De dag na 9/11 droegen al haar vrouwelijke collegae op de universiteit van Yale een hoofddoek. Een steunbetuiging die Zainab Al-Suwaij diep ontroerde. Toch nam ze ontslag en richtte het American Islamic Congress (AIC) in Washington DC op. “Ik wil iets doen om mensen van verschillende religies en culturen bij elkaar te brengen.”
Zainab Al-Suwaij (1971) is de kleindochter van een Iraakse afgezant van de groot-ayatollah Al Sistani, afstammeling van de profeet Mohammed. Ze was een van de weinige vrouwen die deelnamen aan de mislukte opstand tegen Saddam Hoessein in 1991. Ze ontvluchtte Irak en ze is nu Amerikaans staatsburger.
Als voorvechter van mensenrechten ontving zij talloze onderscheidingen. Eerder was zij in Nederland te zien in de IKON LUX-serie Grote Denkers over de toekomst.
Zoals hierboven aangegeven is ze op 14 juni in het kader van de Schillebeeckx leerstoel voor Theologie en Samenleving te gast in De Nieuwe Liefde te Amsterdam. Ze spreekt ondermeer over de uitdaging van religieuze en culturele verschillen voor onze samenleving en over de Arabische lente en de positie van vrouwen. Volgens Al-Suwaij is de grote uitdaging het erkennen van de rechten van vrouwen en religieuze minderheden. Hoewel de vrouwen een belangrijke rol speelden in deze revoluties, komen ze bij het formeren van een regering altijd op de laatste plaats. Dat baart haar zorgen, “want een halve democratie is geen democratie”.
Waar bent u geboren en opgegroeid?
“Ik ben opgegroeid in Irak onder het regime van Saddam Hussein en kom uit een religieuze familie. Mijn grootvader is een groot-ayatollah in Irak, en ik woonde bij hem. Het was verschrikkelijk om onder Saddams regime te leven. We werden door de staat bedreigd en gediscrimineerd. Vooral mensen die niet in het systeem geloofden en de bevelen van het regime niet opvolgden werden in die tijd gemakkelijk vermoord of gevangengenomen. Ik heb zo een van mijn vriendinnen verloren toen ik negen jaar oud was. Ze vroeg zich hardop af waarom we in oorlog waren – het was in de jaren tachtig toen Irak in oorlog was met Iran. Ze verdween opeens met haar hele familie en we hebben nooit meer iets van haar gehoord.”
Heeft die terreur u veranderd?
“Natuurlijk, ik stond doodsangsten uit. Al die verdwijningen en moorden. Je kreeg ook geen antwoorden. Als je begint te vragen dan wil niemand antwoorden, niemand wil zelfs maar erkennen dat men de vermoorden kent. Allemaal vanwege de angst. Het gebeurde dat je de ene dag met een meisje speelde en dat ze de volgende dag verdwenen was. En niet alleen zij, maar haar hele familie. En als je dan je ouders daarnaar vroeg dan kreeg je geen antwoord. Als je je leraar ernaar vroeg evenmin. Het was taboe om iemand hierover iets te vragen.
Angst was het overheersende gevoel, overal en altijd aanwezig. Veel kinderen moesten van school af omdat een familielid banden had met een politieke partij die niet op de hand van Saddam was. De prijs die ze daarvoor moesten betalen was dat ze geen les meer kregen en familieleden vermoord werden. Dat was normaal en dagelijkse realiteit in Irak. Niemand mocht erover praten, terwijl iedereen wist dat een persoon die verdwenen was onmiddellijk door het bewind werd geëlimineerd.”
En toen veranderde er iets in Irak. Wat gebeurde er?
“Ik zat in het laatste jaar van de middelbare school en was erg opgetogen bijna klaar te zijn. Eindelijk was de oorlog met Iran geëindigd. Ik dacht dat ze de grenzen zouden openen zodat we buiten Irak konden reizen – in die tijd was dat nog niet geoorloofd. Een paar weken later, toen ik geslaagd was, viel Saddam Koeweit binnen. Dat was een grote schok voor iedereen.
Ik was zo kwaad dat ik me aansloot bij de opstand tegen Saddam. Net twintig was ik, en vervuld van woede wist ik niet meer wat te doen. Ik had geen toekomst meer in Irak, al mijn dromen waren vervlogen. Toen hoorden we op de radio dat president Bush senior de Iraakse bevolking wilde bevrijden, en dat hij een vrij Irak voorstond. Ik herinner me dat mensen er op straat over spraken. Het was een hele gespannen tijd. Er was veel leger en politie in de straten. Er stond iets te gebeuren en daar maak ik deel van uit, dacht ik. Irak wordt bevrijd en ik zal erbij zijn.
Ik ging de straat op en bleek de enige vrouw te zijn tussen allemaal mannen, jong en oud. Ze vroegen aan mij wat ik daar op de straat deed. ‘Dit is een strijd en jij bent een vrouw’, zeiden ze tegen mij. Ik antwoordde dat het ook mijn strijd was, dat ik ook vrij wilde zijn.”
Waar haalde u de moed vandaan?
“Ik ben iemand die niet snel bang is en ik wilde vrij zijn. Door de wreedheden die ik al had gezien, werd mijn inzet om vrij te willen zijn en andere mensen te bevrijden alleen maar groter.
De volgende dag was de regering ten val gekomen. De stad was in handen van de opstandelingen. Maar we hadden nog steeds niets, geen wapens, geen organisatie. We gingen naar de scholen en pakten de wapens die Saddam daar verborgen hield.
Ook bestormden we de gevangenis bij ons in de buurt waar veel politieke gevangenen zaten. We openden de deuren en lieten de mensen vrij. Mensen die daar al zo lang hadden doorgebracht, tien jaar, twintig jaar, misschien meer. Er hing een afgrijselijke stank. Toevallig kwam ik in de folterkamer terecht. Ik zag de instrumenten die ze gebruikten, de electriciteitsdraden. Ik zag de kamers die bedoeld waren voor de verkrachtingen, het chemische bad met zuur waarin ze mensen oplosten. Toen ik dat gezien had, was ik een ander mens. Ik was in shock.
Een paar dagen later was de opstand voorbij. Mislukt. Saddams troepen stonden weer paraat, ze begonnen ons te bombarderen. Ik raakte gewond. Twee maanden heb ik me toen verborgen gehouden totdat ik erin slaagde Irak te ontvluchten. Dat was een angstige tijd.
Ik kwam de grens over door een douanebeambte om te kopen. Hij had mijn naam op een lijst staan; ik was iemand om ter plekke te doden. Ik gaf hem geld, hij stempelde mijn paspoort en ik was vertrokken. Het was te pijnlijk om nog om te kijken. Ik heb zoveel mensen in die tijd verloren. Maar ik had het geluk nog in leven te zijn.
Na veel omzwervingen kwam ik uiteindelijk in de Verenigde Staten terecht. Toen kon ik mijn leven op poten gaan zetten en een gezin stichten.”
Maar was het niet vreemd om juist naar Amerika te gaan, het land dat zijn beloften aan de opstandelingen had verbroken?
“De Verenigde Staten hebben inderdaad hun belofte niet gehouden. En daar waren we heel kwaad en teleurgesteld over, omdat het zoveel levens heeft gekost. We voelden ons heel erg verraden. De doden van 1991 zullen altijd een deel van mij zijn. Maar voor mij als vluchteling was het ook belangrijk om mezelf weer sterk te maken, zodat ik iets zou kunnen betekenen voor een vrij Irak, als dat ooit zou komen.”
En toen werd u zelf Amerikaan?
“Ja, na drie jaar werd ik uiteindelijk Amerikaans staatsburger en ontving ik mijn burgerschapsbewijs. Er was een ceremonie in de rechtbank, want je krijgt het bewijs van een rechter. Ze feliciteerde me en ik bedankte haar.
Ik ben blij burger te zijn van dit land; het land dat mijn leven stabiliteit en veiligheid gaf. Het land dat me de vrijheid gaf om te zijn wie ik ben. Vergeet niet dat ik leefde in een land dat mijn vrijheid, mijn identiteit en religie aan banden legde, dat ik niet eens vrijuit kon praten. Voor mij betekende het Amerikaanse burgerschap een totaal nieuw begin.
Ik begon te werken bij een organisatie die vluchtelingen hielp om terug te gaan. Het was een indrukwekkende ervaring voor mij om geconfronteerd te worden met de problemen van mensen uit alle delen van de wereld – Rwanda, Bosnië, Vietnam. Er zijn zoveel landen met grote problemen, met politieke en religieuze discriminatie. Ik ervoer aan den lijve dat de wereld veel groter was dan de plek waar ik toevallig vandaan kwam.”
U bent Amerikaan geworden. Maar wat zorgt ervoor dat je je Amerikaan voelt?
“Dat is een goede vraag. Ik maak deel uit van dit land. Ik ervaar de vrijheid die ik geniet, de mogelijkheden die ik heb en voel me loyaal aan dit land dat me stabiliteit, veiligheid en kansen heeft geboden. Mijn kinderen zijn er geboren en wonen er. Ik neem deel aan nationale vieringen en verkiezingen. Ik kan mijn geloof praktiseren op de manier zoals ik wil. Ik kan werken en omgaan met de mensen met wie ik wil -mijn vrienden, buren, collegae. Dat alles maakt dat ik me loyaal voel aan dit land en thuis voel op deze plek.
Irak gaf me dat gevoel van stabiliteit en veiligheid niet. Ik leefde onder een regime waar mijn leven niets waard was en stond er onder voortdurende bedreiging. Mijn geloof kon ik niet praktiseren zoals ik dat wilde, ik kon mijn ideeën en gedachten niet uitspreken en was niet in staat om mijzelf te uiten.
Als je vraagt waar ben je thuis? Dan zeg ik hier. Amerika is mijn thuis, daar hoor ik thuis. Als achtergrond, geschiedenis en in herinnering is Irak altijd in mij, maar thuis is waar ik nu ben. We hebben allemaal onze emoties en gevoelens bij de plaats waar we zijn geboren, maar voor mij is thuis de plaats waar je stabiliteit en kansen krijgt. En dat is hier.”
Het is interessant wat u zegt over wat nodig is om je thuis te voelen. Veel mensen ontberen dat gevoel. Kunt u me daarom iets meer vertellen over de voorwaarden voor loyaliteit waarover u sprak?
“Hier kan ik de persoon zijn die ik wil zijn. Ik hoef geen masker op te zetten en net te doen alsof ik een ander iemand ben. Ik hoef niet voor te wenden dat ik de regering zie zitten, zoals in Irak, waar een regering heerst, die zijn burgers vermoordt en elke dag bedreigt. Mijn identiteit, persoonlijkheid, karakter, overtuigingen en gedachten – het is allemaal van mij. Ik hoef mij niet anders voor te doen om iemand anders te behagen. En dat is een heel belangrijke voorwaarde om loyaal te kunnen zijn.”
Is het belangrijk om je ergens thuis te voelen?
“Natuurlijk. En ik denk dat wat het hier in Amerika veel gemakkelijker maakt, is dat dit land gebouwd is op immigratie, op mensen die van over de hele wereld hier naartoe gekomen zijn. Uit Zuid-Amerika, Afrika, Azië, het Verre Oosten, Europa: Amerika is een grote smeltkroes. Iedereen die zich aan de wet en aan zijn verplichtingen houdt, kan er van zijn vrijheid genieten en hier leven.”
In Amerika gaat het om de waarden die je als burgers met elkaar deelt. In Nederland, en misschien ook verder in Europa, kijken we veel meer naar de identiteit van mensen, dus of ze moslim of christelijk of joods zijn. Is het niet beter om Amerika in deze te volgen en mensen aan te spreken op de gedeelde waarden die ze als burger hebben?
“Dat is inderdaad belangrijk. We kunnen niet onze kijk op de wereld veranderen, we zijn vrij in onze opvattingen, en deze zijn vaak heel persoonlijk. We kunnen niet kiezen waar we vandaan komen, in welke situatie en welk land we worden geboren, met welk geloof, etnische of familiaire achtergrond. Dit alles ligt niet in onze macht.
Maar we kunnen ons leven veranderen, we kunnen het beste voor onze kinderen kiezen. We kunnen ons lot in eigen hand nemen. Het is belangrijk om je dat te realiseren. Dat is wat we als mens met elkaar delen ondanks al de verschillen in ras, etniciteit en geloof.
Ik ben nu achttien jaar in Amerika en mijn ervaring is dat mensen over het algemeen heel nieuwsgierig naar me zijn. Waar ik ook kom, ze hebben veel vragen. Er is ook wel achterdocht, maar ik merk dat die verdwijnt als je maar open met mensen praat. Zelfs bij mensen die een heel andere opvatting hebben over mijn geloof en overtuigingen.
Als je je openstelt en mensen praten met je, worden ze net als jezelf. Ze willen een normaal leven leiden, met een familie; ze willen hun economische situatie verbeteren en goede burgers zijn.
Dit soort gesprekken tussen mensen met verschillende achtergronden hebben we nodig. Ook de organisatie, het American Islamic Congress, waarvoor ik werk, herbergt mensen met verschillende achtergronden: moslims, christenen, joden, boeddhisten, hindoes en atheïsten. Het is belangrijk om in openheid over onze verschillen en overeenkomsten te praten. En al doende leren we van elkaar, krijgen we veel informatie. Dat is voor mij de reden om deze gesprekken aan te moedigen.”
Hoe kunnen we in een mondiale wereld iedereen het gevoel geven erbij te horen?
“Acceptatie is belangrijk. Ervaren dat je wordt geaccepteerd in de samenleving, voelen dat je er deel van uitmaakt. Het is onze verantwoordelijkheid om onze kinderen te leren dat het erbij horen begint met het accepteren van anderen. De persoon die uit een andere samenleving komt, met een heel andere achtergrond, moet voelen dat hij welkom is. Tegelijkertijd is het ook de verantwoordelijkheid van de migrant om open te staan voor de ontvangende samenleving en zich daarmee te verbinden. Dat is de manier om vooruit te komen, denk ik. Het is een proces van wederkerigheid.”
En wat moet er gedaan worden aan de angst van mensen in de westerse wereld? Als ik bang ben, dan kan ik me ook niet openstellen voor anderen.
“Zowel het Westen als de moslimgemeenschappen hebben een grote verantwoordelijkheid in het overwinnen van de angst en in het verbeteren van de betrekkingen. We mogen beide op ons eigen terrein werken, maar we kunnen samenwerken, we kunnen met elkaar praten – dat moet de boodschap zijn.
Een paar jaar geleden was ik in een school waar kinderen van ouders met verschillende achtergronden in dezelfde klas zaten. Als ouders zijn we vrienden geworden en wat ons bijeenbracht waren de kinderen. We waren ten slotte allemaal moeders die iets in onze samenleving wilden verbeteren en dus begonnen we elkaar iedere week te ontmoeten om zaken onder handen te nemen.
Ik ben een moslima, maar er was ook een joodse familie, een katholieke, een atheïstische… En we praatten over het opvoeden van onze kinderen, onze overtuigingen, over of we naar de moskee, synagoge, kerk of tempel gingen of juist helemaal niet ons geloof praktiseerden. Ook spraken we over wat we vonden dat onze kinderen moesten weten, opdat ze elkaar zouden kunnen appreciëren. Ooit begonnen in een kleine kinderopvang bestaat deze club nu al meer dan vijftien jaar.”
Geeft dit voorbeeld aan hoe we met diversiteit moeten omgaan?
“Ja, je moet niet willen dat je kinderen alleen maar met ons soort mensen opgroeien. Mensen die er allemaal hetzelfde uitzien, dezelfde taal spreken. Diversiteit is een bron van rijkdom. Ze zorgt voor veel ervaringen, veel informatie, ideeën en gedachten, waardoor mensen niet afgesneden zijn van de rest van de wereld.”
En hoe onderwijs je kinderen in deze diversiteit?
“Door ze met andere kinderen in aanraking te laten komen. Ze hebben allemaal andere achtergronden. Op verjaardagen mogen ze allemaal komen, ze spelen bij elkaar of gaan samen naar de film. Door samen te spelen komen ze nader tot elkaar. Ik moedig mijn kinderen altijd aan om naar religieuze feesten van andere kinderen te gaan, bijvoorbeeld Kerstmis, Chanoeka. Daar leren ze veel van en ze vinden het nog leuk ook. Ik vind het belangrijk dat ze meekrijgen dat er ook kinderen zijn met een ander geloof en andere tradities. Je helpt ze zo de ander te accepteren. De ander is een mens als jij. Dat hij een ander geloof heeft, betekent niet dat hij slecht is. Integendeel, het betekent dat hij bijzonder is op zijn eigen manier, zoals jij bijzonder bent op jouw eigen manier”
Veel mensen zijn bang vanwege de radicale islam. Is dit radicalisme eigen aan de islam?
“Islam en de Koran ontstonden ongeveer veertienhonderd jaar geleden. De islam verbeterde de situatie van mensen in die tijd. De Koran telt heel veel verschillende verzen en is gebaseerd op gebeurtenissen die in die tijd speelden, het is een contextueel boek. Daarom is een herinterpretatie van de Koran nodig in onze moslimgemeenschap, een interpretatie die past bij de tijd waarin we nu leven. Een modernisering van de islam is noodzakelijk.
Ook extremisten interpreteren de Koran op hun eigen radicale manier. Maar ik denk dat de islam noch enkele andere religie het mag accepteren dat mensen vermoord worden uit naam van een God. Dat is crimineel handelen. En als ze zich desondanks moslims noemen, het zij zo, maar het merendeel van de moslimgemeenschap wil geen deel uitmaken van een islam die oproept om mensen te vernietigen. Ik kan dit niet accepteren.”
Staat de moslimgemeenschap open voor zo’n hervorming?
“De moslimgemeenschap is heel divers. Gelovigen hebben verschillende achtergronden, komen uit verschillende landen, behoren tot verschillende etnische groepen. De moslimgemeenschap bestaat niet uit één groep, er zijn moslims die heel open zijn, anderen zijn gesloten, er zijn moslims die gematigd zijn, anderen zijn radicaal. Binnen de moslimgemeenschap vind je moslims in alle soorten en maten. Er zijn er die verandering willen met het oog op een betere toekomst voor hun kinderen. Anderen willen alles bij het oude laten, en niet hervormen of herinterpreteren.”
Is er in dit veranderingsproces ook een speciale rol weggelegd voor de vrouwen in de moslimgemeenschap?
“Zeker. Er is altijd een rol voor de moslimvrouwen in en buiten de gemeenschap. Enerzijds zijn er veel groepen die de rol van vrouwen willen beperken tot de zorg voor de kinderen en het huishouden. Een goede huisvrouw zijn, een goede dochter, meer zou niet mogen en hoeven.
Anderzijds zijn er veel moslimvrouwen die juist een leidersrol vervullen in hun gemeenschap. Niet alleen in Amerika maar ook in de moslimwereld zelf en in Europa, zijn er veel vrouwen die werken en hoogopgeleid zijn. Niettemin zijn er binnen de moslimgemeenschap ook vrouwen die geen rechten hebben, die niet de mogelijkheid hebben om een volwaardig leven te leiden met alle rechten die daarbij horen. In veel moslimlanden kennen vrouwen beperkingen die hun rechten en vrijheid beknotten. En voor hen wil ik mij ook inzetten.”
Wat leert u die vrouwen?
“Ik geef veel lezingen over vrouwenrechten, met name over hoe voor die rechten op te komen. Ik zal je een voorbeeld geven. Een paar jaar geleden leidde ik een conferentie over politieke participatie van vrouwen, leiderschap en economische rechten. Een paar vrouwen die deelnamen waren erg conservatief wat hun geloof betreft en zij betoogden dat de conferentie tot zaken opriep die tegen de islam en hun geloof ingingen.
Ik vroeg hen waar ze op doelden. Ze antwoordden dat de participatie van vrouwen in de politiek niet islamitisch was. Ze wilden de conferentie daarom verder boycotten, tenzij ik eerst zou praten met hun imam, hun religieuze leider. Ik antwoordde dat ik daar graag toe bereid was.
De man kwam en hij zei: ‘U komt uit een religieuze familie, ik ken u. Wat leert u onze vrouwen?’ Ik vertelde hem dat ik twee dingen deed, namelijk hun leren wat hun politieke en economische rechten zijn. Hij antwoordde dat vrouwen in de islam deze zaken niet nodig hadden. Vervolgens maakte ik hem duidelijk dat moslimvrouwen deze rechten natuurlijk wel nodig hebben, omdat ze net zo zijn als andere vrouwen in de wereld.
En toen vroeg ik of hij de discussie wilde voortzetten terwijl die vrouwen erbij waren of dat hij alleen met mij wilde praten. De vrouwen moesten blijven, vond hij. Toen vroeg ik hem wie in de islam zijn voorbeeld was. Dat was natuurlijk de profeet Mohammed. Zou Mohammed deze conferentie niet accepteren en goedkeuren, vroeg ik en hij antwoordde ontkennend. Ik vervolgde met te vragen of hij wist dat de eerste vrouw van Mohammed een zakenvrouw was voor wie hij werkte.
Kent u Aisha, Mohammeds laatste vrouw, vroeg ik vervolgens. En toen hij dit bevestigde vroeg ik of het dan geen politieke participatie was toen zij een leger leidde van Medina naar Mekka. Hij kon het niet ontkennen. Welnu, waar wilt u ons vrouwen dan van weerhouden, vroeg ik hem. Hij moest toegeven dat ik gelijk had.
Het is niet zozeer de islam die vrouwen via teksten klein houdt, maar mensen, meestal mannen, die deze teksten interpreteren vanuit hun eigen culturele achtergrond. Met hun gekleurde interpretatie lezen ze allerlei verzen in de Koran die vrouwenrechten minimaliseren; daarom is het zo belangrijk dat vrouwen zelf de heilige boeken interpreteren.”
Wat zal er veranderen als steeds meer vrouwen actief worden?
“Als vrouwen meer betrokken raken bij de samenleving zal dat grote gevolgen hebben. Een stille revolutie zal zich afspelen op het sociaal-economische en politiek-religieuze terrein en dat zal verbeteringen opleveren voor de positie van vrouwen. Via allerlei projecten stimuleer ik deze betrokkenheid, in Irak en in veel andere landen. Momenteel hebben we projecten lopen in Marokko, Egypte, Irak en Saoedi-Arabië. Dat is ook hard nodig want de zeer conservatieve beweging van de politieke islam, de islamisten, heeft ertoe bijgedragen de vrouwenrechten in veel landen te reduceren. In de jaren zeventig en tachtig hadden vrouwen soms meer rechten dan nu. Deze beweging houdt vrouwen klein en ondermijnt de intelligentie en de rechten van vrouwen. Dat is een historische constante. Maar vergeleken met dertig jaar geleden lijkt het momenteel erger te zijn. Tegelijkertijd zie je nu ook veel vrouwen voor hun rechten strijden. In Irak bijvoorbeeld, maken vrouwen voor minstens 25 procent deel uit van de regering, ook dat is een doorbraak.
Er zijn dus lichtpuntjes. Er is hoop op verandering. Maar vrouwen in de moslimgemeenschappen moeten er wel voor vechten. Het komt ze niet aangewaaid.”
Waar haalt u de inspiratie voor deze hoop vandaan? Is die religieus van aard?
“Inspiratie komt uit verschillende bronnen. Het constateren van verandering is al inspirerend. Maar ook mijn religieuze overtuigingen zorgen ervoor dat ik hard mijn best doe om de ander te bereiken, anderen met een ander geloof en andere achtergronden. En ik merk dat ik veel inspiratie haal uit de poging om de wereld een klein beetje beter te maken, en eraan bij te dragen iets in de levens van mensen ten goede te keren.”
Is hoop te leren?
“Hoop is er. Ik ben altijd optimistisch, zelfs in de moeilijke momenten. Als we allemaal ons deel doen dan zal ons ook het geluk ten deel vallen. Als we willen dat het er is, dan zal het er zijn.
Soms zijn er obstakels, soms zie je het niet meer zitten. Maar als we iets van onszelf kunnen geven en anderen helpen, dan zullen we opgetild worden. Ik ben inderdaad hoopvol gestemd. Ondanks alle stemmen van haat, die er ook zijn. Toch denk ik dat vroeg of laat mensen zich zullen realiseren dat ze niet geassocieerd willen worden met die stemmen. Ze willen een gewoon leven leiden. Uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde, hoe verschillend onze achtergrond ook is: stabiliteit, veiligheid, een goed en normaal leven met onze familie en onze kinderen. En waarom doen we dat niet met elkaar? Een simpele remedie, maar zeer ingewikkeld in de alledaagse praktijk.”
Dit interview is een bewerking van het gesprek in: ‘Grote Denkers over de toekomst’, Wilberry Jakobs en Ida Overdijk, Lemniscaat 2011.
Mooi, deze vrouw is een voorbeeld voor alle moslima’s.
Wellicht denken maar weinig moslims zoals deze mevrouw. Zij is echt een uitzondering.
Wat een prachtig, hoopvol gesprek. Het heeft mij bemoedigd in mijn denken en zijn.
Wat is precies de betekenis van die steunbetuiging van die vrouwelijke collegae van Zainab? Waarin werd Zainab gesteund, wie of wat werd er gesteund, waarom na 9/11?
Ref.: ‘De dag na 9/11 droegen al haar vrouwelijke collegae op de universiteit van Yale een hoofddoek. Een steunbetuiging die Zainab Al-Suwaij diep ontroerde.’
@ Carla;
Na de aanslag op o.a. het WTC in NY op 9/11, werden moslims aangekeken op wat de daders van deze aanslag, ook moslims, hadden gedaan.
Ik meen dat deze vrouwelijke collegae allen een hoofddoek hebben gedragen om een statement te maken. Te weten; “niet iedereen met een hoofddoek is een terrorist”
@ reactie dennis dd 05.06.13.48u
‘De dag na 9/11 droegen al haar vrouwelijke collegae op de universiteit van Yale een hoofddoek.’
‘De dag na 9/11’, schrijft Zainab. Was dat niet een beetje te vroeg om je al met een hoofddoek te tooien? Waren collegiale rouwbanden met de slachtoffers van 9/11 sympathiserend niet logischer en passender geweest?
Ik vind dat een vreemd verhaal van Zainab. Als het waar is wat ze schtijft, had ze tegen haar collega’s moeten zeggen dat ze niet zo gek moesten doen.