Mineke Schipper (80) is net een paar dagen terug uit Stockholm, waar de alternatieve Nobelprijs voor Literatuur werd uitgereikt aan schrijfster en vriendin Maryse Condé uit Guadeloupe. Een paar weken eerder was ze nog in China, als gast van het EU-China Literature Festival. Maar op deze winterse maandagochtend is ze terug in Nederland en installeren we ons aan de eettafel bij haar thuis in Amstelveen, om over haar nieuwste boek te spreken.
Schipper is emeritus hoogleraar interculturele literatuurwetenschap aan de Universiteit Leiden en publiceerde onlangs Heuvels van het paradijs, waarin ze het ontstaan van patriarchale verhoudingen beschrijft. Het boek volgt op andere titels waarin ze onder meer scheppingsverhalen in verschillende culturen en religies onder de loep nam, en onderzocht hoe mensen hebben aangekeken tegen naaktheid en het bedekken en kleden van het lichaam. In Heuvels van het Paradijs richt ze zich op de anatomie van het vrouwelijk lichaam, en hoe bepalend die is geweest voor het ontstaan van machtsverschillen tussen mannen en vrouwen.
Vaginale tanden
De titel van Schippers nieuwe boek komt uit een studentenlied uit de middeleeuwen. In die tekst wordt de schoonheid van het vrouwelijk lichaam bezongen: ‘Een boezem die bevallig rijst. Als heuvels van het paradijs.’ Aan het eind van het lied blijkt dat de auteur zich het lichaam ook toe-eigent: ‘O genot van dit bezit’, klinkt het. In Heuvels van het paradijs wordt pijnlijk duidelijk dat het vrouwelijk lichaam door de eeuwen heen in vele culturen als eigendom is beschouwd. Zoals Schipper al in de introductie schrijft: “Uit inscripties in spijkerschrift blijkt dat de seksualiteit en de baarcapaciteit van vrouwen al vroeg gecontroleerd werden door mannen.” Vrouwen hebben zelf maar weinig te zeggen gehad over hun eigen lichaam.
Het boek is een fascinerende maar ook verbazingwekkende reis door de geschiedenis, culturen en religies, van de steentijd tot aan #MeToo. Het voorziet de discussie over #MeToo van een onmisbare context, want het denken over het vrouwenlichaam zit diep verankerd in de culturen en tradities van de wereld. Schipper analyseert aan de hand van oude teksten, kunst, verhalen en symbolen hoe vrouwelijke lichaamsdelen door de eeuwen heen begeerte en angst hebben opgeroepen. De vulva is een oeroud symbool voor vruchtbaarheid, maar roept tegelijkertijd vrees op, zoals in verschillende verhalen waarin vrouwen vaginale tanden hebben. Mythen over vrouwelijk bloed, menstruatie en ‘onreine’ vrouwen gaan eeuwen terug. In een hoofdstuk over geweld tegen vrouwen onthult Schipper hoe mannen al heel lang hun agressie loslaten op lichaamsdelen die ze zelf niet hebben.
“De angsten van mannen komen in die verhalen zo onthullend tot uitdrukking”, zegt Schipper. Maar de allerdiepste angst komt volgens haar voort uit het verschil dat mannen geen nieuw leven kunnen baren. En vrouwen baren niet alleen hun eigen soort, de meisjes, maar ook jongetjes. Die spectaculaire voorsprong mondde uit in achterstand op de meeste andere terreinen. Het betekent dat de behoefte aan compensatie gigantisch groot is geweest, aldus Schipper. Zoals ze in haar boek schrijft: “De vrouwelijke ‘procreatievoorsprong’ heeft de mannelijke sekse gestimuleerd om de unieke baarcapaciteit glansrijk voorbij te streven op zoveel mogelijk andere terreinen.”
Geen godinnen meer
Er was een tijd dat er in oude culturen verhalen rondwaarden over een moedergodin die het leven schiep, vertelt Schipper. Verhalen beschrijven een aardgodin of moedergodin die het leven baart en voedt, vaak voorgesteld als een groot lijf dat op de aarde ligt. “Uit al haar geboortekanalen kroop het leven naar boven.” Ook de oudste beeldjes zijn vaak vrouwen. Neem bijvoorbeeld de Venus van Hohle Fels – een beeldje van zo’n 35.000 tot 40.000 jaar oud – van een vrouw met grote borsten, een ronde buik en uitgesproken schaamstreek. Het straalt vruchtbaarheid uit. “Heel vroeger beseften mensen wel dat het nieuwe leven van de vrouwen afhangt”, zegt Schipper, die steeds scherp formuleert, vaak ook met humor.
Ze omschrijft hoe mannen in allerlei culturen geleidelijk aan een steeds belangrijkere rol in het scheppingsverhaal pakten. Zoals Schipper het omschrijft: “Geleidelijk werd de kraamkamer van Moeder Aarde omgebouwd tot een plek waar mannelijke goden de levenscheppende activiteiten exclusief overnamen.” Er kwamen mannelijke goden die eerst hun zaad op de aarde gingen storten in de vorm van regen, voordat een aardgodin het leven kon schenken. In de drie monotheïstische godsdiensten bleef uiteindelijk zelfs alleen een God de vader over. “Een naijverige God”, merkt Schipper over de God van de Bijbel op, “die geen goden en godinnen naast zich duldt.”
In haar boek wordt duidelijk hoe deze omslag naar het verplicht aanbidden van die ene mannelijke God veel volken in een lastig parket bracht. De Israëlieten bleven lange tijd godin Ashera vereren, als de vrouw van de God van Israël, die ook wel Elohim werd genoemd. “Pasgeleden mailde een specialist uit Israël me”, vertelt Schipper, “dat er een vaas is gevonden waarop Elohim en Ashera samen staan afgebeeld.” Dat zegt weer iets over de werkwijze van Schipper; ze heeft een rijk internationaal netwerk van collega’s en experts met wie ze kennis uitwisselt. Ze leest veel en blijft schrijven. “Ik heb allerlei ideeën voor nieuwe boeken”, zal ze even later zeggen, “maar die houd ik nog even voor me.”
Maria's moederborst
De vader van Schipper was hervormd dominee, ze werd christelijk opgevoed. “Je dacht daar vroeger toch niet echt over na”, zegt ze, “waarom die God mannelijk was.” Nu vindt ze dat gedeelten van de Bijbel en de Koran van nieuw commentaar moeten worden voorzien. Dat gebeurt ook wel, zegt ze, maar die nieuwe visies dringen nog lang niet overal door. Mensen hebben overal hun eigen menselijke ideeën en belangen op het goddelijke geprojecteerd. Zo is ook het beeld van een superieure God de vader ontstaan die geen vrouwelijk element naast zich duldt.
Toch kwam het vrouwelijke telkens via de achterdeur weer binnen, zegt Schipper. Bijvoorbeeld in de aanbidding van Maria. “Ik denk dat de katholieke kerk enorm haar best heeft moeten doen om ervoor te zorgen dat Maria uiteindelijk niet belangrijker werd dan Jezus.”
In het hoofdstuk getiteld ‘God de Moeder wordt Moeder van God’, omschrijft ze onder meer hoe de voedende moederborst van Maria mensen inspireerde. Haar melk zou goddelijke kracht geven, haar borsten gaven troost. Maar in 1563 werd het afbeelden van die borst door het Concilie van Trente afgekeurd als ongepast. Sindsdien werd Maria op kerkelijke afbeeldingen zorgvuldig dichtgeknoopt.
Schipper verwijst ook naar Augustinus die vond dat “al voor haar zonde de vrouw gemaakt was om door haar man overheerst te worden, en onderdanig en onderworpen aan hem te zijn”. “En dat is dan een invloedrijk christelijke kerkvader,” zegt Schipper, toch wat verbolgen. “Waarom had hij het nodig om dat te zeggen? Zo’n uitspraak onthult vooral diepgewortelde angst om de controle over de andere sekse niet te verliezen.”
Angst is volgens haar altijd een belangrijke factor geweest, die in grote mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van het patriarchaat. Het is de angst voor vrouwelijke lust en voor de oncontroleerbaarheid van de mysterieuze baarmoeder. “Het gaat ook om de gevoelde ontoereikendheid aan de kant van mannen.” Schipper reconstrueert in haar boek het denken over het ontstaan van leven. Eeuwenlang werd volgehouden dat de man daaraan het meeste bijdroeg. Aristoteles zei al dat de superieure delen van de mens, vooral de ziel, met het zaad de baarmoeder in kwamen. Tot Antoni van Leeuwenhoek aan toe, die zijn eigen zaad onder de microscoop legde en daar het leven in zag bewegen. Medici en anatomen waren lange tijd alleen maar mannen, en zij zagen het bestaan van de eicel “vanzelf” over het hoofd. “Het is mooi dat de wetenschap intussen een stap verder is”, concludeert Schipper.
Oubollig commentaar
Ook toen de vrouwelijke bijdrage aan het ontstaan van nieuw leven uiteindelijk werd erkend, bleef de behoefte om vrouwen te controleren. Zo zouden ze minder onderwijs nodig hebben. “Een geleerde vrouw is een verloren vrouw”, is een spreekwoord waar Schipper op wijst. Er komen regelmatig spreekwoorden voorbij in haar verhalen. Tijdens haar reizen verzamelde ze uitspraken over vrouwen in verschillende culturen die ze vergelijkend bestudeerde in haar boek Trouw nooit een vrouw met grote voeten (2010). Die spreekwoorden weerspiegelen gangbare denkbeelden over vrouwen en meisjes wereldwijd.
Om nog maar een voorbeeld te noemen: “Een hele nacht weeën en dan nog maar een dochter”, zoals een Spaans-Mexicaans spreekwoord luidt. Is Schipper niet gefrustreerd geraakt door het schrijven over de degradatie van vrouwen door mannen? Helemaal niet, zegt ze. “Ik heb mijzelf nooit feminist genoemd, maar ik noem mezelf equalist. Ik ben opgegroeid in een gezin met vijf broers. Dan zie je dat zowel jongens als meisjes hun onzekerheden hebben. En ons is nooit bijgebracht dat de één belangrijker was dan de ander. Dat was een goede basis om aan het leven te beginnen.” In plaats van frustratie, ervoer ze bij het werken aan dit boek eerder een soort “deernis met de mensheid”. “Je krijgt het gevoel: arme mannen en vrouwen, wat een getob.”
Voor vrouwen is er inmiddels veel verbeterd. Maar ze heeft een hekel aan reclames die vrouwen steeds opnieuw reduceren tot hun uiterlijk. Te veel vrouwen hebben wat haar betreft nog steeds behoefte aan bevestiging, als het gaat om hoe ze eruitzien. “Het is toch een vorm van slavernij voor vrouwen om verplicht te behagen. Alsof het uiterlijk belangrijker is dan wat je aan echte talenten in huis hebt.” #MeToo noemt ze een broodnodige beweging. Maar, voegt ze daar in haar boek aan toe, “slachtofferschap is voor niemand een positie om in te blijven hangen. Het is ook te makkelijk om de andere sekse alle schuld in de schoenen te schuiven.” Vrouwen moeten af van hun overgeleverde rol van behaagziek object, zegt Schipper. Ze moeten zich “niet langer in een hoek laten drijven door oubollig commentaar op hun buitenkant”.
Schipper eindigt haar boek met een positieve noot. Ze gelooft dat het mogelijk is, dat mannen en vrouwen gelijkwaardiger met elkaar omgaan. Op veel plekken gebeurt dat al. Daarvoor is het wel belangrijk dat we met elkaar in gesprek gaan en blijven, zegt ze. “Laten we onze angsten op tafel leggen en het daar met elkaar over hebben. Want wie zich daarvan kan bevrijden, kan zoveel relaxter met anderen omgaan.” Gelooft ze dat religie daarbij een positieve rol kan spelen? Want wie haar boek heeft gelezen, zal religieuze wetten, regels en verhalen niet echt als emanciperend beschouwen. “Ik denk dat we heel voorzichtig moeten zijn met het benoemen van wat het goddelijke is of zou kunnen zijn, want we weten er helemaal niks van”, zegt Schipper. “De manier waarop religie ingevuld is, heeft het menselijk samenleven lang niet altijd harmonischer gemaakt. Maar ik denk wel dat een leven zoals bijvoorbeeld dat van Jezus, inspirerend kan zijn.” Ze noemt de eerste christelijke gemeente. “Die was revolutionair, dankzij de boodschap dat elk mens kostbaar is. Iedereen heeft een ziel en of je nu uit een hogere klasse of uit een lagere klasse komt, vrij mens bent of slaaf, man of vrouw, het maakt allemaal niets uit. Het uitgangspunt in die oude boodschap dat ieder mens telt, is nog net zo relevant als toen.”
Bovenstaand artikel werd eerder geplaatst in ‘Volzin’ nr. 2 van 2019. Voor meer informatie over ‘Volzin’: klik hier.