de burger.”

“Voor maatschappelijke organisaties zijn burgers hun achterban en steunpilaar. Ze ontlenen er hun bestaansrecht aan. Toch geven ze die belangrijkste speler niet de positie die hem toekomt. Ach, zeggen de organisaties, we hebben nog steeds veel donateurs, maar de steun aan ontwikkelingsorganisaties neemt al jaren af. Er wordt steeds minder gedoneerd, terwijl dat het makkelijkste en laagdrempeligste is dat iemand kan doen. Als mensen het op dit terrein al laten afweten, dan moeten alle alarmbellen afgaan. Je moet je dan als maatschappelijke organisatie gaan afvragen of je je status nog wel waardig bent.”

Kinsbergen hoopt dat nieuwe leiders de noodzakelijke en ingrijpende ontwikkelingsdoelen omarmen. “We hebben in Nederland leiders met durf en een lange termijnvisie nodig die aan de juiste knoppen draaien. Ook al zijn we maar een klein land, we moeten er echt voor gaan. We zijn onderdeel van een groter geheel. Ook als individuele burger. De rode draad moet de verbinding tussen leiders en burgers zijn. Veel leiders bij de overheid of in het bedrijfsleven durven geen keuzes te maken omdat ze bang zijn dat de kiezer of de consument afhaakt. Toch moeten ze het bekende loslaten.”

De grote omslag moet volgens Kinsbergen, uitzonderingen daargelaten, gemaakt worden door leiders buiten de politiek. “Ik geloof zelf heilig in vrouwelijk leiderschap. Ik vind ook Rob Jetten van D66 een mooi voorbeeld van een menselijke leider. Helaas kan hij nu niet aan de grootste knoppen draaien in de politiek. Ook in het bedrijfsleven en in de universitaire wereld hebben we een andere cultuur nodig, met andersdenkenden op topposities. Het homogene witte mannenbolwerk dat de universiteit altijd was, daar gaan we de wereld niet mee redden.”

“De kans is groot dat in de politiek het gedachtengoed waar ik voor sta steeds zwaarder onder druk komt te staan. Maar laten we niet wanhopen. We moeten de verkiezingsuitslag vooral niet relativeren, maar feit is dat veel mensen niet goed wisten voor welk partijprogramma ze kozen. We betalen met deze verkiezingsuitslag de prijs voor de manier waarop de overheid met de burger is omgegaan. Je mag hopen dat er lessen zijn geleerd na bijvoorbeeld zo’n toeslagenaffaire en dat een nieuw kabinet de burger niet blijft wantrouwen.“

Kinsbergen probeert vanuit haar eigen rol het goede voorbeeld te geven als het om leiderschap en internationale samenwerking gaat. “Bij universiteiten zie je gelukkig steeds meer vrouwen in de leiding. Dat ik binnen de universiteit de positie inneem die ik inneem, stemt mij hoopvol. Dat een persoonlijkheid als ik, die niet de snelste en grootste mond heeft en die niet altijd voorop staat met een mening, de ruimte krijgt, dat vind ik positief. Ik ben geen bokito. Ik stel me kwetsbaar op en ik laat zien dat ik twijfels heb, maar ik verkondig geen naïeve verhalen.”

“Helaas leeft ook in de academische wereld nog steeds het idee dat moederschap en leidersposities moeilijk te combineren zijn. Wat een kulargument. Ik ben op mijn 41ste niet dat jonge meisje dat nog veel moet leren. Ik heb op professioneel gebied genoeg meegemaakt om te kunnen zeggen: ik zie dat het anders moet en kan. Ik heb lef. Maar dat hoeft niet te betekenen dat je een grote mond hebt of dat je altijd het laatste woord moet hebben.”

“Ik vind mezelf realistisch, maar ik weet dat mensen mij vaak naïef of overmatig idealistisch vinden. Toch zeg ik: je kunt aan een betere wereld bijdragen met onderwijs en onderzoek. Maar dan moet je als docent en onderzoeker op een fundamenteel andere manier invulling geven aan je keuzes. Onze AMID is al ruim twintig jaar ‘toeleverancier’ van jong talent voor veel ngo’s en de overheid, maar voor een opleiding op het gebied van internationale samenwerking sloot de vormgeving niet meer aan bij de eisen van vandaag de dag.”

“We hadden alleen studenten uit Nederland in de klas en die gaan dan straks aan de slag in een internationale context met mensen van allerlei pluimage. Dat werkt niet. Mede door de ervaring die we tijdens corona hebben opgedaan met onlineonderwijs hebben we de opleiding anders ingericht. We hebben nu één online internationale klas met studenten uit Nederland en uit onder andere Kenia en Senegal. De studenten daar en hier volgen samen onderwijs.”

“Dat gaf in het begin veel frustraties en grijze haren omdat onze systemen er niet op waren ingericht. Toch is het voor een opleiding als de onze de enige weg. Ik ben er trots op dat we in 2022 de Internationaliseringsprijs van onze universiteit hebben gewonnen. Dat gaf ons veel hoop. De buitenlandse studenten zijn erg enthousiast. We doen het samen met onze collega’s in Kenia. Helaas schoten ze bij de universiteit in de kramp toen wij onze radicale stap wilden zetten. Ja maar, vroegen ze: past het wel in het systeem, worden we straks wel geaccrediteerd? Ik heb toen gezegd: het gaat niet om de accreditatie maar om de verandering.”

“Mensen vonden dat we met de transitie onze reputatie in de waagschaal stelden. Hebben die Afrikaanse studenten wel genoeg vooropleiding, vroegen ze? Bullshit. Met alleen Nederlandse studenten gingen we het niet redden. Nu werken we samen met internationale studenten en docenten aan een rechtvaardige, inclusieve en groene wereld. Maar het moet niet bij woorden blijven. Als je zegt dat je ergens voor staat, dan moet je het ook doen, anders verlies je je geloofwaardigheid. Mensen noemen me moedig. Maar als wat wij bij AMID doen moedig is, dan vind ik dat om te huilen. We doen helemaal niet zulke rare dingen. We zijn geen opleiding op Mars begonnen.”

Voor de financiering haar eigen onderzoek is Kinsbergen niet alleen afhankelijk van de universiteit. “Ik word gefinancierd door maatschappelijke organisaties als Wilde Ganzen. We werken ook nauw samen met organisaties buiten Nederland. Ik ben geen ivoren torenwetenschapper. Ik ben constant in gesprek met de samenleving, sta er middenin. We betrekken allerlei partijen bij ons onderzoek. Dat betekent dat je op een andere manier invulling aan je werk geeft dan men gewend was. De universiteit brengt daar nog niet voldoende waardering voor op. Je gaat te snel, hoor ik soms. Maar niemand kan het zich nog permitteren niet te denken en te handelen als wereldburger. Nog geen seconde. Dat geldt dus ook voor mij.”

In serie De Zieners door Hans Invernizzi laat NieuwWij.nl mensen aan het woord die een duidelijke visie hebben op de toekomst van de wereld. Dit interview is oorspronkelijk gepubliceerd op 16 april jl. en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Winterherhalingen.

hansinvernizzi

Hans Invernizzi

Journalist

Hans Invernizzi is journalist en werkte dertig jaar bij hogeschool Windesheim in Zwolle als docent en manager bij de opleiding …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.